2 dat zult doen, maar ik wil toch de gelegenheid aan grijpen om u te vragen of er misschien toch niet iets zou kunnen zijn, een toezegging m.b.t. een bepaald ge bouw dat u zou kunnen aanbieden. Anders zou u mis schien kunnen aangeven of er wat betreft de huisves ting van deze akademie enig licht gloort, zodat men gemotiveerd en met wat vertrouwen de toekomst tege moet kan gaan. De heer De Greef: Ik zou de woorden van de heer De Pree graag willen ondersteunen. Ik zou verder graag willen weten wat het college onder het begrip „afdoening" verstaat en of u kunt garanderen dat de A.V.E.K. in september 1975 inderdaad in een nieuwe huisvesting kan starten, ook al betwijfelen de betrok kenen dat. Ik zou, naast de genoemde gebouwen Droe- vendal en Margaretha de Heerschool, de suggestie wil len doen dat misschien de tweede verdieping van het leegkomende G.S.D.-gebouw aan het Schoenmakersperk een mogelijkheid is voor huisvesting van deze akade mie. Mevr. Visser-van den Bos: Teneinde te vermijden dat men zou denken dat wij niet geïnteresseerd zijn in het bestaan van deze school voor expressie door woord en gebaar, wil ik even verklaren dat wij het volste vertrouwen hebben dat de wethouder van Onder wijs, die de vorige keer geholpen heeft bij het van de grond krijgen van deze school, nu wel zal zorgen dat die school in september verder kan gaan. Natuurlijk zijn wij ook geïnteresseerd te horen in welke richting zijn plannen gaan. De heer Ten Brug (weth.)Ik wil aansluiten bij de opmerking van mevr. Visser. Deze school is inderdaad voor het gemeentebestuur een onderwerp van bijzon dere zorg, zoals het in de Grondwet staat; dat is, dacht ik, wel duidelijk. Het gemeentebestuur heeft nogal wat bemoeienissen gehad met het naar Leeuwarden krijgen van deze school. Wij moeten de zaak wel duidelijk stel len, dit is geen gemeenteschool, het is in de zin der wet een bijzondere school. Ook in andere zin is het een bijzondere school en daar zijn wij alleen maar blij om. De eerste verantwoordelijkheid voor de huisvesting van deze school ligt uiteraard bij het bestuur. Ik weet ook dat dit bestuur van alles doet om oplossingen te vinden en dat dit niet gemakkelijk is. Het bestuur weet dat het gemeentebestuur ook mee zoekt en pro beert een oplossing te vinden. Men wil echter graag en dat begrijp ik ook wel vandaag weten waar het op uit draait. Dat is telkenjare een van de grote pro blemen. Het is echter zo dat dat omstreeks deze tijd nog niet te zeggen is. Wij moeten een aantal maanden verder zijn om precies te kunnen zeggen hoe de situa tie in Leeuwarden, wat betreft de leegkomende loka len, de leegkomende gebouwen, de behoefte van allerlei scholen waaronder deze, in elkaar te passen is. Dat is ieder jaar weer een race tegen de klok. Tot nu toe is het ook ieder jaar, soms tegen onze eigen verwachting in, meegevallen en hebben wij een ieder aan onderdak kun nen helpen. Ik wil er wel bij zeggen dat zich bij deze school nog een extra moeilijkheid voordoet. Deze school is, als ik het zo zeggen mag, een wilde loot van de Akademie van Woord en Gebaar in Utrecht die inder tijd vanuit Utrecht een aanvraag ingediend had in Leeuwarden een tweede vestiging te mogen beginnen. Dat leek zich aanvankelijk vrij gunstig te ontwikkelen. De school heeft al een keer op het scholenplan van de minister geprijkt; dat was twee jaar geleden. Om vrij onverklaarbare redenen stond deze school niet op het definitieve plan dat in oktober van dat jaar werd ge publiceerd. Inmiddels was in Leeuwarden, om de tijd te overbruggen, de A.V.E.K. gestart, de Akademie voor Expressie; dat was een coöperatieve opzet, echter zon der enige erkenning. Ik heb alle waardering voor de docenten; zij doen het vrijwel gratis. Er komt geen enkel subsidie binnen. Wij konden hen toen helpen aan het gebouw van het Kadaster. Een aantal docenten is ook verbonden aan het Kreativiteitscentrum en wij konden de zaak wat in elkaar schuiven. Dat kan na 1 september niet meer. Wij zoeken om een oplossing, maar deze school kan niets betalen en daardoor is het een extra moeilijke klant. Er worden in de brief wel een paar gebouwen genoemd; die namen zijn