11 die f 650.000,- op korte termijn zal worden verdeeld. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij eerst gaan kof fiedrinken. Ik zou wel de fractievoorzitters willen ver zoeken te gaan koffiedrinken in de Vertrekkamer. De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergade ring. De heren Geerts en Hoekstra hebben inmiddels de vergadering verlaten. De heer Ten Brug (weth.)Een van de opmerkin gen van de heer Buising anderen hebben zich daar bij aangesloten was dat aan de voorlichting, door middel van de stukken, van de raadsleden nogal het een en ander ontbrak. Ik vind dat ik in een wat vreem de situatie zit, want in de regioraad zat ik ongeveer op dezelfde plaats als de heer Buising nu en toen heb ik dezelfde klacht geuit dat ik vond dat wij niet genoeg waren voorgelicht op dit punt. Ik meende dat, daarvan geleerd hebbende, b. en w. daar wat aan zouden moeten doen. Ik dacht dat wij er redelijk in geslaagd waren om in het voorstel een duidelijke samenvatting te ge ven waar het in deze nogal ingewikkelde regeling om gaat. Ik dacht dat heb ik trouwens niemand horen opmerken dat wij er in geslaagd waren om de es sentie van deze wat ingewikkelde affaire aan de raad over te brengen. Er zijn ook nogal wat stukken ter inzage gelegd; daardoor heeft de raad toch ook wel de nodige informatie gekregen. Ik geef toe maar dat is een toegeven achteraf dat het verstandiger was geweest om de ontwerp-regeling aan de raads leden toe te sturen; dat is een fout geweest mijnerzijds en het spijt mij dat het niet gebeurd is. Niettemin moet ik toch wel constateren dat, hoewel dat stuk al leen maar ter inzage lag, er een aantal opmerkingen zijn gemaakt waaruit kan worden geconcludeerd dat men toch wel in de totaal-opzet van dit voorstel is gedoken en die totaal-opzet ook wel heeft begrepen. De heer Buising is begonnen met te zeggen dat zijn fractie tamelijk gereserveerd tegenover dit voorstel staat. Men heeft niet zo zeer bezwaar tegen het eind punt waar wij uiteindelijk volgens de regeling uit zul len moeten komen, maar wel tegen de startpositie waarin wij ons bevinden. Dat kan ik mij voorstellen, maar dat is ook één van de oorzaken dat deze ietwat ingewikkeld is. De startpositie van de gemeenten in Friesland is n.l. niet gelijk; dat is in de raad ook al gezegd. Leeuwarden heeft sinds jaren een goed beman de schooladviesdienst en achter de opzet van die dienst zit ook een duidelijke onderwijspolitiek. Het doet mij genoegen dat vanavond in deze raad zo gunstig over onze Leeuwarder Schooladviesdienst is geoordeeld. Dat heb ik een aantal jaren geleden anders beleefd en ik ben blij dat het oordeel van de raad over de dienst in gunstige zin is veranderd. Er is dus een Leeuwarder S.A.D. Verder was er de Federatie voor Kind en School, stoelende op twee poten, een stuk Algemene Gezond heidszorg en het Christelijk Instituut voor School- en Beroepskeuze; beide bewogen zich aanvankelijk op het terrein van de schoolpsychologie en zij hebben elkaar in die federatie gevonden. De opzet van de federatie was duidelijk anders dan de opzet van de Leeuwarder dienst; de federatie was eigenlijk een dienstverlenend instituut en een verkoopinstituut. Men kon pakketten kopen en aan de hand van de dienstverlening van de federatie aan de scholen werd door de gemeenten be taald; voor sommige gemeenten was het f4,—, voor andere f7,of f8,Dat was duidelijk een provin ciale opzet, maar een principieel inhoudelijk andere dan waarvoor Leeuwarden had gekozen. Daarnaast kenden wij in Friesland ook het provinciaal werkend Pedago gisch Adviesbureau van de Fryske Akademy dat aan vankelijk was opgezet met de bedoeling de tweetalige scholen te begeleiden. Dat werk groeide wel iets uit want de problemen van tweetalige scholen zijn uiter aard niet alleen problemen van tweetaligheid; daar komen ook andere problemen die kan je daar niet van scheiden om de hoek kijken die niet-tweetalige scholen ook hebben. Verder is men in een aantal ge meenten als een soort reactie op de als centralis tisch gevoelde opzet van de Federatie voor Kind en School gestart met een onderwijsdeskundige die zijn psychologische hulp tot nu toe betrok van de Federatie voor Kind en School; die toestand kent men in de gemeenten Opsterland en Smallingerland. Hoe