47 Verslag van de vergadering op dinsdag 18 maart 1975 van de afdeling IV van de gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1975. Aanwezig van de afdeling: de heren J. de Beer (van af 19.55 uur), G.F. Eijgelaar (weth.), J. Hoekstra, C. de Jong (vanaf 19.55 uur), J. Knol en K. Spoelstra. Aanwezige overige raadsleden: de dames E. Bran denburg-S joerdsma (tot 22.00 uur), G. Visscher-Bouwer (tot 22.00 uur), A.J. de Vos (tot de koffiepauze) en A. Willemsma-de Jong en de heren J. ten Brug (weth.) (vanaf 20.05 uur), drs. M.H.G. de Greef, O. Heidinga, J.F. Janssen (tot de koffiepauze), A. Klomp, W.S.P.P. de Leeuw (tot de koffiepauze), W. Miedema, A. Pronk (tot de koffiepauze), ir. C.L. Rijpma (weth.), N. Sterk en P.D. van der Wal. Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. de Boer, ambte naar van de afdeling Financiën en Belastingen, drs. A.J. Burger, ambtenaar van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie, G. Fuykschot, hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleids planning en Organisatie, P.P. de Jong, secretaris, mr. L.P.A. van Kats, plv. hoofd van de afd, Volkshuisves ting en Openbare Werken, S. van der Knoop, directeur Woningbedrijf (tot de koffiepauze), D. Olthof, econo misch adj. directeur van de N.V. Frigas (tot de koffie pauze), ir. J. van Rooijen, directeur Dienst Reiniging en Brandweer, drs. H. Sikkema, ambtenaar van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Orga nisatie, C. IJsbrandij, hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen, en J. Wijngaarden, hoofd van de afde ling Volkshuisvesting en Openbare Werken. Te behandelen: Par. 5. Beleidssector Volkshuisvesting. Par. 6. Beleidssector Nutsbedrijven. Par. 7. Beleidssector Reiniging en Brandweer. Par. 8. Beleidssector Markten, Havens en Slachthuis. Par. 9. Beleidssector Economische Aangelegenheden. De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor dat wij met onze werkzaamheden beginnen. Wij verwach ten nog twee leden van de afdeling; dat is een vrij groot aantal, maar het quorum is aanwezig, dus kun nen wij starten. De heer C. de Jong heeft bericht ge zonden dat hij wat later zal komen; de heer De Beer zal stellig ook nog komen. Wij starten dus met een klein aantal afdelingsleden, maar er zijn verschillende andere raadsleden aanwezig die stellig in de aan de orde komende problematiek geïnteresseerd zullen zijn. Wat de gang van zaken betreft deel ik u nog even voor de goede orde mee dat eerst de afdelingsleden de gelegenheid krijgen over een bepaald onderdeel het woord te voeren en daarna de andere raadsleden de wethouder antwoordt dan op de gestelde vragen en ge maakte opmerkingen. Er is, in tegenstelling tot de gang van zaken bij gewone raadsvergaderingen, maar één instantie, maar na het antwoord van de wethouder kunt u de punten opgeven waarvan u meent dat zij zo important zijn dat u ze nogmaals in de plenaire zitting aan de orde gesteld wilt hebben of waarover u een uitspraak van de raad wilt vragen; dat laatste moet natuurlijk in de plenaire zitting gebeuren. De geclaim de punten worden genoteerd en voor de plenaire zit ting wordt aan u kenbaar gemaakt welke punten in de diverse afdelingen geclaimd zijn. PAR. 5. BELEIDSSECTOR VOLKSHUISVESTING. De Voorzitter: Deze paragraaf is niet onderver deeld in afzonderlijke hoofdstukken; ik zal daarom steeds een aantal punten aan de orde stellen, want de paragraaf is veel te groot om in één keer te behan delen. Punten 286 en 287. De heer Hoekstra: Ik wil graag even ingaan op het antwoord op vraag 286. Uit het antwoord heb ik tot mijn spijt moeten concluderen dat de intentie van de vraag u kennelijk is ontgaan. Ik zal daarom de vraag even opnieuw stellen en wel in de volgende