Vdéb Daardoor zou het tekort van f 74.000,op basis van 1973 verkleind kunnen worden. Ik ben van mening dat daar iets aan moet worden gedaan. Het gaat in de vraag mede om de markt op de Nieu- weburen. Ik ben van mening dat die markt niet de voorzieningen en privileges heeft die andere markten wel hebben. Als ik zie dat op dit marktterrein 4 of 5 auto's gewoon tussen de kramen in staan terwijl er dui delijk een parkeerverbod geldt en als ik zie dat om half 4 één van de bewoners van de omgeving gewoon over het marktterrein rijdt dan verbaast mij dat. Van daar dat ik de indruk heb dat deze markt mede door dit soort dingen zijn aantrekkingskracht verliest. De heer Eijgelaar (weth.): De heer De Jong ver baast zich over het nadelige saldo van de weekmark ten. Ik moet u zeggen dat onze tarieven over het al gemeen hoger liggen dan in veel andere plaatsen. Wij zullen proberen de tekorten zo klein mogelijk te hou den door en dat is ook besproken bij de laatste ta riefstelling waarbij de abonnementen ingesteld zijn de kosten die verbonden zijn aan het opruimen en schoonmaken van de marktterreinen zoveel mogelijk te beperken. Wij willen het wegwerken van de tekor ten vooralsnog niet zoeken in het verhogen van de tarieven, de marktrechten. Het moet tenslotte een aan trekkelijke zaak blijven voor de marktkooplieden om hier te komen. Wij zijn ook niet van plan voorlopig in de tariefstelling veranderingen aan te brengen. Dat zou ook al te zot zijn, want dat is pas gebeurd. Er zal voorlopig - waarschijnlijk zal dat in de toekomst zo blijven wel een tekort zijn op deze weekmarkten, maar wij willen die markten niet missen. Het tekort dat de markten oplevert wordt weer wat weggewerkt door het batige saldo van b.v. het kermisgebeuren. Het komt allemaal in één pot; het één heft het ander wel weer op. De heer De Jong heeft ook nog gezegd dat hij ver moedt dat er voor de markt aan de Nlieuweburen an dere maatstaven aangelegd worden dan voor de andere markten. Ik weet niet precies hoe dat zit; ik weet niet of er daar geen beding is tot een bepaalde tijd. Ik zal dit nog eens navragen; ik weet echt niet hoe dit ge regeld is voor de markten. Deze kwestie van bedingen en voorwaarden kan best een keer aan de orde gesteld worden in de Commissie voor het Marktwezen en het Slachthuis. De Voorzitter: Gaat u er mee akkoord, mijnheer De Jong, dat de wethouder deze kwestie langs die weg nog eens aansnijdt? (De heer C. de Jong: Ik vind dat de automobilisten daar de wetten gewoon met voeten treden en dat daar wat aan gedaan moet worden.) De wethouder heeft toegezegd dat hij het in de commissie zal brengen; dat is genoteerd. De heer O. de Jong: Ik heb ook nog een vraag n.a.v. punt 342; die heb ik zopas vergeten. Mag het nog even? (De Voorzitter: Toe maar.) Ik heb in de pers gelezen dat de raad heeft besloten de kermis te vervroegen en dat de betrokken mensen helemaal geen interesse hebben in deze vervroeging. Ik vraag mij af waar deze kortsluiting vandaan is gekomen. Ik wil daarbij meteen stellen dat in het raadsvoorstel staat dat overwogen wordt het kermisterrein te verplaatsen naar het Zaailand, hetgeen ook duidelijk door de ker misexploitanten wordt aanbevolen, als ik het goed heb gelezen. En dan zie ik enige kortsluiting n.a.v. de af delingsvergadering van de vorige week toen ik de wethouder van Ruimtelijke Ordening heb horen zeg gen dat dat plein gereconstrueerd moet worden omdat er meer ruimte moet komen voor stadsbussen en in terlokale bussen. Ik vraag mij af of er dan nog ge legenheid is de kermis eventueel naar dat plein over te brengen. De heer Eijgelaar (weth.): De heer De Jong had ook in de krant kunnen lezen hoe de kortsluiting is ontstaan aangaande de verpachting en het verplaatsen van de datum van de kermis. Er is een vrij uitvoerig overleg geweest met vertegenwoordigers van de ker- misbonden die ons hebben gevraagd om de datum van de kermis een week te vervroegen. Dat is ook in de raad aan de orde geweest. Bij de verpachting bleek dat een aantal ik wil uitdrukkelijk stellen dat het een aantal waren en niet allemaal kermisexploi tanten van mening waren dat dat een foute zaak was en dat het niet