er ook niet zonder de besprekingen die met ons gevoerd zijn gekomen. Een oplossing zou kunnen worden gevonden dat vond het bestuur aanvankelijk ook wel plezierig door de Akademie voor beeldend kunstonderwijs van Droevendal te verplaatsen naar de Keizersgrachtschool en de voormalige Leerschool en de A.V.Ej.K, in het ont ruimde gebouw aan Droevendal onder te brengen. Dat blijkt echter op bezwaren te stuiten, want met de ver plaatsing van Droevendal naar de Leerschool zijn nogal wat kosten gemoeid. Wij kunnen dat met het ministerie tot nu toe moeilijk rond krijgen, omdat de huisvesting van een school in de voormalige Leerschool bezwaar lijk als definitief kan worden omschreven. Ik heb de indruk dat het een lapmiddel is voor hoogstens vijf jaar; anders zouden aan deze school veel kosten moe ten worden besteed. Ook is bekeken of het G.S.D.-ge bouw een oplossing zou kunnen bieden. Wij zoeken naar alle kanten. Ik kan er echter op dit moment nog niets anders van zeggen dan dat wij proberen deze school te helpen. Dat hoeft voor de raad niet voldoende te zijn, maar van mijn kant kan er niet meer over worden gezegd. Het bestuur weet dat ook wel. Ik be grijp de brief wel; men wil graag meer weten. Maar het is mij op dit moment onmogelijk, want ik weet nog niet hoe wij de kaart in elkaar moeten passen. Wij zijn hier mee bezig. Voorts kan ik zeggen dat ik bezig ben opnieuw relaties te leggen met staatssecre taris Veerman om te bekijken of deze school niet de normale erkenning kan krijgen. Dan zouden de pro blemen voor een belangrijk deel opgelost zijn en zou een normalere huisvesting kunnen worden gevonden. De brief wordt in handen van b. en w. gesteld ter afdoening. Funten 3 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 41, 48, 35, 32, 33, 37, 36 en 42). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Fuut 9a (bijlage no. 49). De heer Ten Hoeve: Ik wil beginnen met een opmer king van algemene aard. Die betreft niet alleen punt 9a maar ook de punten 3a en 11a. Die voorstellen heb ben wij van u toegezonden gekregen op vrijdag j.l. dat is laat, wij vinden dat te laat. Het fractie-overleg was op donderdag en het was voor ons onmogelijk om er over te spreken. Wij vinden dat de voorstellen die naar ons toe moeten in ieder geval op een zodanig tijdstip verstuurd moeten worden dat er in de fracties over gesproken kan worden. Tegelijk realiseren wij ons dat in dit geval voor twee punten haast geboden is. Wij vinden dan ook dat de procedure eerder op gang gebracht had moeten worden en dat de stukken niet zo laat verzonden hadden moeten worden. Het is nu gebeurd; het is voor mijn fractie moeilijk te accepte ren, maar er is veel haast met twee punten. In die positie worden wij gezet. Ik wil een paar opmerkingen maken over dit punt, maar u begrijpt na wat ik gezegd heb dat ik in dit geval helemaal voor mijzelf spreek en niet namens de fractie of een deel van de fractie kan spreken. Mijn eerste opmerking betreft het feit dat wij hier voor de tweede maal in korte tijd een voorstel voor geschoteld krijgen dat ingaat tegen het nog niet zolang geleden door de raad vastgestelde bestemmingsplan voor het buitengebied. Ik vind dat dat soort zaken eigenlijk tot een minimum beperkt moeten worden; alleen in gevallen dat het werkelijk noodzakelijk is, in gevallen dat er werkelijk nieuwe ontwikkelingen gaan spelen, zou zoiets moeten gebeuren. Wij gaan hier dus nu voor de tweede maal in korte tijd met een voor stel tegen ons eigen bestemmingsplan in. Er wordt hier gezegd dat het een ontheffing betreft die alleen geldt voor dit perceel. Het is natuurlijk zo dat, willen wij rechtszekerheid voor iedereen, wanneer deze toestemming gegeven wordt die voor iedereen moet gelden, dus ook voor anderen die aanstonds een beroep op het gemeentebestuur gaan doen om zo'n voersilo van 21 meter hoog een halve Oldehove te mogen plaatsen. Het is een precedent en dat kan inhouden dat in betrekkelijk korte tijd het landelijk gebied om Leeuwarden vol komt te staan met voer- 3 silo's van zo'n 21 meter hoog. Sommige mensen zeg gen dat dit niet zo erg is, het is een kwestie van ge wenning. Het is zo, je