12 centratie en dat is heel iets anders dan centralisatie. (De hear Singelsma: Jo komme hyltiten tichter by my.) Ja, wy moatte ophalde, oars krije wy der muoite mei. Ik ga dan ook haastig over naar de opmerkingen van de heer Schaafsma. Hij heeft duidelijk aangegeven waar wij staan en dat er eigenlijk geen keus is. Als wij verantwoord willen handelen op dit punt dan moe ten wij in de gegeven situatie beslissen aan deze rege ling mee te doen. Niet meedoen zou inderdaad beteke nen dat wij in een isolement raken. Nu weet ik wel dat Groen van Prinsterer heeft gezegd dat in ons iso lement onze kracht ligt, waarbij je volgens de heer Algra duidelijk moet begrijpen dat isolement dan zelf standigheid betekent, maar via de subsidiekraan zou m.n. de zelfstandigheid van de Schooladviesdienst uiter mate in gevaar komen. Als je werkelijk zou mogen verwachten dat in Friesland een opzet zou kunnen ko men van diensten a 80.000 inwoners dan geloof ik dat wij op dit moment in Leeuwarden zouden moeten zeg gen: Wij blijven er buiten; hebben jullie voor de rest van Friesland ook zo'n opzet klaar dan en dan kom ik bij de weg die de heer Buising in feite aantrekkelijker vindt gaan wij met elkaar die federatie maken. Maar die weg is er eenvoudig niet. De heer De Greef heeft terecht gesteld dat niet de vraag aan de orde is of wij moeten samenwerken maar wel hoe wij moeten samenwerken. Hij vindt dat hier nog een aantal vraagtekens liggen. Dat is ook zo. In het bestuur van het gemeenschappelijk centrum is ook aan de orde geweest dat in de toekomst toch wel een aantal wijzigingen in deze regeling zullen moeten ko men. Eén \>an de gebreken van de regeling is m.i. dat er geen rechtstreekse vertegenwoordiger is van de regiobesturen in het bestuur van het gemeenschappe lijk centrum; dat vind ik een zwakte. Ik zou u willen voorstellen mij te volgen in het voorstel dat wij, als de raad de regeling aanneemt, het gemeenschappelijk centrum ook berichten dat, als men over wijzigingen denkt, wij menen dat het hard nodig is om rechtstreek se vertegenwoordigers van de regiobesturen op te ne men omdat anders het geheel gemakkelijk bestuurlijk uit elkaar kan groeien. De heer De Greef heeft gesteld dat er haast is i.v.m. het geld. Dat wil ik niet ontkennen, maar met het geld gaat het ook om de dienst. Ik geloof daarom niet dat je dat kunt scheiden. Wij hebben dat is wel bekend alle moeite om onze dienst financieel boven water te houden. De invloed van de gemeenten op het gemeenschap pelijk centrum komt aan de orde in de vergadering van de gemeenten. De gemeenten hebben financieel ook de belangrijkste stem; de schoolbesturen hebben wat de begroting betreft geen stem omdat zij geen finan ciële verantwoordelijkheid dragen. Bij een regionale dienst zullen de gemeenten ook heel duidelijk met de andere schoolbesturen op moeten treden als schoolbe sturen om gezamenlijk het beleid van de dienst te be palen. Dat in de regioraad alleen Leeuwarder raadsleden het woord hebben gevoerd mag niet zo worden uitge legd dat de situatie zo was dat alleen de fractie Leeu warden van de regioraad aan het woord was en dat de fracties van de andere gemeenten zwegen, want zo opereren wij niet in de regioraad; wij opereren daar met politieke fracties. Toevalligerwijs waren de woord voerders van de fracties in de regioraad over dit on derwerp Leeuwarder raadsleden, maar die spraken na mens hun fracties. In de regioraad was volledige een stemmigheid op dit punt. Maar of dat volledig wordt onderschreven door de gemeenteraden van de regio gemeenten is natuurlijk een andere zaak. De gemeen teraad van Leeuwarden is ook niet gebonden aan het feit dat de mensen die van deze raad zitting hebben in de regioraad de raad het advies hebben gegeven om met deze gemeenschappelijke regeling akkoord te gaan. De heer De Greef heeft nog gevraagd het maakt geen verschil of het om een regionale dienst gaat of niet hoe het gaat met de samenwerking met andere gemeenten en of de verstedelijking van de gemeenten daar ook een rol bij gaat spelen. Het is natuurlijk dui delijk dat het zo moet zijn dat je moet er dan even van uitgaan dat je ongeveer op hetzelfde