13 12 centage omhoog plus enkele afrondingen. Dan ver schijnen die nieuwe tarieven, die een jaar later be staande tarieven worden, mooi in het kolommetje en dan zitten wij weer te rekenen en dan kom je weer op 14, 15% omdat wij steeds weer afronden (altijd naar boven en nooit naar onderen). Op deze manier gaan wij r.atuuriijk versnelder door met de verhogin gen dan blijkt uit uw voorstel. Er wordt zeker geen bepaald percentage aangehouden. Ik vind dit wel een argument om de tarieven maar eens naar beneden toe af te ronden (een stuiver, want daar draait het meest al om). De heer Pronk: Er wordt op aangedrongen aan te geven waar die afwijkingen in de afrondingen zitten, ik zal ze maar even voorlezen. Allereerst het hoofdveld van Cambuur. Daar staat: 5% van de bruto-recette met een minimum van f75, dat wordt f 85,een prijsverhoging van 13,3 Als ik een verhoging van 11% toepas dan kom ik op f 82,50. Het college rondt dat af tot f 85,een ge makkelijke afronding. Voor de amateurverenigingen gaat het tarief van f65,— naar f75,een verhoging van 15,4%. Bij toe passing van 11% kom ik op f72,15; het college komt op f75,Hetzelfde geldt voor de overige sportvelden: 5 van de bruto-recette met een minimum van f 65, - wordt een minimum van f 75,en ook voor de ove rige gebruikers wordt het tarief van f 65,op f 75,— gebracht, een verhoging met 15,4%, terwijl bij toepas- sing van 11% f 72,15 uit de bus komt; ik dacht dat f72,50 ook een prijs zou kunnen zijn. (De heer Welde (weth.)Wilt u ook de voorbeelden van afrondingen naar beneden noemen?) Dat wil ik wel doen, maar het gaat om de uitschieters. (De hear Klomp: Mei ik even ynterrumpearje Forline jier Is it taryf fan f 70,op f75,brocht; doe kamen wy lang net oan 10% ta.) Ik zou nu even het overdekte zwembad willen ne men. Voor personen t.e.m. 15 jaar en houders van een paspoort 65+ is de prijsverhoging 16,6% voor één bad, van f 1,50 naar fl,75. Bij toepassing van 11% kom ik uit op f 1,67van mij mag je dat dan op fl,70 afron den. Dan een aardig voorbeeld. Een 10-badenkaart voor dezelfde categorie gaat 18,6% omhoog, van f 13,50 naar f 16,Als ik het uitreken met 11 dan kom ik precies op f 14,99. Ik dacht: Prachtig, dat wordt f 15,Maar nee, het wordt f 16,T.a.v. de les- kaarten kan ik het niet goed bekijken. De kuipbaden gaan omhoog met 16,7%. Ik dacht dat ik er zo in de gauwigheid wel een paar voorbeelden uitgevist had. De Voorzitter: Ik stel voor dat weth. Ten Brug eerst nog enkele algemene facetten aan de orde stelt m.b.t. onze financieringsmoeilijkheden voor 1975 en 1976, want dat is hier en daar echt wel een tikkeltje doorelkaar gehaald. Daarna zal weth. Weide stellig nog in willen gaan op een aantal punten die betrek king hebben op de tarieven als zodanig. De heer Ten Brug (weth.): Ik heb i.v.m. mijn ver haal over de aanwijzingen van de minister m.b.t. de aanvullende uitkering dat percentage van 10 a 11% genoemd en toen een bedrag genoemd dat ook in de aanbiedingsbrief bij de begroting 1975 staat, n.l. f 155.000,De heer Knol heeft daar ook over ge sproken en heeft daarbij een bedrag genoemd van f 230.000,Er zijn hier inderdaad twee dingen die niet helemaal gelijk zijn. De voorwaarde voor de aan vullende bijdrage is 10 5 11%; wij moeten dus min stens f 155.000,meer uit de tarieven voor het gebruik van sport- en recreatie-accommodaties halen in 1975. Aannemende dat ons beleidsplan aanvaard wordt, zijn wij in 1976 vrij. Wij kunnen in 1976 dus op een lager bedrag gaan zitten; wij kunnen ook met verhogingen komen maar dan lager dan de kostenstijging, b.v. 5% i.v.m. allerlei sociale overwegingen. Het andere bedrag dat hierbij een rol speelt is het bedrag uit onze be leidsnota. Op dit moment staat het college er ook ach ter dat wij meer dan dat minimum van f 155.000,' zouden moeten hebben om via 1975 tot een sluitende begroting 1976 te kunnen komen. Daar