had moeten gebeuren. De Leeuwarder Courant schreef dan ook prompt dat je aan de ver pachting kon merken dat het inderdaad fout was dat de datum vervroegd was. Ik moet u zeggen dat, in te genstelling tot hetgeen in de krant is gepubliceerd, de totale pachtsom groter was dan verleden jaar en dat daaruit dus niet is gebleken dat het verkeerd is geweest. Het blijkt ook niet uit het aantal inschrij vingen, want wij hebben de indruk dat het qua va riatie een betere kermis wordt dan vorig jaar. Wie uiteindelijk gelijk heeft, de vertegenwoordigers van de kermisbonden of de mensen die op de dag van de ver pachting aanwezig waren, kan ik niet zeggen; dat moet nog blijken. Op dit moment blijkt eigenlijk niet dat de laatsten het bij het rechte eind hadden. Wat de verplaatsing van de kermis betreft van de Oude Veemarkt naar het Wilhelminaplein, ik dacht niet dat dat zoveel te maken had met de reconstructie waar de heer Rijpma vorige week over gesproken heeft. Die reconstructie zal zich, dacht ik, hoofdzake lijk rondom het plein afspelen en niet op het plein. Overigens kan ik zeggen dat die verplaatsing niet eerder zal plaats vinden dan nadat alle hierbij betrok kenen gehoord zijn. Er is een werkgroepje samenge steld dat in overleg met de D.S.O., de politie, de am bulante handel en de middenstanders zal proberen tot een verantwoorde beslissing te komen wat betreft het verplaatsen van de kermis naar het Wilhelminaplein. (De Voorzitter: Die zaak komt in ieder geval nog in de raad met alle argumenten die daarbij horen.) Ja. PAK. 9. ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN. A. Algemeen. De heer Knol: Even iets over de punten 347 en 348 betreffende de Noordelijke Ontwikkelings Maatschap pij. Die maatschappij draait nu, dacht ik, ongeveer anderhalf jaar en is indertijd opgericht om bedrijven die daar behoefte aan hebben risicodragend kapitaal te verstrekken. Nu heb ik horen verluiden dat het accent van de activiteiten van de N.O.M. vooral valt op de pro vincie Groningen. Ik zou wel eens van u willen weten in hoeverre dit juist is en in welke mate m.n. be drijven in Leeuwarden van de N.O.M. hebben geprofi teerd. Betekent het feit dat Groningen alleen aan bod komt dat alleen daar bedrijven zitten die dit kapitaal nodig hebben en dat er in Friesland en m.n. in Leeu warden helemaal geen behoefte is aan dit soort ka pitaal De heer C. de Jong: Punt 347 gaat over de vesti ging van industrieën die van buiten komen. Ik lees in het antwoord dat een secretarie-ambtenaar daar spe ciaal mee is belast. Mijn vraag is of er ook een se cretarie-ambtenaar is die zich speciaal verdiept in de al in Leeuwarden gevestigde bedrijven met het doel die te stimuleren. Als ik hier voor mij op tafel schrijf gerei vind met R.I.B. er op dan meen ik dat het mis schien wel aanbeveling zou kunnen verdienen om ook een ambtenaar van de secretarie zich speciaal bezig te laten houden met het stimuleren van in Leeuwar den gevestigde bedrijven. Punt 351 betreft de Brug-organisatie, een groot handelscentrum. Ik wil stellen dat een bewijsstuk van een particulier u inmiddels bereikt zal hebben; u hebt dat althans ter inzage gekregen van iemand die in de avonduren zonder pasje en zonder belemmering ge distilleerd heeft gekocht bij dit bedrijf. In het ant woord zegt u dat het dit bedrijf niet is toegestaan ter plaatse aan particulieren te verkopen op grond van een bepaling in het contract. Ik wil dus graag van u vernemen welke stappen u inmiddels hebt ge nomen daar deze bepaling op grove wijze is over treden. Punt 352 betreft een op zondag gehouden antiek beurs in één van de restaurants van de Frieslandhal. Het college is inderdaad ingevolge artikel 12 van de Winkelsluitingswet gemachtigd een ontheffing te ver lenen aangaande lid 2, sub c, i.v.m. veilingen; even tueel kan dat voor de zondag gelden. Ik dacht dat mijn fractie het gewoon betreurt dat u deze onthef fingsmogelijkheid hebt gebruikt in deze zin, want ik dacht dat wij in Leeuwarden altijd nog vrij waren ge bleven van veilingen op zondag of het zouden tentoon stellingen moeten zijn i.v.m. autoverkoop. Ik zou u graag willen verzoeken in het vervolg dergelijke ont