moet je nu deze verschillende situaties bijelkaar krijgen? Als er niets aan de hand was en wij allemaal zouden star ten met de visie die ook achter de gemeenschappelijke regeling zit dan zou het zonder meer duidelijk zijn dat er een aantal regionale diensten opgezet zouden moe ten worden die het hele gebied van de provincie zou den beslaan. Dan zou je kunnen constateren dat er een aantal dingen zijn die de diensten beter niet zelfstan dig en dubbel zouden kunnen doen, maar die beter in een gemeenschappelijk centrum ondergebracht zouden kunnen worden. Ik denk dan b.v. aan de problemen van de tweetaligheid; het zal niet mogelijk zijn om specifiek voor de tweetaligheid voor elke regionale dienst een deskundige aan te trekken en daarom zou dat duidelijk een taak van zo'n centrum kunnen zijn. Op die wijze zou het centrum via een natuurlijke weg tot stand komen. Maar de situatie ligt anders want er ligt rijkssubsi die op ons te wachten. Nu zou je kunnen zeggen dat de minister ons regeert met de subsidiekraan; dat is één kant van de zaak. De andere kant van de zaak is dat het ook hoognodig en juist is dat er rijkssubsidie komt. Het gaat om onderwijsuitgaven die wij weten wel dat het niet helemaal klopt in het algemeen door het rijk zouden moeten worden betaald; dat ge beurt echter tot nu toe niet. Dat is één van de redenen waarom in sommige gebieden van Friesland op dit punt helemaal niets gebeurt en in andere gebieden aanmer kelijk minder dan b.v. op dit moment in Leeuwarden. De minister heeft gezegd: „Ik ben bereid om jullie een startsubsidie" dat gold ook al voor voorgaande ja ren ,,te geven." Mevr. Visser heeft naar de rijks subsidieregeling gevraagd, maar die regeling is er nog niet, die is nog in de maak op het ministerie. De opzet van die regeling hangt mee af van de vraag hoeveel geld er voor beschikbaar zal worden gesteld. De mi nister heeft zich dus bereid verklaard een startsubsidie te geven en dat zal voor 1975 f650.000,zijn plus een behoorlijk bedrag voor het werk van het Pedago gisch Adviesbureau van de Fryske Akademy. Hij heeft daaraan echter de voorwaarde verbonden dat hij daar voor een totaal-opzet voor Friesland moet hebben. Er moet geen verbrokkeling zijn. Hij wil alleen ook qua omvang van het gebied goed functionerende diensten subsidiëren. Het is nu de vraag hoe groot die diensten op den duur moeten worden. Er zijn verschillende aan tallen inwoners genoemd; de een spreekt over 180.000, de ander over 200.000; het aantal van 500.000 dat de heer De Greef noemde heb ik nog niet gehoord. Ik meen en dat is ook het standpunt van het gemeen schappelijk centrum en dat van de VjN.G. dat je alle gebieden wat inwoneraantal betreft niet met dezelf de maat kunt meten. Het is m.i. wel mogelijk een dienst te runnen voor een stadsgebied van 500.000 inwoners, maar dat is natuurlijk een heel andere situatie dan voor een provincie Friesland van 500.000 inwoners geldt. De lijnen tussen de schoolbesturen, inclusief de gemeentebesturen, en de dienst worden dan wel heel erg lang en één van de redenen waarom men voor re gionalisatie heeft gekozen is dat men van mening is dat die lijnen, invloed van de schoolbesturen op de dienst, zo kort mogelijk moeten zijn. Er is en dat begrijp ik ook wel een minimum grens, want de minister wil graag en dat zal waarschijnlijk ook een voorwaarde zijn dat alle disciplines minstens dubbel in een dienst aanwezig zijn om een goede voort gang van het werk te waarborgen en een al te een zijdige koers elke specialist heeft een typische eigen kijk op de dingen te voorkomen. De voornaamste reden om mee te doen is die f 650.000,maar daarnaast speelt ook een stuk soli dariteit van de gemeente Leeuwarden met de rest van Friesland een rol, omdat wij als wij in Friesland de handen in elkaar slaan gauwer komen tot een stuk schooladvieswerk voor heel Friesland dat verantwoord is dan wanneer wij deze samenwerking niet zoeken en een aantal gebieden daardoor in de kou laten staan. De startsituatie is nu, dacht ik, wel duidelijk; dat zijn gegevens waaraan je niet ontkomt. Het gaat er nu om hoe je van die startsituatie naar de toekomst situatie gaat. Daarvoor is in de gemeenschappelijke regeling een overgangssituatie ingebouwd, want de uit eindelijke taak van het gemeenschappelijk