bedrag zit, want anders zit je in pakketten te denken in die gebieden waar in een bepaalde tijd meer zou moeten gebeuren ook meer gebeurt. Dat is in Leeuwarden ook al het geval. Wij hebben een hartelijke samenwerking tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Ik weet hele maal niet hoe het ligt, maar ik kan mij best voorstellen dat er op het ogenblik laat ik maar de vanuit de gemeente gezien voordeligste positie kiezen aan de bijzondere scholen eigenlijk meer tijd wordt besteed dan aan de openbare scholen. Dat betekent dat in deze situatie en op dit moment die scholen met hun leerlin gen meer hulp nodig hebben; dat kan in een andere situatie anders zijn. Het is ook vanzelfsprekend dat de hulp duidelijk gericht moet worden naar de soorten scholen; maar dat is aan dit soort diensten inherent. Je zult aan een school in een sociaal moeilijk gebied andere impulsen moeten geven en andere maatregelen moeten nemen dan aan een school waar die problema tiek helemaal geen rol speelt, maar waar door toeval lige omstandigheden, de samenstelling van het team e.d., andere zaken aan de orde zijn. Ik sta niet te juichen over deze hele zaak, ik geloof alleen dat wij ons niet in een isolementspositie moeten brengen. Leeuwarden moet proberen met andere ge meenten wij kunnen hen niet dwingen tot een regionale dienst te komen. De heer Buising: Nog een paar opmerkingen. In de eerste plaats een vraag. Ik kan het verkeerd be grepen hebben uit het antwoord van de wethouder, maar ik meen te hebben gehoord dat die f 650.000, bestemd is voor 1976. (De heer Ten Brug (weth.): Nee, voor 1975.) Dus voor 1975. Nu meen ik dat ook gezegd is dat er voor voorgaande jaren iets is toege zegd door de minister. Heb ik dat goed of verkeerd begrepen De wethouder is zijn eerste instantie geëindigd met de opmerking dat wij ons niet in het isolement moeten begeven als S.A.D. Leeuwarden. Dat ben ik met hem eens, hij heeft mij in mijn eerste instantie ook niet horen zeggen dat ik dat wilde. Maar de wethouder heeft in een eerder stadium in zijn beantwoording het woord „solidariteit" laten vallen. Daar sta ik ook wel achter, maar ik wil er wel op wijzen op dat punt houd ik mijn twijfel; daar wil ik wel eerlijk in zijn dat die solidariteit natuurlijk niet van één kant kan komen. Dan heb ik eigenlijk toch wel een meerdere staving van mijn eigen stellingname ontdekt in de beantwoor ding, n.l. deze. De wethouder zegt dat de Federatie voor Kind en School en het Pedagogisch Adviesbureau van de Fryske Akademy, althans de werkzaamheden daarvan, door het gemeenschappelijk centrum zullen worden overgenomen. Dat wijst dus al in de richting dat het gemeenschappelijk centrum zelf een apparaat gaat maken. Hier wil ik het maar bij laten. Nogmaals, wij zijn akkoord, maarnou ja. De hear Singelsma: Ik stel it fansels tige op priis dat de wethalder myn stanpunt dielt yn dit stik fan saken; it hiele kolleezje docht dit, leau ik. It is in stikje demokrasy dat wy hjir seis bilibje kinne. Wy hawwe it forfelende idé dat hjir koppelforkeap tapast wurdt. Den Haech stelt in royael subsydzje biskikber en dêrom moatte wy üs mar hookstrooks bijaen yn dat sintrale buro. Oan 'e ein komt strak ek wer sa'n sin dat wy eins mar kieze moatte foar dat sintrale buro. Ik soe freegje wolle: Kin dit net even ütsteld wurde? Mar dat sil ek wol wer net kinne, hwant ik foründerstel dat de amtner dy't der al sit, de direk- teur, dan bistjürlik yn 'e loft komt to hingjen. (De hear Ten Brug (weth.)Hoe heech woene jo him hawwe?) Ik freegje allinne mar oft dat sa is. It moat hjir nou joun ynienen bisluten wurde, ik hie graech witte wollen under hokker bitingsten wy yn dat buro stappe; wy witte neat fan dy bitingsten. Ik sjoch hjir in forkearde üntwikkeling op gong kommen. Ik sjoch it sa, de gemeenten binne autonoom en kinne rjocht- streeks yn dat buro opgean. Ik sjoch aenst dat de di- reksje it apparaet dat opboud wurdt mei it apparaet fan de Akademy bigjint to forsprieden oer oare ge meenten om safolle mooglik gemeenten direkt ünder syn wjukken to krijen. Dy gefaerlike üntwikkeling sjoch ik aensens op gong kommen. Ik freegje my öf hwat der barre soe as wy