0 61
*2-
De heer Rijpma (weth.): Het rapport Priemus is
m.i. op een juist tijdstip verschenen, n.l. op het mo
ment dat wij woningbouwplannen moesten realiseren
ln het Aldlan en gedeeltelijk ook in het Westeinde.
Mede op basis van de gegevens die op dat moment
door enquêtes e.d. verzameld zijn is gewerkt aan de
uitwerking van de plannen in deze twee gebieden.
Die gebieden hebben dus een bepaalde conceptie mee
gekregen. In deze gebieden is ook niet een groot
areaal aan bouwklare grond meer vrijelijk beschikbaar.
Ik zeg niet dat er niets meer is, maar t.o.v. het hele
plan zijn dat ondergeschikte onderdelen. Ik dacht dat
het voor tweeërlei gebieden noodzakelijk was om ons
te bezinnen op het toekomstige bouwplan. Het gaat er
niet om wat ik eerst en laatst noem. Het grote gebied
dat als een nieuw bouwgebied zou kunnen gelden is
Camminghaburen. Of daar gebouwd zal worden en op
welke termijn daar gebouwd zal worden kan ik op dit
moment niet zeggen. Het enige is dat er in de meer
jarenplanning van de bestemmingsplannen op is ge
rekend dat wij eind dit jaar/begin volgend jaar zullen
beginnen met de inventarisatie van hetgeen wij daar
moeten doen en te onderzoeken of het noodzakelijk is
om op dat moment voor een eerste gebied als on
derdeel misschien van een groter gebied te beginnen
met woningbouw. Als je begint met je af te vragen of
je in dat gebied een uitgewerkt bestemmingsplan moet
maken dan zul je je op dat moment goed moeten reali
seren wat je daar gaat doen; niet alleen de aantallen
zijn dan belangrijk, maar natuurlijk is dan ook belang
rijk wat je gaat bouwen, welke variaties je moet aan
brengen, voor welke groepen je moet bouwen e.d. Dat
is iets dat eind dit jaar/begin volgend jaar t.o.v. dit
nieuwbouwgebied in volle omvang op ons toe komt.
Ik dacht dat het ook zinvol was èn in het overleg
dat er met de woningbouwcorporaties is dit punt tijdig
aan de orde ta stellen èn in de Raad voor de Volkshuis
vesting te proberen op tijd met onze ideeën te komen
om de woningbehoefte op een goede manier af te tas
ten. Dan het andere punt; dat betreft de rehabilitatie-
gebieden. Ik denk dan aan het grote gebied van de
schil. Ik neem b.v. in de eerste plaats maar het gebied
dat ligt tussen de Dokkumer Re, de spoorlijn, de rond
weg en de stadsgracht, dan heb ik een groot stuk van
het oudste gebied van Leeuwarden te pakken. Ik heb
al in mijn eigen afdelingsvergadering gezegd ik wil
het nu nog eens herhalen dat er twee dingen van
start zullen moeten gaan. In de eerste plaats is een
inventarisatie nodig van het gehele gebied m.b.t. de
vraag wat wij met dat hele gebied gaan doen; de
projectgroep en de contactgroep die daarvoor nodig
zijn zijn in voorbereiding en zullen binnenkort inge
steld worden en een bepaalde doelstelling meekrijgen
teneinde de nodige inventarisatie te kunnen maken. In
de tweede plaats maar dat moet tegelijkertijd; dat
heb ik in mijn afdeling ook duidelijk gezegd zullen
wij met deelplannetjes niet kunnen wachten tot wij een
visie hebben op het totaal, want de heer Van der
Wal weet dat net zo goed als ik daar hebben wij de
tijd niet voor. De urgentste gebieden zullen wij alvast
moeten aanpakken zonder dat het totaal-plan ons voor
ogen staat. Wij zullen echter ondertussen duidelijk
moeten werken aan dat totaal-plan want als je be
gint, zoals de woningbouwcorporaties toch min of meer
van plan zijn, hier en daar woningcomplexen uit het
verleden af te breken dan zal je naar mijn gevoel in
de buurt van dat af te breken complex woningen moe
ten hebben waarin je een gedeelte van de men
sen kunt onderbrengen zodat zij de keuze hebben
om in hun gebied te blijven als zij dat willen.