centrum is als coördinator op te treden en het werk te doen dat beter gezamenlijk kan worden gedaan. Maar in de overgangssituatie zal het gemeenschappelijk centrum ook een stuk uitvoerend werk moeten doen, want hij neemt de taak van de Federatie voor Kind en School plus de taak van het Pedagogisch Adviesbureau van de Fryske Akademy over. Hij neemt in de overgangssituatie niet de taak over van de S.A.D. Leeuwarden. Dat staat ergens in de overgangsbepalingen. Dit is hier en daar in de provincie ook wel eens verkeerd verstaan in die zin dat gezegd wordtDe federatie heeft men met elkaar om hals kunnen brengen, maar dat is blijkbaar niet gelukt met de S.A.D. Leeuwarden; dat heeft men niet aange durfd en daarom heeft men Leeuwarden gespaard. Of men legt het zo uit dat Leeuwarden teveel het been stijf heeft gehouden. Dat is echter geenszins de bedoe ling. In de visie van de regionale diensten kan Leeu warden heel gemakkelijk gezien worden als het begin van een regionale dienst; die dienst hoeft alleen maar uit te groeien. Daarom is het helemaal niet noodzake lijk om die dienst in zijn totaliteit eerst in het ge meenschappelijk centrum onder te brengen. Dat zou ook wat onnodige verwarring geven, want uiteraard kan het gemeenschappelijk centrum bij zijn eerste uit voerende werk gemakkelijker de taak van één dienst overnemen dan van twee die verschillend opgezet en bemand zijn. De regionalisatie is in het totaal van de besprekin gen een hard punt geweest. De gemeenschappelijke regeling is niet een gemakkelijk leesbaar stuk; het is een ingewikkelde zaak en die draagt alle elementen in zich van een compromis. De gemeenten moesten tot een totale conceptie komen en de schoolbesturen ook. Het is niet alleen een gemeenschappelijke regeling tus sen de Friese gemeenten, maar een gemeenschappelijke regeling van de Friese gemeenten met de organisaties van bijzondere schoolbesturen om duidelijk vast te leg gen dat dit een volledige samenwerking is van ge meenten en schoolbesturen. Dat was voor Leeuwarden niets nieuws want die samenwerking kennen wij al, ook in een publiekrechtelijke opzet, maar dat was voor de rest van Friesland nog niet het geval. Aan vankelijk gaven de schoolbesturen, die inmiddels door het instellen van gewestelijke besturen tussen de schoolbesturen en de landelijke organisaties ook tot een soort regionalisatie zijn gekomen, de voorkeur aan één provinciale opzet; zij vonden dat eenvoudiger. Dat is tot uitdrukking gekomen in een compromis en dat vindt u terug in artikel 36, le lid; mevr. Visser sprak daar over. Daar staat: „Het bestuur is verplicht bin nen een halfjaar na het tot stand komen van een rijks subsidieregeling, waarbij het rijk geheel of nagenoeg geheel het werk betaalt, te bekijken of een andere be heersvorm noodzakelijk wordt geacht." In de tussen tijd moeten de gemeenten het grootste deel betalen en de schoolbesturen hadden er ook begrip voor dat de gemeenten dan deze publiekrechtelijke regeling zouden willen hebben. Het is wel vermakelijk dat de artikelen van de regeling die het meest in discussie zijn geweest artikel 31 en artikel 36 juist ook de artikelen zijn die in de kerkgeschiedenis, althans in de reformato rische kerkgeschiedenis, zo'n belangrijke rol hebben hebben gespeeld. (De heer Eijgelaar (weth.): Een be paalde kerk!) Ja, Kuyper had daar moeilijkheden mee, maar dat wil ik je nog wel eens uitleggen. Mevr. Visser heeft als voordeel genoemd ik heb daar ook al iets over gezegd toen ik het had over de solidariteit dat ook de kleine gemeenten mee kunnen doen. Verder is zij blij dat er een begin van een rijks subsidie komt. Maar als ik haar goed begrepen heb vraagt zij zich af hoe het zit met het minimum pakket. Er moest een minimum pakket worden vastgesteld om te kunnen zeggen: Dat is de voorwaarde tot deelne ming voor elke gemeente. Dat minimum pakket wordt natuurlijk wel een beetje bepaald door de gemeente die er het minst voor over heeft. Daar mangelt het totaal van de regeling enigszins aan; dat geef ik toe. Maar ja, de waarheid is nu eenmaal zo dat de trein niet vlugger rijdt dan de laatste wagon en die laatste wagon is hier duidelijk het minimum pakket. Wil men meer service hebben en dan spreek ik even over de gemeenten buiten Leeuwarden dan