heeft de heer Knol een aantal opmerkingen over gemaakt; die waren ook al gemaakt in de Financiële Commissie. De juiste plaats voor een discussie hierover is natuurlijk in prin cipe de behandeling van het beleidsplan. Ik geef echter toe dat de zaken op dit moment doorelkaar lopen. Voor de duidelijkheid zou ik willen zeggen dat wij die f 155.000,moeten hebben om aan de voorwaarde van de minister te voldoen, maar dat wij, voor zover wij het nu kunnen bekijken, die f230.000,moeten heb ben om via 1975 in 1976 tot een sluitende begroting te kunnen komen. Daarover moet geen misverstand zijn. De Voorzitter: Bij de bespreking van het beleids plan kan ingecalculeerd worden wat de heer Knol heeft gezegd over een ander afschrijvingsbeleid t.a.v. het Groene Sterplan e.d. Maar daarbij moeten wij dan 1975 even buiten beschouwing laten. Ik zie de heer Knol knikken, die is het daar dus helemaal mee eens. (De heer Knol: Het verschil tussen die f155,.000,en die f230.000,-is nu wel aan de orde; dat is een stukje beleidsnota.) Ja, dat is terecht. (De heer Ten Brug (weth.)En dat is niet een voorwaarde van de mi nister op dit moment.) Nee, dat is wat wij voorstellen nu al in 1975 te doen om in 1976 uit te komen. Dat is heel duidelijk. De heer Weide (weth.)Wij zijn nu natuurlijk al in belangrijke mate vooruit gelopen op de discussie over de beleidsnota. Dat komt voornamelijk omdat de heer Knol heeft gezegd dat hij het niet eens is met ons standpunt dat er in de begroting van de Dienst voor Sport en Recreatie weinig elastiek zit. Ik dacht dat wij in de beleidsnota vrij uitvoerig waren ingegaan op een aantal veranderingen en bezuinigingen m.b.t. het beheer en onderhoud van een aantal onderdelen van die dienst. Maar daar hoef ik op dit moment niet nader op in te gaan. De heer Knol heeft m.i. niet goed naar mij geluis terd. Ik heb gezegd dat kinderen die in Leeuwarden naar het zwembad gaan dat betreft dan de open- luchtbaden onbeperkt van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds gebruik kunnen maken van het zwem bad. In andere zwembaden moeten de kinderen er bij voorbeeld om 12 uur uit en kunnen er na half 2 weer in. Over de botenverhuur de heren Knol en Schaaf- sma spraken daar over - hebben wij niet alleen in de beleidsnota maar ook al in een eerder stadium gespro ken. Het college staat op het standpunt dat de boten- verhuurinrichting afgestoten moet worden. Wij ver wachten straks bij de behandeling van de beleidsnota daarover een uitspraak van de raad; dan zal blijken of de raad het standpunt van het college deelt. Wanneer wij de motie van de heer Knol zouden over nemen het is duidelijk dat het college daar niet voor voelt dan zou dat betekenen dat wij een extra gat in de beleidsnota krijgen, want dan zouden wij niet voor 1 mei de nieuwe tarieven kunnen laten ingaan en zouden het eerste kwartaal nog de oude tarieven gel den. Dat heeft zeer zeker consequenties m.b.t. de Over dekte, de sporthallen, de sportvelden e.d. Over de kapitaallasten van het Groene Sterplan de heer Miedema sprak daar nog over zou ik willen zeggen dat het daar op dit moment niet om gaat. De heer Miedema heeft terecht opgemerkt dat de grootste post wordt gevormd door het onderhoud. In de inves teringen is door het ministerie voor 75% gesubsidi eerd. In dat kader mogen wij voor de terreinen voor openluchtrecreatie in het Groene Sterplan geen tarie ven heffen; alleen het zwembad, de midgetgolfbaan, de camping e.d. zijn buiten het Groene Sterplan gelaten en vallen dus onder de tarieven, eventueel onder de vergoedingsregeling. De heer De Greef heeft gesproken over de noodkreet van de georganiseerde sport. De voorzitter heeft bij interruptie al duidelijk gesteld dat dat niets te maken heeft met de tarieven; die noodkreet betreft n.l. de vergoedingsregeling, waarvan zo'n 14.000 sportbeoefe naars in Leeuwarden gebruik maken. Zij maken