26 Punt 21 (bijlage no. 29). De heer Knol: In december hebben wij in deze raad de tarieven vastgesteld die horen bij de nieuw in te voeren onroerend-goedbelasting. Die tarieven zijn toen vastgesteld op basis van de totale waarde van de onroerende goederen in de gemeente 1,4 miljard en daar werd toen bij gezegd dat de definitieve waar de wel niet zoveel zal afwijken van deze 1,4 miljard. Zien wij nu deze nieuwe raadsbrief dan blijkt dat er plotseling 200 miljoen meer aan onroerende goederen in deze gemeente zijn en dat heeft tot gevolg dat de tarieven wat naar beneden kunnen, n.l. van f 6,50 naar f 5,75 en van f 14,naar f 12,30. Dit roept bij onze fractie een vraagpunt op en wel dit. De economische waarde is dus nu vastgesteld door een aantal beëdigde makelaars uit de stad; de gegevens worden op het stadhuis opgeslagen en aan de hand daarvan worden de aanslagen geregeld. Nu is het in de fiscale sfeer altijd te doen gebruikelijk dat de mo gelijkheid aanwezig is om een bezwaarschrift tegen een opgelegde aanslag te kunnen indienen. Dat bezwaar schrift gaat in dit geval via b. en w.; er is beroep mo gelijk bij de belastingkamer van het Gerechtshof. Maar wil een bezwaarschrift enige zin hebben dan moet ook de mogelijkheid aanwezig zijn voor de rappellant te kunnen nagaan of de aanslag waar hij eventueel be zwaar tegen wil aantekenen ook vergelijkbaar is met andere objecten; ik denk b.v. aan het huis van zijn buurman, voor welke waarde is dat in de papieren op genomen. Wij zouden er dus voor willen pleiten dat de gegevens die zijn verzameld door de makelaars min of meer openbaar worden, zodat de mogelijkheden voor iemand die bezwaar wil aantekenen tegen een aanslag duidelijk verbeterd worden. Ik kan mij nauwelijks voor stellen op grond van welke argumenten iemand op dit moment een bezwaarschrift kan indienen. Het kan daarbij hoogstens gaan om de vaststelling van de economische waarde van het pand waarop de aanslag betrekking heeft. Die economische waarde is vastge steld door een beëdigde makelaar en bij b. en w. en bij de rechtbank zal hij dus geen schijn van kans heb ben als die makelaar vasthoudt aan zijn eerste opname. Hij heeft wel een kans als hij kan aantonen dat een naastgelegen pand duidelijk lager is gewaardeerd. De heer Ten Brug (weth.): Het eerste gedeelte van de opmerkingen van de heer Knol gaat duidelijk over de wijziging van de tarieven. Het tweede gedeelte heeft, dacht ik, m.n. betrekking op de verordening die wij reeds vastgesteld hebben. Niettemin dacht ik dat het toch wel goed was dat ik ook daar een antwoord op geef. De heer Knol heeft kort weergegeven hoe de zaken liggen. Wij hebben in het laatst van 1974 deze zaak in de raad aan de orde gehad en wij hebben toen voor lopige tarieven vastgesteld. Ik heb toen al gezegd dat de hoogte van de tarieven en die van de totale schat ting verband met elkaar houden. Is de schatting hoger dan zullen de tarieven lager kunnen zijn, dit i.v.m. het feit dat wij ons begeven op de grens voor de artikel 12-gemeenten. Ik schatte toen op grond van de binnen gekomen gegevens dat het verschil tussen de voorlopi ge tarieven en de definitieve tarieven hoogstens enkele dubbeltjes zou zijn, maar de inflatie heeft toch ook hier wel gewerkt; het verschil blijkt duidelijk groter te zijn. Nu is het wel duidelijk dat is in december ook aan de orde geweest en ik heb begrepen dat de heer Knol daar nu op door redeneert dat dit nieuwe ta rief op zichzelf niet met zich mee brengt dat de aan- geslagenen in totaliteit het kan individueel wel wat verschillen minder gaan betalen. Zo komt de heer Knol m.i. tot de relativiteit van de schattingen die er inderdaad is. Je kunt je afvragen hoe je aan de weet moet komen of je huis goed geschat is. Je kunt het zelf hoger of lager waardoren, maar dat maakt niets uit. Het gaat er om hoe de schatting van je pand ligt t.o.v. die van andere panden. Nu zegt