went aan alles, je went ook aan de hoogspanningsmasten die overal in het weidegebied om Leeuwarden staan. Maar of het dan een kwestie van mooi vinden is betwijfel ik. In de raadsbrief is de kardinale zin: „Bij afweging van de agrarische belangen en de landschappelijke waarden zijn wij na ampele overwegingen tot de con clusie gekomen dat eerstgenoemde moeten prevaleren." U hebt daar ook een uitgebreide argumentatie voor. De argumentatie bij de landschappelijke waarden heb ik echter gemist, waardoor eigenlijk een werkelijke af weging niet kan plaats vinden. Maar dat is een ver schijnsel dat wij vaker zien; de waarden zijn moeilijk economisch hard te maken en moeten in dat geval dan ook vaak het onderspit delven. Ik ben van mening dat het hier gaat om een ontzettend belangrijke streek, het vlakke en kwetsbare Zwettegebied, het kale gebied van de vroegere Middelzee. U stelt nu voor daar zo'n voersilo van 21 meter hoog te plaatsen. Ik kan mij op grond van de landschappelijke waarden ik realiseer mij dat het een subjectieve zaak is niet met dit voorstel verenigen. De heer Van der Wal: Ik kan mij helemaal aanslui ten bij de heer Ten Hoeve. Ik heb het ook al in de Commissie Ruimtelijke Ordening naar voren gebracht. Het is nu om economische en agrarische redenen 21 meter, maar over vijf of tien jaar is het 30 meter, ook om diezelfde economische en agrarische redenen. U kunt nu wel zeggen dat zo'n fabriek geen silo's maakt hoger dan 21 meter, maar als straks iedereen voorzien is van een voersilo van 21 meter moet die fabriek aan het werk blijven; die gaat dan voersilo's maken van 25 meter of weet je veel. Als wij hier één keer de hand mee lichten dan is wat dit betreft het hek van de dam. Ik kan dan ook niet akkoord gaan met dit voorstel. De hear Singelsma: Mei de toersilo's sitts de ge meenten en de provinsje raer yn'e mage. It binne sa't men wit ynstallaesjes fan oer de 20 meter, sa'n 25 meter, dêr't de foardrocge kuil yn biwarre wurdt. Yn it plak fan hea kin de boer nou it rüchfoer op in bet- tere manier konservearje; hy is minder ófhinklik fan it waer en it bisparret him wurk. Dizze tuorren binne rare eleminten yn it lanskip. Net allinne dat sc heech binne, sa likernöch 25 meter, mar se binne ek fan steurend materiael makke, fan aluminium of polye thyleen (sa hjit dat spul) of fan beton. Se binne ek wol fan hout en dat soe noch in oplossing wêze. Hjir en dér steane der al guon yn it lanskip, ü.o. by Ach- lum steane der twa en yn Utingeradiel, omt dy ge meenten gjin bistimmingsplannen hawwe foar it bü- tengebiet. Ljouwert hat dat wol, mar it is net rjochts- jildich, der rint in Kroan-proseduere fanwege de wei süd fan it Van Harinxmakanael. Yn dat net rjochtsjil- dige bistimmingsplan binne hichten tastien fan 14 me ter. Dat is sa't men wit de naelhichte fan de skuorren. It kolleezje kin dér fan öfwike skriuwt it en kin dis- pensaesje jaen oant 18 meter ta. Nou komt de prinsi- piéle fraech: Moat it inisiatyf foar it tastean fan he- gere bouwurken yn it fjild komme fan de provinsje of moat dat komme fan de gemeenten Ik haw al bigrepen dat de provinsje dit hjitte hangizer net al to graech oanpakke wol. Ik haw my dér fan'e middei oer ynformearje litten. Hwant it is fansels nochal hwat dat men in agraryske üntjowing öfremje wol. De gemeente wol dat ek net en bisiket de provinsje üt'e tinte to lokjen. It bistimmingsplan moat op'e nij bisjoen wurde en dér sitte sadanige bipalingen yn dat dy silo nou net boud wurde kin mar men kin op groun fan artikel 19 foarüt rinne op in kommend bi stimmingsplan. Dêrmei lizze it inisiatyf en de forant- wurdlikheit by de gemeente. Dizze antisipaesje in moai wurd dit foarüt rinnen op it kommende bi stimmingsplan kin dan barre foar it bouperseel fan de hear Van der Weij, fia artikel 21 lans de wei fan in tariedingsbislüt. It jildt mar foar dit iene gefal, mar men kin min folhalde dat hwat Jan wol tastien wurdt aensens Pyt forbean wurdt. Dep. steaten moatte der harren fiat noch oan jaen en ik haw bigrepen dat de P.P.D. yn dit foarjier mei in rapport komt. Ik achtsje dit yn it foarste plak in saek fan de provinsje as hoe der fan it lanskip. De