heffingen niet meer te geven. N.a.v. de vraag over Kaveka punt 353 spreekt u in uw antwoord alleen over detaillisten die ingeschre ven staan bij de Kamer van Koophandel en die kopen bij Kaveka. Ik zou u willen vragen of u gelegenheid krijgt om de niet-detaillisten bij de ingang tegen te houden; ik denk dat er dan in korte tijd een hele file van particulieren zou staan, waaronder kantinebeheer ders, personeel van bouwcorporaties en verzekerings agenten die op geen enkele wijze als ondernemer bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven. (De heer Ten Brug (weth.): U slaat de groep midden standers over.) Ik wil daar nog wel nader op terug komen. De mengvorm van zelfbedieningsgroot- en kleinhandel die Kaveka in feite is blijft een bron van gerechtvaardigde ergernis voor een ieder die prijs stelt op een ordelijke gang van zaken in het economisch verkeer. De door dit grootbedrijf gevoerde politiek van het van twee wallen willen eten, waarmee dit bedrijf bewust de Winkelsluitingswet overtreedt, leidt telkens opnieuw tot praktijken die als onaanvaardbaar gekwa lificeerd moeten worden. Men behoeft slechts hier en daar te informeren om te ontdekken hoe velen via houders van pasjes zonder het handelsregisternummer min of meer regelmatig een bezoek brengen aan dit bedrijf. Strikte hantering van artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 is t.a.v. dit bedrijf dan ook zeker op zijn plaats. Dit artikel verbiedt n.l. de ver koop van goederen en diensten aan anderen dan on dernemers tegen prijzen die worden aangeduid zonder inbegrip van omzetbelasting. Waar detailhandels- en groothandelsfuncties zo met elkaar verweven zijn als bij Kaveka is een voorbij gaan aan dit wetsartikel niet aanvaardbaar. Mede op grond van dit argument is een juist toepassen van de Winkelsluitingswet driegend geboden om alle ondernemers gelijke kansen te geven en om zo te komen tot een goed georganiseerd econo misch verkeer in Leeuwarden. Dit argument speelt nog sterker in de afdeling waar gedistilleerd verkocht wordt aangezien hier alleen goederen verkocht mogen worden aan vergunninghouders, t.w. horeca-onderne- mers en slijters. Hier zijn zelfs alle overige detaillisten voor de Drankwet particulieren, zodat hier zeker ar tikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 ern stig wordt overtreden doch ook de Winkelsluitingswet 1951 wordt op twee avonden op duidelijk aantoonbare wijze niet nagekomen hetgeen eveneens geldt voor de Brug-organisatie. Ik wil graag van u vernemen welke stappen u denkt te ondernemen om weer te komen tot gelijke kansen voor alle Leeuwarder ondernemers. De Voorzitter: Ik zal beginnen te antwoorden op de vragen die de heer Knol stelde over de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij. Hij heeft in het bijzonder gevraagd of de N.O.M. niet teveel het accent legt op Groningen. De ervaring die wij hebben is dat het die schijn de afgelopen jaren stellig heeft gehad. Ik heb niet de indruk ik geef u de verzekering dat ik de afgelopen jaren persoonlijk nogal wat contacten met de N.O.M. heb onderhouden dat het niet een doel bewust beleid is het accent op Groningen te leggen; er zijn echter twee duidelijk aanwijsbare redenen. In de eerste periode is de N.O.M. heel sterk betrokken geweest ook de voorloper van de N.O.M.; dat was gewoon een continuering van de bestaande situatie met de eerder bestaande instelling bij het oplossen van moeilijkheden bij bestaande bedrijven. Die moeilijkhe den deden zich het sterkst voor in Oost-Groningen. De klacht van de heer Bloemendal is bij herhaling ge weest dat hij aan zijn eigenlijke taak nauwelijks toe kon komen omdat hij zo enorm werd bezig gehouden met de moeilijkheden van bestaande bedrijven in het bijzonder in Oost-Groningen. Hij heeft het ook erg betreurd dat dat zoveel van zijn tijd heeft gevergd. Het tweede facet waardoor het accent erg op Gronin gen is komen te liggen is de Eemshaven. Men heeft daar grote kapitalen in gestoken. Het is natuurlijk duidelijk dat men tracht dat ook renderend te krijgen. Het is bekend dat er zowel door het Noordelijk In dustrialisatie Bureau als door de Noordelijke Ontwik kelings