seine: Wy stelle de saek earst ris even üt en wy wolle witte hwat de bitingsten binne en hwat der barre sil. Der wurdt, sa't de hear Buising al sei, in hiel buro opboud fan Federaesje en Pedagogysk Advysburo; der komt in hiele stêf. Ik sjoch oankommen dat wy aensens oerspile wurde. Ik wol graech witte oft wy de foet net by de küle halde kinne en sizze: Wy wolle earst witte hwat der krekt dwaende is. Hwant dit is in sintralistyske üntjowing dy't troch Den Haech stipe wurdt en it giet hjir om in stikje gemeentlike autonomy. (De hear Heidinga: Is dat sa? Is dit ünderwiis gemeentlike autonomy?) Ja, sa is dat. Hjir is in üntwikkeling oan de gong hwerby de minister fan Ünderwiis eins sintralisme neistrib- bet. De man dy't nou op dat buro sit lient him dêr- foar; oft dat sa ütsocht is of dat hy dy kant oerhinget wit ik net. Mar hjir is yn elts gefal in üntwikkeling oan de gong, in sintralistyske üntwikkeling dêr't ik füleindich op tsjin bin. (De hear Heidinga: Jo oer- driuwe.) Ik tocht dat jo as A.R.-man in man wiene fan baes yn eigen(De heer Ten Brug (weth.): Buik!) (Laitsjen) yn eigen hüs. Dat is in aid A.R.- prinsipe; dat witte jo ek wol. Ik hie tocht dat jo folie mear oan myn kant steane soene as bygelyks de P.v.d.A. Ik hie fan jo mear stipe forwachte as fan dy kant. (De hear Buising: Dat fait jo altyd ta.) (De Foarsitter: Nou wiene wy eins net mear mei de ün- derwiisbigelieding oan de gong. Ik wit wol, dit waerd ütlokke, mar wy geane nou fierder.) Mevr. Visser-van den Bos: Er is veel verduidelijkt door de brede uiteenzetting van de wethouder. Wij zijn wel gerustgesteld omdat onze toetreding voorlopig gaat over dat minimum pakket, zodat wij over het meerdere nog wel zelf baas blijven. Wij houden even wel onze zorg over de vraag hoe het nu met de ver deling van het bedrag van f650.000,zal gaan; hoe veel zal daarvan heen gaan naar het gemeenschappe lijk centrum met directeur en verdere bemanning aan de top? Wij zullen daar graag te gelegener tijd nog eens over geïnformeerd worden. Tot slot moet mij nog van het hart dat ik het bij zonder spijtig vind dat aan de leden van de regioraad en vooral aan de gemeenteraadsleden van de regioge meenten niet een veel uitvoeriger informatie gegeven is; ik zou wensen dat dat alsnog gebeuren zou om voor al alles te doen om te voorkomen dat juist die gemeen ten eventueel afzijdig blijven. Als wij ons hier al be klagen over gebrek aan informatie na wat wij hebben gekregen, dan zult u toch niet tegen kunnen spreken dat de raadsleden van de andere regiogemeenten zich toch wel helemaal ongelukkig zullen moeten voelen met het kleine beetje informatie dat aan de regio raadsleden destijds gegeven is. De hear Miedeina: Ik haw noch in fraech. De wet halder hat yn syn biantwurding fan mefr. Visser oer hwat de gemeenten noch seis bislute kinne in rekken- foarbyld jown. Hy seit: Ljouwert sit nou op f 16, f 4,wurdt it pakket dêr't wy ta forplichte binne, dus oer f 12,kin de gemeente seis noch bislute. Yn dizze rekkenopset soe de f 4,subsydzje nedich wêze foar it mienskiplik sintrum. Is dat sa? Is der ek in raming hwat it mienskiplik sintrum üs kostje sil, mear of minder as f 4,Ik soe it ynteressant fine dat to witten. De heer De GreefDe wethouder heeft besloten met de opmerking dat wij de andere gemeenten niet kunnen dwingen. Mijn vraag is nu wat daarvan af hangt, ook gezien het feit dat de solidariteit toch ook wel berust op een basis. Hij heeft gezegd dat er nogal wat verschil van be nadering in onderwijsbegeleiding is. Ik denk dat het verschil met name voortkomt uit de ontwikkeling in die onderwijsbegeleiding en mijn vraag is of er door dat verschil van mening niet een stuk staatspedagogie de boventoon zal gaan voeren. (De heer Ten Brug (weth.): Dat laatste begrijp ik niet helemaal.) Ik wil het nog wel even toelichten. Ik denk dat, als wij het niet met elkaar eens kunnen worden, de man met de geldbuidel gaat rinkelen en gaat zeggen: Dan zal ik het wel voor jullie oplossen. Dan kan het zijn dat het centrale bureau een decreet uitvaardigt en ons voor het blok zet, gezien ook het feit dat wij nogal een lange tijd aan deze regeling vastzitten, 5 jaar