de heer Knol dat die gegevens in feite openbaar zouden moeten zijn om goed te kunnen vergelijken. Ik moet zeggen dat er voor die totale openbaarheid een wettelijke belemme ring is. Artikel 67 van de Algemene wet inzake rijks belastingen regelt de geheimhouding inzake het ver strekken van inlichtingen over belastinggegevens. Voor dat opgemerkt wordt dat dit geen rijksbelasting is moet ik er bij zeggen dat bij wijziging van de Gemeen tewet van 24 december 1970 deze rijkswet ook voor de gemeenten van toepassing is verklaard. In artikel 67 staat dan: „dat het een ieder verboden is hetgeen hem in enige werkzaamheden bij de uitvoering van de Be lastingwet of in verband daarmee nopens de personen of de zaken van een ander blijkt of meegedeeld wordt verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoe ring van de Belastingwet of voor de heffing of de in vordering van enige rijksbelasting." Hiermee wordt de privacy heel sterk beschermd. In lid 2 staat dan: „On ze minister kan ontheffing verlenen van het in het le lid vervatte verbod." Dat betekent natuurlijk bij toepas sing op de gemeentelijke verordening dat de raad in dat geval ontheffing zou kunnen verlenen van het in het le lid vervatte verbod. Het is een bekend gegeven in vele wetten dat eerst iets voor de totaliteit bepaald wordt en dat later voor bepaalde dingen uitzonderingen wor den bepaald. Maar het is wel duidelijk dat die onthef fing nooit zover kan gaan dat in feite het verbod dat in het le lid staat totaal ontkracht wordt. De minister heeft ook uitvoering gegeven aan de hem gegeven mo gelijkheid en het komt er in feite op neer dat het ver strekken van inlichtingen door de Rijksbelastingdienst eventueel ook weer op de gemeente van overeenkom stige toepassing zich beperkt tot het geven van be paalde inlichtingen aan overheidsinstellingen voor met name genoemde doelen. Daarbij wordt dan onder meer genoemd het geval dat een gemeente overgaat tot ont eigening en daarbij gegevens nodig heeft inzake het inkomen en vermogen van betrokkenen. Het gaat hier bij dus wel om zeer speciale gevallen. Dat betekent dat het in het algemeen niet mogelijk is de burger inzage te geven in gegevens over het huis van zijn buurman. Je kunt niet zeggen: Nu wil ik wel eens we ten hoe het huis van Jansen geschat is en dat van Pietersen. Dat soort vragen' zijn er nu al geweest bij de secretarie, maar dan om andere redenen. Het is voorgekomen dat eventuele kopers van bepaalde pan den, voordat zij in overieg traden over de koopsom, graag wilden weten waar de betreffende panden op geschat waren voor de onroerend-goedbelasting om op grond van dat bedrag onderhandelingen aan te gaan. Die inlichtingen zijn niet verstrekt. Zo kom je dan bij de vraag: Hoe kan je weten of je huis goed geschat is en wanneer moet je in feite een bezwaarschrift indie nen? Ik dacht dat de regels soepel toegepast zouden moeten worden. Wanneer men vraagt hoe het zit met overeenkomstige panden dan kan je daar heel globaal inlichtingen over geven. Je zou dan niet moeten spre ken over pand A en pand B, maar moeten zeggen: In die en die straat liggen de schattingen tussen dat en dat bedrag. Dat is m.i. de enige manier om de burgers zo ver mogelijk tegemoet te komen en ons nog te be geven binnen het kader van de wettelijke bepalingen. Wij zullen daar uiteraard nog enige ervaring bij op moeten doen. Wij zullen iedereen een brief sturen over deze nieuwe belasting en iedereen kan nadere inlich tingen viagen. Het is de bedoeling dat wij dit soort vragen op de door mij aangegeven wijze zullen beant woorden. Wij moeten daarbij uiteraard wel blijven bin nen het algemeen wettelijk kader waaraan de gemeen te gebonden is. De heer Knol: Ik dank de wethouder voor het uit voerige antwoord dat hij gegeven heeft. Hij schudt de wetsartikelen uit zijn mouw alsof het pepernoten zijn. Ik dacht echter dat er toch wel een wezenlijk verschil is