vorm. De vraag is of het nieuwbouwbeleid van het ge meentebestuur gebaseerd is op een duidelijk inzicht in de lokale en regionale woningvoorraad en woningbehoefte. Dat is punt 1. Punt 2 is: Zo ja, uit welke gegevens is dit inzicht verkregen en hoe wordt dit beleid bepaald? Vraag 3 die komt daarin ook naar voren luidt dan: Op welke wijze bereiken deze gegevens juist die mensen die zo nauw betrokken zijn bij de woningbouw in Leeuwarden, mensen die graag hun inzet geven aan deze materie? Dat zijn veelal die mensen die de consequenties, welke mogelijk zijn ontstaan door een in het verleden onjuist gevoerd beleid, in de vorm van leegstand in hun bestand gepresenteerd krijgen, waar bij wij moeten bedenken dat de financiële consequen ties voortvloeiende uit de leegstand hoe dan ook door de gemeenschap, waarvoor zij ook een stuk verant woordelijkheid hebben, gedragen moet worden. In het kader daarvan is het, dacht ik, wel duidelijk dat ook het gemeentebestuur in deze een grote verantwoorde lijkheid draagt. De heer Janssen: Even iets over punt 287 betref fende het bevorderen van de traditionele bouwwijze. U acht het in het algemeen niet reëel om technische ont wikkelingen in de bouwwereld tegen te gaan. In het recente verleden hadden wij vaak grote bouwstromen en daarbij werd de nieuwe techniek van glijbekisting en betonbouw toegepast, maar nu wij te maken heb ben of krijgen met kleinere bouwstromen zou het toch zinnig kunnen zijn om te bekijken of wij ook weer op traditionele wijze kunnen gaan bouwen omdat dat waarschijnlijk bij kleinere bouwstromen goedkoper zal zijn. De heer Eijgelaar (weth.)De heer Hoekstra vraagt hoe wij bepalen wat de behoefte is aan nieuw bouwwoningen en aan welke nieuwbouwwoningen er behoefte is. De heer Hoekstra zegt uit het antwoord te hebben opgemaakt dat wij de intentie van de vraag niet hebben begrepen, maar in het antwoord is verwe zen naar het rapport Priemus. Dat is een rapport dat verschenen is en waaruit blijkt wat de behoeften zou den kunnen zijn. Daarna is er in februari 1974 een nota woningbouwbeleid tot 1985 verschenen die ter discussie is gesteld in de Raad voor de Volkshuisves ting en later aan de gemeenteraad ter vaststelling is voorgelegd. In de Raad voor de Volkshuisvesting zijn diverse disciplines vertegenwoordigd, m.n. ook de wo ningbouwcorporaties, de makelaars en de aannemers, kortom de mensen uit het bouwleven zoals ik ze zou willen noemen. Wij menen dat wij met de gegevens die hieruit gekomen zijn toch wel tot een verantwoorde prognose kunnen komen wat er in de nabije toekomst de situatie wijzigt zich natuurlijk bijzonder snel verwacht kan worden m.b.t. de behoefte aan nieuw bouwwoningen. Dit is dus eigenlijk de gang van za ken. In de Raad voor de Volkshuisvesting is destijds bij het bespreken van de nota woningbouwbeleid tot 1985 gezegd dat niet weer begonnen moet worden met het aantrekken van externe bureaus omdat wij hier wel bij machte en capabel zijn om zelf te bepalen en te beoordelen wat er in de nabije toekomst gebouwd moet worden. Daar is het beleid dan ook op gebaseerd. De heer Janssen heeft gevraagd naar de mogelijk heden van traditionele bouw en of wij die bouwwijze zouden willen bevorderen. Als waar is wat de heer Janssen zegt, n.l. dat het mogelijk zou zijn dat bij kleinere bouwstromen traditionele bouw waarschijnlijk goedkoper is, dan verzeker ik u dat daar de nodige aandacht aan zal worden geschonken. Als blijkt dat het goedkoper is dan zal dat ook worden bevorderd, want het is natuurlijk belangrijk om de kosten zo laag mogelijk te houden. (De heer Heidinga: Dat is altijd zo geweest.) Dat kan ik niet beoordelen. (De heer Heidinga: Ik wel.)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 1