plus 1 jaar om er van af te komen. (De heer Ten Brug (weth.): Ik begrijp niet wat u met de term staats pedagogie bedoelt.) Ik ben van mening dat het Neder landse onderwijssysteem niet van onderen op wordt opgebouwd, maar voor een belangrijk deel door het Ministerie van Onderwijs wordt bepaald. Dat bedoel ik met een stuk staatspedagogie. De heer Ten Brug (weth.)Het is inderdaad zo dat er voor 1975 een bedrag van f 650.000,is uitgetrok ken. Er zijn voor voorgaande jaren lagere bedragen genoemd voor het geval wij gingen starten. Die lagere bedragen krijgen wij niet maar die zijn wel verrekend in die f 650.000,Waren wij eerder gestart dan had den wij eerder rijksgeld naar Friesland kunnen halen, maar dan was het bedrag lager geweest. Dit is het hoogste bedrag dat tot nu toe genoemd is. (De heer Buising: En daar rekent u ook op in de praktijk.) Voor 1975 wel. In de stukken van het ministerie is wel gesteld dat dit het begin is en dat er een rijks subsidieregeling komt. Dat moet zo langzamerhand ook wel want hier en daar zijn al wat startsubsidies ge geven; Oost-Groningen is vrij goed bedeeld, maar die had toen Fré Meis en wij hadden alleen maarnou ja, dat doet er ook niet toe. (Gelach) De heren Buising en De Greef hebben over de soli dariteit gesproken en gezegd dat die niet van één kant kan komen. Dat is waar, maar als je de voorwaarde stelt dat die solidariteit van twee kanten moet komen dan is dat m.i. niet de echte solidariteit; daar wil ik echter nu niet verder over discussiëren. Ik geloof dat het fout zou zijn dat wij met ons schooladvieswerk zelfstandig zouden blijven opereren. Wij hebben een geweldig stuk ervaring en daar kunnen de anderen in Friesland van profiteren. Het is duidelijk dat wij deze weg mee op moeten gaan om rijkssubsidie te krijgen. De heer Singelsma heeft gevraagd naar de voor waarden van toetreding. De voorwaarde tot toetreding is in feite, dacht ik, het aanvaarden van deze gemeen schappelijke regeling en het als ik het wat over dreven wil stellen je dan ook schikken in het juk dat die gemeenschappelijke regeling je oplegt; dat is duidelijk. (De hear Singelsma: In sprong yn it tsjus- ter is it wol.) Nou, healtsjuster. (De hear Miedeina: Skimer.) Ja. De heren Buising en Singelsma hebben beiden ge sproken over het gemeenschappelijk centrum. Er is al een directeur. Ik meen dat op dit moment de pro vincie Friesland voor zijn honorering garant staat, want de gemeenschappelijke regeling is nog geen rechtspersoon. Die is er pas als de gemeenschappelijke regeling is aanvaard, gepubliceerd in de Staatscourant enz. Voorshands is deze zaak ondergebracht bij de pro vincie, maar dat is iets dat in het hele kader van de geestelijke volksgezondheid in Friesland wel vaker is vertoond. Door de overname van het personeel van de Federatie voor Kind en School en het Pedagogisch Ad viesbureau krijgt het gemeenschappelijk centrum bij de start veel mensen in dienst; dat is duidelijk. Maar als de regionalisatie doorgaat dan zal het gemeenschappe lijk centrum personeel moeten overdragen aan de regio's. (De hear Singelsma: En leauwe jo dêr yn?) Ja, ik geloof dat je met elkaar die voorwaarde moet stellen. De praktijk heeft nu ook al uitgewezen dat dat kan. Het is ook de voorwaarde waarop de Fede ratie voor Kind en School en de daarbij betrokken ge meentebesturen en schoolbesturen gezegd hebben ak koord te gaan met de regeling; dat staat ook in het stuk. De opzet is dat op die manier bij regionalisatie wordt gehandeld t.a.v. het personeel. Dat kunnen wel de mensen zijn die in het kader van de overgangssitu atie, in dienst van het gemeenschappelijk centrum, al lang in die regio's werken. De mensen die straks Smallingerland en Opsterland eventueel onder hun hoede krijgen kunnen, als daar een regionale dienst wordt opgezet, in overleg door die dienst overgenomen worden; dan kunnen deze mensen hun werkzaamheden op regionaal niveau voortzetten bij een regionale dienst met een bestuurlijke onderbouw; anders is het inder daad geen decentralisatie. Dat is ook de gedachte die achter deze regeling zit. (De hear Singelsma: De

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 7