Zo zijn er allerlei problemen m.b.t. de schil die heel
nauw de sociale en de emotionele kant raken, waar
door je t.o.v. het gebied niet kunt volstaan met al
leen maar deelplannetjes; je zult ook een visie op het
totale gebied moeten ontwikkelen. Daar zijn wij mee
bezig, daar zullen wij intensief aan werken; ik hoop
dat de heren het geduld zullen hebben ons de tijd te
geven daarmee te komen. (De heer Van der Wal:
Daarvoor is het toch wel degelijk nodig, vooral m.b.t.
het gebied dat de wethouder noemde ik ben het
overigens helemaal met hem eens wat het aanpakken
van de deelplannetjes betreft dat er een renovatie
nota komt. In dat gebied zitten enorme complexen
van die woningbouwcorporaties. U hebt net gezegd dat
wij de woningbouwcorporaties niet kunnen dwingen.
Mijn idee is ook dat zij op het ogenblik niet zo goed
weten wat er met dat gebied gaat gebeuren. Ik kan
nu alleen maar zeggen dat ik hoop dat zo snel moge
lijk de eerste inventarisaties op gang zullen komen.)
(De Voorzitter: Dat gebeurt dus ook.) Wij hadden die
gisteren eigenlijk al moeten hebben, maar misschien
lukt het morgen. (De heer Van der Wal: Ik hoop
wel dat de woningbouwcorporaties mee gaan werken,
hoewel wij hen niet kunnen dwingen.) (De Voorzitter:
Maakt u zich daar maar geen zorgen over; er is ook
wat dit betreft een goed contact met de woningbouw
corporaties en met de Raad voor de Volkshuisvesting.)
Het eerste oriënterende gesprek heeft al plaats gehad.
De heer Hoekstra: Ik zou graag de punten 286 en
291 willen claimen voor de plenaire zitting. (De Voor
zitter: Kunt u even zeggen waarom u die punten
claimt Bent u onvoldoende geïnformeerd of wilt u
een uitspraak van de raad vragen?) Ik ben van me
ning dat je ook bjj het voorbereiden van deelplan
netjes visie en zicht moet hebben op het hele gebeuren.
(De heer Rijpma (weth.): Ik heb niet gezegd dat ik
geen visie heb.) (De Voorzitter: Misschien kunt u
even scherp formuleren waarom u deze punten wilt
claimen. Wij moeten de raad daarover informeren.)
De heer Rijpma viel mij in de rede toen ik dat wilde
doen. Ik ben van mening dat je bij de ontwikkeling
van deelplannen en bij de ontwikkeling van plannen
m.b.t. Camminghaburen, hoe klein die plannen ook
mogen zijn, zicht moet hebben op het hele woning-
marktgebeuren. Ik dacht dat dat het allerbelangrijkste
was. (De heer Rijpma (weth.): Daarover verschillen
wij toch niet van mening?) Nee, maar ik verschil
met het college van mening over de manier waarop
wij tot die gegevens moeten komen. Ik meen dat je
eerst zicht moet hebben op de situatie voor je begint
met de ontwikkeling van plannen en dat je zelfs niet
met kleinere plannetjes kunt beginnen als je dat zicht
niet hebt. (De heer Rijpma (weth.): Daarover ver
schillen wij ook niet van mening; dat heb ik ook ge
zegd.) Mag ik daaruit dan concluderen dat een uitge
breid rapport dat ons allen een stuk visie kan ver
schaffen ons op vrij korte termijn zal bereiken? Ik
neem aan dat dat niet het geval is en daarom wil ik
het woningmarktbeleid in zijn totaliteit claimen; dat
betreft de punten 286 en 291. (De Voorzitter: Ik wil
in het belang van de andere raadsleden graag van u
weten waarom u het claimt. Vindt u de antwoorden
van het college onvoldoende of meent u dat onze visie
niet juist is?) Ik meen dat een woningmarktonder
zoek vooraf moet gaan aan het ontwikkelen van bouw
plannen. Op dit moment concludeer ik dat u het
daar niet mee eens bent. (De hear Miedema: De pro-
blematyk fan de skyl is yn de 3e öfdieling al oanhal-
den. Dat is yn wêzen it selde, tocht ik.) Ik wil het
daar wel aan vast haken. (De Voorzitter: Wij kun
nen uw naam daar wel bij noemen. Als u daarmee
akkoord gaat kunnen wij de problematiek als één ge
heel weer aan de orde stellen.) Dat is goed.