provinsje jowt yn it blauwe boek rjochtlinen foar de hichten yn de bistimmings plannen dy kin de forantwurdlikheit net öfskouwe op'e gemeenten. Wy krije aensens per gemeente in forskillende rjochtsbidieling. Yn de iene gemeente wurdt it wol tastien en yn de oare gemeente net. Dit is, tinkt my, gjin saek fan de gemeente, dit is in saek fan de provinsje. Ik wegerje dus myn meiwur- king to jaen oan de proseduere dy't hjir nou folge wurdt. (De hear Ten Brug (weth.): As it in saek fan it ryk wie, hwat soene jo dan sizze?) (De hear Miedcima: Baes yn eigen hüs, sei hy dan.) De heer Gderts: Omdat wij geen fractie-overleg heb ben gehad over dit punt heb ik er toch wel behoefte aan wat te zeggen en een ander geluid te laten horen dan de heer Ten Hoeve. Ik vind dat wij moeten besef fen dat de boer in het verleden is opgetreden en nu nog optreedt als landschapsbeschermer. Dat het land schap er zo bij ligt als het er bij ligt komt omdat de boer er was en is. De beste manier om het landschap te verpesten is m.i. het de boer economisch onmogelijk maken om verder te boeren. Ik zou ook nog iets provocerends willen zeggen, n.l. dat naar mijn mening iedereen elkaar napraat dat die dingen zo verschrikkelijk lelijk zijn in het landschap. Ik wil stellen dat dit een zeer subjectieve zaak is. Ik heb verleden week naar een t.v.-uitzending van Van Ge west tot Gewest gekeken en daar zag je in het vlakke gebied de schoorsteenpijpen van de steenfabrieken. Die werden gekwalificeerd als landschappelijk zeer waar devolle elementen. Maar ik maak mij sterk dat, als die dingen op dit moment gezet zouden worden, daar tegen dezelfde argumenten gebruikt zouden worden als nu tegen de torensilo's. Als op dit moment de Amerikaanse windmolen in het veld gezet zou moeten worden, dan ging het ook niet door. Ik vind gewoon dat wij het de boer niet economisch onmogelijk moeten maken verder te boeren en daarom zal ik voor dit voorstel stemmen. De heer Schaafsina: Ik ben het eens met de twee sprekers van de P.v.d.A., met de heer Ten Hoeve voor zover het betreft zijn opmerkingen over het ontvan gen van de stukken over deze belangrijke punten na de fractievergaderingen en met de heer Geerts wat betreft zijn woorden over het economisch belang. Ik kan niet bekijken of die silo's over 100 jaar mooi of lelijk gevonden zullen worden, op het ogenblik trekken wij nogal wat sentimenteel aan het verleden. De kop- hals-romp-boerderij en de stelp zijn ons alles, maar wij vergeten één ding, n.l. dat die dingen ook uit econo mische noodzaak geboren zijn. Ik ben van mening dat je een bedrijfstak, die het al moeilijk genoeg heeft, die alles moet aangrijpen om tot een redelijk bestaan te komen, die met nieuwe initiatieven moet komen om de kop boven water te houden boven op de hals dan dit soort dingen niet onmogelijk moet maken door beperkende bepalingen zoals de heer Ten Hoeve zegt van ons eigen bestemmingsplan. Het is niet alleen ons eigendom, het is eigendom van ons alle maal, ook van de man die er in leven moet. Ik vind dat een economisch bedrijf, waar Friesland op dit mo ment eigenlijk nog op drijven moet, niet de voet dwars gezet moet worden door bepalingen over een hoogte die lukraak bepaald wordt door iets dat in het ver leden ook economisch gegroeid is, n.l. de dakhoogte van een schuur. De heer Heidinga: Ik ben het natuurlijk wel met de heer Ten Hoeve eens dat wij dit stuk erg laat heb ben gekregen, dit temeer omdat de aanvraag al haast een jaar oud is. Ik heb wel begrepen dat het zijn reden heeft dat er niet eerder over kon worden besloten, maar het wordt nu dan toch wel hoog tijd dat wij tegen deze burger ja of nee zeggen. Ik ben het hele maal niet met de heer Singelsma eens dat de provincie het maar moet doen; er wordt ons gevraagd of wij dit willen toestaan in onze gemeente. Daar moet de raad een besluit over nemen. Als wij dan doen wat de heer Singelsma zegt dan doen wij net als een struisvogel, dan steken wij de kop in het zand, dan willen wij de verantwoordelijkheid niet dragen. Maar dat zijn wij in deze raad niet gewend. Wij praten de dingen uit, wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 2