ge bruik van de sportaccommodaties tegen de kosten van gas, water en elektriciteit. De tarieven die wij nu be spreken staan daar buiten. Dat de ongeorganiseerde sport achtergesteld is t.o.v. de georganiseerde sport is ook een conclusie waartoe het college is gekomen. Als de heer De Greef de be leidsnota goed heeft gelezen dan heeft hij gezien dat het college bij de gewijzigde vergoedingsregeling ook de ongeorganiseerde sport heeft betrokken. De heer Ten Hoeve en de heer Pronk hebben gespro ken over de verhogingen die meer dan 11% bedragen. De heer Pronk heeft een aantal cijfers genoemd; hij heeft alleen de uitschieters naar boven genoemd. Er zijn inderdaad een aantal verhogingen die meer dan 11% bedragen, maar 1% meer kan 1 cent maar ook 1 gulden betekenen. Deze kwestie is vrij uitvoerig be sproken in de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie. Ik meen mij te herinneren dat de heer Pronk toen wel aanwezig was, maar dat hij toen niet heeft gezegd wat hij nu gezegd heeft. Al eerder is in die commissie besproken dat wij ook i.v.m. de wijze van inning toch wel tot afgeronde bedragen moeten komen en dat wij niet teveel met te kleine bedragen moeten werken, omdat dan op een bepaald moment het lak duurder wordt dan de brief. Ik dacht dat ik zo op voldoende wijze op de aan mij gestelde vragen ben ingegaan. De Voorzitter: Uit de reacties uit de raad meen ik op te moeten maken dat niet iedereen het met dat laatste eens is. Ik zou allereerst willen vragen of de heer Knol na deze beantwoording al dan niet behoefte heeft zijn motie in te dienen. De heer Knol: Ik heb daar zeker behoefte aan, want er is duidelijk gebleken dat in de begroting voor 1975 wordt uitgegaan van f 155.000,en dat wij nu op f 230.000,komen. Dat is duidelijk een kwestie die betrekking heeft op de beleidsnota. Wij vinden dat er nog te weinig zicht op is dat dat inderdaad moet; wij kunnen nu niet bepalen of het niet op een andere wijze kan. Op grond daarvan menen wij dat de motie, die mede-ondertekend is door de heer Hoekstra, kan worden ingediend. De heer Weide (weth.): Mag ik daar even op in gaan? De motie m.b.t. de bedragen van f155.000,en f230.000,is overbodig, omdat een belangrijk deel van het verschil in de openluchtbaden zit. Die baden gaan niet eerder open dan eind april. De heer Knol: Dan hebt u m.i. aan die motie geen enkele pijn. De Voorzitter: Ik zal de motie van de heren Knol en Hoekstra even voorlezen. Die luidt: „De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 januari 1975, besluit in afwachting van nadere gegevens het raadsvoorstel betreffende de ta rieven voor het gebruik van gemeentelijke sport- en recreatie-accommodaties hedenavond niet te behan delen." De motivering van dé indieners is ik zeg dit even voor de goede orde dat het college op dit moment slechts had behoeven te komen met een verhoging van f155.000,voor 1975. Dan was voldaan aan de voor schriften van het ministerie. De indieners willen in het kader van de beleidsnota voor 1976 een aantal andere facetten aan de orde stellen, o.a. de vragen die in de Financiële Commissie al aan de orde zijn ge weest. Dit is de achtergrond van de motie als ik het goed heb begrepen. (De heer Knol: Ja.) Wij kunnen nu de discussie over deze motie openen, maar wij kunnen ook even schorsen zodat het college zich even kan beraden wat zijn houding moet zijn. Misschien heeft de raad ook behoefte aan enig over leg. Het zal niet lang duren. Ik verzoek u de zaal niet te verlaten. De Voorzitter schorst, om 22.15 uur, de vergadering. De Voorzitter heropent, om 22.35 uur, de vergade ring. De Voorzitter: Tot mijn grote spijt heeft het in terne beraad in het college over de motie die de heren Knol en Hoekstra hebben ingediend wat langer tijd gevraagd dan ik vermoedde toen ik de vergadering schorste. Wij zijn er intussen uitgekomen en wel in de volgen de zin. Het