Punten 297 en 298.
De heer Van der Wal: Punt 297 gaat over het
afstoten van panden die in de meeste gevallen aange
kocht zijn i.v.m. voorgenomen reconstructie en/of sa
nering en die nu achteraf gezien niet meer nodig blij
ken te zijn. U antwoordt wel op de vraag, maar de
bedoeling van de vraag was eigenlijk: Gaat u die pan
den nu zo maar op de vrije markt gooien of ia er een
bepaald beleid m.b.t. het afstoten van die panden? Ik
heb gelezen dat in de le afdelingsvergadering is ge
sproken over de horecatoestanden. Is het mogelijk om
bij de verkoop voorwaarden in te bouwen in het con
tract waardoor je bepaalde bestemmingen kan voor
komen? Op die manier zou je toch wat kunnen sturen
in een bepaalde richting. Als wij menen dat wij panden
moeten afstoten dan zouden wij b.v. kunnen zeggen
dat bepaalde dingen er beslist niet in mogen worden
gevestigd, ondanks dat er geen bestemmingsplan is
voor het betreffende gebied.
In het antwoord op vraag 298 zegt u dat het niet
in uw voornemen ligt om panden af te stoten die in
een zodanig slechte staat verkeren dat zij de volks
huisvesting ernstig schaden. Dan komt bij mij onver
mijdelijk de vraag op wat wij er dan wel mee gaan
doen. (De Voorzitter: Afbreken.) Ja, dat kan ieder
een. (De Voorzitter: Nee, niet iedereen; dat is niet
waar.) Ik wil weten wat er dan gebeurt. Ik denk
daarbij m.n. aan panden in de binnenstad, b.v. aan
Droevendal. Op die plaats is ooit in het grijze verle
den eens een doorbraak gepland. Er staat daar een
pand waar de bomen haast in groeien. Bij mijn weten
is dat pand eigendom van de gemeente. Wat gaan wij
nu met dat soort panden doen? Het gaat om inciden
tele panden op verschillende plaatsen die gewoon niet
verkocht kunnen worden omdat ze niet verkoopbaar
zijn.
De heer Eijgelaar (weth.): Zoals ook wel uit het
antwoord blijkt zullen wij de panden die wij niet meer
nodig hebben afstoten, maar dan moeten wij er wel
heel erg duidelijk van overtuigd zijn dat wij ze ook
in de nabije toekomst niet meer behoeven te gebrui
ken; dat staat voorop. T.a.v. de vraag of je bij het
afstoten voorwaarden kunt stellen in de vorm van een
boetebeding of een kettingbeding moet ik zeggen dat
je daarbij niet erg ver kunt gaan. Als zo'n pand ligt
in een gebied waar de heer Van der Wal noemde
dat voorbeeld geen horecavestiging meer mag plaats
vinden dan is het duidelijk dat hoeft dan niet in
de voorwaarden te staan dat in dat pand geen
horecabedrijf kan worden gevestigd. (De heer Van
der Wal: Ik zou een beding willen hebben in het ver
koopcontract.) (De Voorzitter: Ik moet heel duide
lijk zeggen dat iets dergelijks niet in een contract
kan worden geregeld. U moet bij deze zaak het civiel-
recht en het publiekrecht uit elkaar halen, want dat
zou wat men noemt „détournement de pouvoir" zijn.