tussen de onroerend-goedbelasting en b.v. de inkom stenbelasting of de vermogensbelasting waar die be scherming duidelijk op slaat. Vermogensbelasting en inkomstenbelasting houden verband met harde cijfers; die staan op een loonlijst e.d. Maar hier gaat het om een vaststelling op grond van een subjectieve waar neming van een makelaar en die kan je aanvechten. De een denkt er anders over dan de ander. Men zegt op de vraag wat een huis waard is wel: Wat een gek er voor geeft. En dat is niet de waarde in het econo misch verkeer. Ik dacht dus dat er een duidelijk ver schil was tussen de belastingen die verband houden met harde gegevens en deze onroerend-goedbelasting die gebaseerd wordt op een subjectieve waarneming van een makelaar. De heer Schaafsma: Ik wil hier graag even op in haken. Ik dacht dat dit aspect bepaald niet nieuw was. Wij kennen dit aspect ook al lang uit de personele be lastingsfeer. Ik dacht dat, als ik de lijst zo eens bekijk, de huizen vrij redelijk geschat zijn als ik denk aan de verkoopwaarde. Het is om twee redenen vrij moeilijk te protesteren tegen de schatting. In de eerste plaats is het zo dat de schatting hoogst waarschijnlijk ligt be neden de verkoopwaarde die je zelf t.a.v. je huis in het hoofd hebt. In de tweede plaats is het bij deze schatting, dacht ik, net zo als bij de personele belas ting dat je niet tot belastingverlaging kunt komen door te komen met een vergelijking van de schattin gen van jouw eigendom en dat van je buurman; je moet de schatting zelf aanvechten en niet komen met een vergelijking met nadere schattingen. De heer Ten Brug (weth.): Ik wil het mij niet ge makkelijk maken, maar ik geloof dat beide sprekers wel enigszins gelijk hebben. Er zit inderdaad een stuk bescherming van de privacy in op grond van de wet. Ik geloof dat de heer Knol gelijk heeft dat het bij deze belasting wel wat anders ligt dan bij de andere door hem genoemde belastingen omdat hierin een stuk re lativiteit zit. Maar ik moet er wel op wijzen dat dat onderscheid in de toepassing van de rijkswet voor de gemeenten niet wordt gemaakt. Daarom is het erg be langrijk op welke wijze de schattingen gedaan worden. Ik dacht dat Leeuwarden daar een goede methode voor gevonden heeft. Er zijn ik heb dat al eerder ver teld een aantal makelaars twee aan twee op stap geweest en die hebben de schattingen in de hele stad verricht, uiteraard in verschillende wijken. Die schat tingen zijn weer door twee anderen gecoördineerd m.n. om te proberen die zaak op een gelijk niveau te krijgen omdat dat hierbij nogal een grote rol speelt. U hebt dat ook gezien, want dat is één van de redenen dat wij nu tot een hogere totaalwaarde komen. Er is ach teraf geconstateerd dat bij de eerste schatting toch een andere maatstaf is aangelegd dan bij de tweede. De bedoeling van deze wijze van schatten is toch wel om zoveel mogelijk de objectiviteit er in te brengen. Nog maals, die wet ligt er, maar ik geloof dat bij een ze kere soepele toepassing van de zijde van het bureau Belastingen hier wel wat aan te doen is zonder want dat mag in elk geval niet de privacy van der den te schaden. De Voorzitter: In veel gevallen zal het mogelijk zijn zelf je buurman te vragen op welke waarde zijn pand geschat is. (De heer Knol: Dat wil iedereen niet ver tellen.) Er zijn wel buren die het best voor elkaar wil len weten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 22 en 23 (bijlagen nos. 47 en 46). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. De Voorzitter: Wij zijn hiermee gekomen aan het einde van deze vergadering. Ik dank u voor uw mede werking. Ik zou de leden van de Commissie van Rapporteurs dat zijn de heren De Beer, Buising, Klomp, Singel- sma en Van der Wal willen vragen of zij zo vrien delijk willen zijn zich even naar de Vertrekkamer te begeven. De Voorzitter sluit, om 20.45 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 14