betaalt men daarvoor. Het zal echt niet de bedoeling zijn dat dat een optelsom is van pakketten, zo van: voor een gulden kan je er nog wat bij krijgen; dat lijkt mij ook niet de juiste manier. Je zou kunnen zeggen: Wil je een totaal-opzet voor taalbegeleiding dan kom je ongeveer op een bedrag van f 7,a f 8,Er zijn ook al een aantal gemeenten die dat betalen. De gemeente Leeu warden heeft er niet zo'n probleem mee, want wij zit ten, zoals u allen weet, duidelijk boven het pakket van f 4,Mevr. Visser heeft gevraagd waar de beslissings kracht van de afzonderlijke gemeenten ligt. In de ge meenschappelijke regeling bind je je aan die f 4,en de gemeente die meer wil nemen moet daar zelf over beslissen en dat is een zaak die via de gemeentebegro ting zal moeten lopen. Dus als dat minimum pakket van f 4,wordt aangenomen dan wordt het voor Leeu warden in zoverre iets gemakkelijker dat wij dan niet meer gaan discussiëren over f 16,maar over f 12, de bedragen worden voor ons dus iets kleiner. Als onze dienst een regionale dienst wordt zal die ook met pakketten moeten gaan werken, want het is niet doen lijk wij zouden het zakelijk ook niet op kunnen bren gen om de andere gemeenten helemaal mee te ne men en hun dan ook f 16,te laten betalen. Dat red den wij niet; wij zijn ook niet in één keer op die f 16, gekomen, wij zijn daar naar toe gegroeid. De andere gemeenten zullen daarvoor ook de nodige tijd moeten nemen al is de kans groot dat die groei naar f 16, gemakkelijker zal gaan dan bij Leeuwarden, want wij hebben die weg moeten bewandelen zonder rijkssubsi die en dat rijkssubsidie wordt nu toch een zaak die aanmerkelijk duidelijker is. Er zal bij toekenning van subsidie aan allerlei eisen moeten worden voldaan m.b.t. disciplines, goedgekeurd beleidsplan e.d., maar men denkt in departementale kringen aan een subsidie aan vankelijk startende met een subsidie van 50% van de kosten met wat het rijk betreft een maximum bedrag van f 4,in feite zou je bij die regeling dan een pak ket kunnen hebben van f 8,Dat minimum pakket wordt samengesteld door de vergadering van gemeen ten die u in de regeling vindt; dat is een basis-onder deel van de totale begroting en dat bepaalt mee wat de rest zal gaan kosten. Naar aanleiding van hetgeen de heer Singelsma heeft gezegd moet ik zeggen dat ik wel situaties in deze raad meegemaakt heb waarin ik het minder har telijk met hem eens was dan op dit moment. (De heer Buising: Dat is mooi.) Ja, ik wil dat eerlijk erken nen, ik geloof dat hij gelijk heeft als hij wijst op het gevaar van een stuk centralisatie; dat zou hier in kun nen zitten. Wij zullen alle zeilen moeten bijzetten om de regionalisatie van de schoolbegeleiding, die in be ginsel in deze regeling zit ingebakken, door te zetten; wij moeten er voor waken dat dat gebeurt. Er is op dit punt in de provincie, ook bij de gemeenten, nogal wat verwarring. Die verwarring is mede veroorzaakt door een aantal spreekbeurten die de directeur van het gemeenschappelijk centrum heeft gehouden. In het verhaal dat voor de meeste gemeentebesturen werd gehouden in het I.W.G.L.-gebouw werd ons duidelijk een visie getoond van een opdeling van Friesland in gebiedjes van 20.000 inwoners waar dan een school- begeleider zou worden neergezet, maar alles onder su pervisie van dat ene centrum. Daar zijn in het be stuur van het gemeenschappelijk centrum ook de no dige woorden over gevallen. Als binnen een bepaalde regio de gemeentebesturen en de schoolbesturen zelf standig kiezen voor deze opzet dan is daar geen be zwaar tegen, maar dat is heel iets anders dan wanneer het je wordt opgelegd. Als men in de overgangssituatie meent dat het gemeenschappelijk centrum voorlopig de rest van Friesland, buiten Leeuwarden dus, moet bedienen en men dit een aanvaarde situatie vindt, dan is dat ook geen bezwaar als men maar in het oog blijft houden dat het een overgangssituatie is. Als men dan aan regionalisatie toekomt dan zullen de school besturen en de gemeentebesturen zelf moeten beslissen hoe zij deze zaak willen opzetten. Er is niets gevaar lijker dan centralisatie en dit leek er wel op, maai1 men dacht bij deze zaak ik heb daar wel eerder met de heer Singelsma over gediscussieerd aan decon-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 6