Maatschappij nogal wat aandacht besteed is aan de problematiek rondom de Eemshaven. Om de door mij genoemde redenen is inderdaad wel de indruk gewekt die de heer Knol heeft weergegeven. Maar ik wil daarbij toch wel direct opmerken dat de medewer kers van de N.O.M. ook regelmatig naar Friesland komen en de ervaring is dat, als wij ook in Leeu warden problemen hebben en daarover contact op nemen met de directie van de N.O.M., wij daarover een goed contact hebben. Ook de nieuwe directeur, de heer De Groot, die speciaal voor de financiële proble matiek is aangetrokken, is al enkele keren hier op het stadhuis geweest. Er is ook een regelmatig con tact tussen de N.O.M. en het provinciaal bestuur. Wij vinden duidelijk gehoor voor de problemen die wij hebben. U weet dat er intussen een opvolger van de heer Bloemendal is benoemd. De heer Wisman heeft kenbaar gemaakt dat hij ook contacten wil leggen in Friesland. Wethouder Eijgelaar en ik zullen zeker op korte termijn met hem een bespreking voeren. Ik kan u de verzekering geven dat wij dan ook langs die weg zullen proberen duidelijk te maken dat wij verlangen dat de N.O.M. alle aandacht schenkt aan de problemen die wij in deze provincie hebben. De heer Eijgelaar (weth.)N.a.v. de vraag van de heer De Jong m.b.t. punt 347 kan ik zeggen dat er door de secretarie-ambtenaren en ook door mij goede contacten worden onderhouden met bestaande bedrij ven. Eén van de secretarie-ambtenaren bezoekt de be drijven regelmatig. Wij hebben ook in groter verband regelmatig besprekingen met bestaande bedrijven om de problemen en de mogelijkheden die er zijn verder uit te diepen. Ik kan zeggen dat die contacten met de bedrijven over het algemeen bijzonder goed zijn. N.a.v. de opmerkingen van de heer De Jong over de Brug-organisatie zou ik willen opmerken dat, wan neer wij b.v. door een boetebeding daartoe de moge lijkheid hebben, de gemeente bij een geconstateerde overtreding stappen zal ondernemen die zullen moeten leiden tot het zich niet herhalen van die overtreding. Als er dus sprake is van contractbreuk dan zullen wij niet nalaten de daaraan verbonden consequenties te trekken. Bovendien zouden eventueel gedupeerde mid denstanders kunnen overwegen bij de burgerlijke rech ter een verbod tot overtreding van de Winkelsluitings wet te laten opleggen; ook dat is een mogelijkheid. (De heer C. de Jong: Volgens het antwoord hebt u de Brug-organisatie dat terrein afgestaan om te bou wen met de bepaling dat daar niet aan particulieren verkocht mag worden; dat staat in het contract waar bij aan dit bedrijf de ondergrond werd verkocht. Ik dacht dat u daarmee zelf de vuist in handen had.) Ik herhaal dat wij, als er een overtreding is geconsta teerd, de ons ten dienste staande maatregelen zullen nemen. (De heer C. de Jong: Daarvoor is u, dacht ik, een bewijsstuk overhandigd.) Als dat stuk als bewijs stuk kan fungeren dan zullen wij daar gebruik van maken. Het verzoek van de heer De Jong m.b.t. het ver lenen van ontheffing op basis van artikel 12 van de Winkelsluitingswet zullen wij nog eens in het college bespreken. Ik zeg de heer De Jong toe dat ik het in het college ter sprake zal brengen. De heer De Jong heeft n.a.v. punt 353 een heel ver haal gehouden. Mijn antwoord komt eigenlijk over een met het antwoord dat ik al heb gegeven m.b.t. punt 351. Als de gemeente mogelijkheden heeft dan zullen wij die proberen te benutten. Het is bij dit geval echter m.i. moeilijker dan bij het geval waar wij zonet over spraken. Wij zullen in ieder geval bij de betreffende instanties aandringen op maatregelen die kunnen leiden tot een aanvaardbare situatie. De gemeente heeft m.b.t. een slijtersvergunning, die al leen betrekking heeft op verkoop van gedistilleerd aan particulieren, en m.b.t. overtreding van de Winkel sluitingswet geen machtsmiddelen. Mogelijk dat de po litie of de economische recherche hier iets aan kan doen. Wij zullen de betreffende instanties vragen of zij hier iets tegen willen gaan ondernemen. (De heer Knol: De heer De Jong suggereerde dat de gemeente de naleving van de Wet op de Omzetbelasting zou moe-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 6