Het kan dus normaliter niet.) Het zou alleen kunnen
via een bestemmingsplan. (De Voorzitter: Ja, dan
kan het wel.)
De heer Van der Wal: Dat begrijp ik ook wel.
maar in de binnenstad hebben wij nog bijna geen be
stemmingsplannen en toch zullen wij in dat gebied
waarschijnlijk een aantal panden afstoten. Ik noemde
de horeca als voorbeeld, maar je zou b.v. ook kunnen
denken aan een autosloopbedrijf. Het is natuurlijk zo
dat je als gemeente niet subjectief te werk kunt gaan
in de zin van: aan die man willen wij wel verkopen,
maar aan die niet omdat wij het vage vermoeden heb
ben dat die er wel eens iets mee zou kunnen doen dat
ons niet aanstaat. Je kunt als eigenaar in eerste in
stantie echter wel zelf kiezen aan wie je verkoopt;
dat hoeft niet per se aan de hoogst biedende te zijn.
Maar hoe maken wij dat hard, hoe maken wij daar een
algemene richtlijn voor, want het is toch wel belang
rijk.
De heer Eijgelaar (weth.): Daar is geen algemene
richtlijn voor te maken. In het algemeen is het zo dat
de panden die de gemeente in eigendom heeft en wil
afstoten in eerste instantie aangeboden worden aan
de huurder van dat moment; wij weten dan wat er
in het betreffende pand gevestigd is. Maar als die
huurder het pand koopt en later weer verkoopt dan
kunnen wij daar niets aan doen, ook niet wat betreft
de bestemming die er dan aan gegeven wordt. (De
Voorzitter: Je zult dit geval voor geval moeten be
kijken. Hier is geen algemene richtlijn voor vast te
stellen.) Als je de zaak niet vertrouwt zal je niet
moeten verkopen. (De heer Van der Wal: Je zult het
pand zo goed mogelijk moeten proberen te verkopen;
ik bedoel dan niet wat betreft de prijs, maar wat
betreft andere zaken.)
Wat de vraag m.b.t. punt 298 betreft kan ik gewoon
zeggen dat wij panden die werkelijk niet meer voor
bewoning geschikt zijn ook niet als zodanig zullen ver
kopen. Er kunnen twee dingen gebeuren: wij kunnen ze
öf opknappen (bekeken moet dan worden of dat een
verantwoorde zaak is) öf afbreken en misschien op
die plaats nieuwbouw plegen of de grond verkopen.
Een recent voorbeeld is een pandje aan de Hoogstraat
dat in een bijzonder deplorabele toestand verkeert
een overbuurman wil het pand kopen om op die plaats
nieuwbouw te plegen; wij hebben deze man het pand
te koop aangeboden op voorwaarde dat hij op die
plaats gaat bouwen. Wij zullen dus niet een pand ver-
kopen voor bewoning als het dusdanig slecht is dat
het daarvoor ongeschikt is; dan zullen wij moeten af
breken.
De heer Van der Wal: Ik zou toch t.a.v. dat pand
aan Droevendal(De Voorzitter: U kunt niet op
deze manier doorgaan. Op deze manier komen wij er
niet uit. U kunt vragen stellen, u krijgt daarop een
antwoord, maar u kunt niet steeds doorgaan met in
terrumperen en opnieuw vragen stellen. Nodig de wet
houder eens een avond uit dan kunt u er rustig met
hem over discussiëren.) Als ik niet tevreden ben met
het antwoord moet ik het punt claimen en dan zie
ik uw gezicht ook al. Dan zegt u dat ik niet elk punt
kan claimen en dat wij er zo niet komen enz. (De
Voorzitter: Dat zeg ik in het belang van de raad.)