college is unaniem van mening dat wij voor 1975 een zodanige tariefverhoging, ook voor het gebruik van de sport- en recreatie-accommodaties, moeten realiseren dat wordt voldaan aan de voor schriften die wij van de staatssecretaris hebben ge kregen i.v.m. de artikel 12-situatie. Wij hebben ove rigens ook geen keus, u noch wij, want als wij dat voorschrift in de wind zouden slaan zouden wij geen aanvullende bijdrage krijgen; dat staat keihard vast. Er is enig meningsverschil over de vraag wat dat minimum bedrag moet zijn. Aan de ene kant vindt u in de begroting 1975 die u enkele maanden geleden, overigens zonder discussie, hebt vastgesteld een be drag van f 155.000,— dat als minimum verhoging ge realiseerd zou moeten worden om aan het voorschrift van de staatssecretaris te voldoen. Ik moet daarbij wel opmerken dat deze begroting al is opgesteld in het voorjaar van 1974. Er is een mening dat het bedrag dat nu is voorgesteld niet verder gaat dan het mini mum dat zou voortvloeien uit het voorschrift van de staatssecretaris. Maar daarover is aarzeling, daarover gaat ook het meningsverschil. Het college stelt nu voor vandaag geen beslissing te nemen over deze verordening. Wij zullen een cijfer opstelling maken waaruit blijkt wat het exacte mini mum werkelijk is op basis van de thans bekende ge gevens. Daarmee komen wij in de volgende raad. Dat betreft de kwestie 1975; de kwestie 1976 is hierbij buiten discussie want die komt bij de beleidsnota wel aan de orde. Het college neemt de motie als zodanig over; het punt is voor vandaag afgehandeld en wij ko men er over 3 weken op terug. Punt 8 (bijlage no. 7). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 10). De heer De Greefu stelt voor om voor de nog lopende geldleningen de verplichting tot aflossing in eens te laten vervallen en de desbetreffende financie ringsmiddelen ter beschikking van de stichting te la ten onder toepassing van de tot nu toe geldende rente- en aflossingsverplichtingen. Ik heb hierover een paar informatieve vragen gezien onze huidige financiële po sitie en de bijzonder lage rentevoet. In de eerste plaats de vraag of deze gelden onder handhaving van de huidige rente- en aflossingscondities ook voor andere doeleinden kunnen worden aangewend, zoals b.v. so ciale woningbouw, renovatie, restauratie van b.v. de Synagoge die bijna is vervallen of verbouw van Sinne- ljocht. In de tweede plaats de vraag of de geldlening, zoals wordt gesuggereerd, inderdaad wordt aangewend voor de bouw van bedrijfsgebouwen waarin zich ar beidsintensieve ondernemingen vestigen. M.a.w.: Wordt er ook rekening gehouden met die sectoren waarin op dit moment een hoog werkloosheidspercen tage bestaat? Dan mijn derde vraag. Deelt de ge meente als geldlener bij verkoop van een bedrijfsge bouw in de eventuele meeropbrengsten? Mijn vierde vraag is of er, zoals bij verstrekte leningen aan wo ningbouwcorporaties, in dit geval ook sprake is van een rentenadeel als gevolg van het verschil tussen de schuldrestanten van de opgenomen lening en die van de verstrekte lening. De heer Eijgelaar (weth.): Ik kan n.a.v. de vragen van de heer De Greef zeggen dat het inderdaad de bedoeling is de gelden die er eventueel tussen zouden zitten ik zeg met nadruk eventueel, want het col lege zal nader bekijken of en in welk kader het nodig ls dat deze gelden voor de stichting beschikbaar blij ven of anderszins gebruikt worden worden aange wend om de werkloosheid in het algemeen te be strijden. Het college krijgt de gelegenheid de gelden die vrijkomen als dat nodig is aan de stichting te laten of anders door de stichting te laten gebruiken voor de werkloosheidsbestrijding. De heer De Greef: Ik wil graag weten of die gel den voor meerdere doeleinden dan alleen maar voor de bouw van bedrijfspanden kunnen worden aange wend.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 7