Punten 299 t.e.m. 30^.
De heer Knol: Een paar weken terug hebben een
paar raadsleden samen met wethouder Eijgelaar een
gesprek gehad met een vertegenwoordiging van de be
woners van de Linnaeusstraat. Toen is aan de wethou
der de belofte ontfutseld dat m.n. de mogelijkheid die
er zou kunnen zijn voor wat betreft een financiële tege
moetkoming bij verhuizing uit deze straat gerealiseerd
zou kunnen worden. De wethouder heeft toen gezegd
dat daar mogelijk vanavond een antwoord op zou kun
nen komen, vandaar dat ook enkele mensen uit deze
buurt thans op de publieke tribune zitten. Mijn vraag
gaat wel een beetje buiten de punten 299 en 300 om,
maar ik zou wel graag een antwoord willen hebben.
De heer C. de Jong: Ik zou graag een vraag wil
len stellen over punt 302; die gaat over de Vegelin-
buurt. Het verwondert mij dat men in de betreffende
wijk zoveel vrijheid heeft dat men zijn pui of gevel
kan schilderen in alle kleuren die men wenst, dat
men hele grote bomen in zijn tuin kan plaatsen en dat
men een muurtje kan maken van flessen ,,van een
bekend merk". Dat lijkt mij een te grote vrijheid. Ik
verbaas mij er over dat dat niet aan bepaalde regels
is gebonden. Als dat niet aan bepaalde regels is ge
bonden dan vind ik dat die regels er moeten komen.
De heer Sterk: N.a.v. punt 300 zou ik de wethou
der willen vragen of het ook mogelijk is dat, mede
i.v.m. de slechte toestand waarin de bewoners van de
Linnaeusstraat e.o. vandaag de dag wonen, de ge
meente een gezamenlijke aanvraag van deze mensen
voor verplaatsingskosten begeleidt.
De heer Van der Wal: Aan het adres van de heer
De Jong moet ik zeggen dat ik alleen maar blij ben dat
die vrijheden in bepaalde wijken nog binnen redelijke
perken blijven. Ik heb nogal wat contacten daar en ik
heb nog niet gemerkt dat de buurt zich verschrikkelijk
stoort aan de dingen die de heer De Jong noemde. Daar
planten nu eindelijk eens mensen bomen in hun tuinen
en dan is het weer niet goed.
Ik wilde het even hebben over de punten 301, 303 en
304; die gaan allemaal over de instandhoudingsregeling
of beter gezegd over uw voorstel de instandhoudings
regeling op te laten houden bij de Vegelinwijk. U
schrijft in het antwoord op vraag 301: „Wij zijn voor
nemens in de komende jaren geleidelijk de verbetering
van de wijken in het kader van de z.g. rehabilitatie
regeling ter hand te nemen. In hoeverre de in de vraag
bedoelde gebieden" dat is b.v. Molenpad e.o.
„daarbij als meest urgent aangemerkt dienen te wor
den kunnen wij thans niet overzien." Nu is de instand
houdingsregeling bedoeld om juist in afwachting van
rehabilitatieplannen of renovatieplannen het woningbe
stand in een betreffende buurt niet zodanig achteruit
te laten gaan dat er niets meer te rehabiliteren of te
renoveren valt. Nu zegt u wel dat u dat geleidelijk
aan wilt aanpakken in het kader van de rehabilitatie
regeling, maar hoe lang duurt zoiets? Ik denk maar
eens aan de Transvaalwijkdat is zo'n rehabilitatie
project. Het duurt tijden jaren voordat de zaak
op gang komt. Nu was de Transvaalwijk nog een re
delijk goede wijk. Er zijn wel veel slechtere wijken die
wij toch niet zo maar zonder meer kunnen afschrijven.
Nee, daarvoor moeten wij dat betreft vooral gebie-