rilt jo by de opset fan de grounkosten sjogge dat alle ditten en datten meinommen wurde moatte yn de grounkosten dan is it absurd dat allinne de stêdde- boukundige kosten foar rekken fan de algemiene tsjinst komme. Konkreet leit it dus sa: Us fraksje is ré om mei to gean mei dit foarstel as de stêddeboukundige kosten oan elts perseel bouterrein, oft it nou om wen- ningwetbou, frije sektorbou of premybou giet, tarek- kene wurde en as, op it momint dat de minister seit dat hy foar de wenningwetkavels dy f 400,net ak- septearret, dat part fan de kosten foar de algemiene tsjinst komt. Dat bidrach fan f 400,sil wol net reéel wêze, dat sil wol heger wurde, mar dat sil de tiid us wol leare. Takomme jier is it miskien f 500,der komt mei tiidskriuwen wol üt hoe heech dat bidrach wurdt. (De heer Tien Brug (weth.): Misschien wordt het wel f200,As de minister dat bidrach net ak~ septearret dan moat dat diel neffens üs dus foar de algemiene tsjinst komme en net tarekkene wurde oan de oerbliuwende kavels. As it kolleezje dat tasizze kin dan giet üs fraksje akkoart. Is it kolleezje fan miening dat it dy tasizzing op dit momint net dwaen kin dan wol ik dit punt graech oanhalde foar de bigreatings- sitting; dan wol ik oer dizze saek in moty yntsjinje. De heer Knol: Ik heb toch wel enige bezwaren tegen hetgeen de heer Miedema hier nu naar voren brengt. Hij maakt dus het voorbehoud dat, als de minister geen goedkeuring geeft, die gelden ten laste van de alge mene dienst zullen komen. Dat kan je wel heel gemak kelijk zeggen, maar ik denk dat je dan ook moet aan geven waar de dekking vandaan moet komen voor het tekort dat dan bij de algemene dienst zal ontstaan. Ik heb er geen enkele moeite mee om de gevoerde be leidslijn van het verleden te blijven volgen dat de grond plancalculatie uiteindelijk op nul moet uitkomen. Dat hebben wij in het verleden ook gedaan en dat resul teerde uiteindelijk in een potje van 2 miljoen dat over bleef; daar zou dat geld dan uit moeten komen waar het de heer Miedema om ging en daar ben ik niet zo voor. Een ander punt is dit. De heer Miedema stelt dat alle kosten die behoren bij een bestemmingsplan daar aan moeten worden toegerekend. Ik vraag mij af of dat in het verleden ook inderdaad is gebeurd. Je kan op principiële gronden wel stellen dat zoiets in verge lijking met andere bestemmingsplannen een wat scheve verhouding gaat oproepen. Op grond daarvan zou je dus kunnen zeggen: Deze methode kunnen wij niet toe passen. Maar op louter financiële gronden is het altijd wel verantwoord want de verhoging die in de uitein delijke stichtingskosten van een woning zullen komen is minimaal; ik zie daar financieel geen enkel be zwaar in. De hear Klomp: Ik sit ek mei de grounkosten. Wy krije nije wike tiisdei in foarstel yn de ried. Nou haw ik ris even ütrekkene dat it foar de frije sektor f 60, per m2 wurdt, eksklusyf b.t.w. En dan komt it foar in iengesinshüs plus garaezje op in kavelpriis fan f 27.480,eksklusyf b.t.w. En hoe heech is dy b.t.w. (De heer Rypma (weth.): 16%.) Dan komt de kavel priis foar in iengesinshüs plus garaezje dus boppe de f30.000,(De heer Rijpma (weth.): Ja.) Dat is nou it punt dat ik de foarige kear ek al oansnien haw; wy fleane wol sa öfgryslik omheech yn de frije sek tor dat de minsken hjir net partikulier bouwe kinne. De heer Rijpma (weth.): Ik denk dat de grootste verwarring ontstaan is ik heb de indruk dat die nu bij een ieder is weggenomen over het punt dat er een vaste verhouding is van 25-50-25. Dat is een veronderstelde verhouding die op het ogenblik in de begroting is gehanteerd als een voorlopige maatstaf. Ik dacht dat het nu duidelijk was dat de stedebouw- kundige kosten op basis van tijdschrijven worden toe gerekend aan de objecten waarvoor het werk gebeurt. Ieder deelplan heeft een aparte optelsom van stede- bouwkundige kosten op basis van tijdschrijven. Dat kan betekenen dat, wanneer wij in een bepaald jaar heel weinig woningen bouwen, er ook maar aan een heel klein gebiedje kosten toegerekend kunnen worden, want op dat moment is de stedebouwkundige dienst bezig öf niets te doen maar dat neem ik niet aan öf met ontwerpen die duidelijk vallen onder de alge mene dienst. Het zou dus theoretisch het mooiste zijn als de verhouding 25-50-25 was, maar het kan best mogelijk zijn dat in een bepaald jaar het percentage dat ten laste van de algemene dienst komt veel hoger is. Wanneer in een bepaald jaar een groot gedeelte van de tijd besteed wordt aan huizenbouw en er ook veel grond gekocht wordt voor huizenbouw wordt een veel groter deel toegerekend aan de grond- kosten dan in andere omstandigheden. Ik neem aan dat deze kwestie op het ogenblik geen aanleiding meer geeft voor misverstanden. De hear Miedema sei earst dat hy der net folie fan bigrepen hie, mar letter die bliken dat hy it wol aer- dich goed troch hat. Dat is dan ien fan twaën öf in komplimint foar syn yntelliginsje by sa'n domme brief öf üs brief is net sa dom as hy der üt sjocht. Yn elts gefal hat de hear Miedema it goed bigrepen. De es- sinsje is dat, as der yn in bipaeld dielgebiet partiku- liere wenten en wenningwetwenten sitte en de minis ter net tastiet dat de reéle kosten op basis fan tiid skriuwen tarekkene wurde oan de wenningwetwenten, dy kosten to foarskyn komme as in neidielich saldo op de grouneksploitaesje fan it bilutsen gebiet. Op it eagenblik is der dat hat de hear Knol al sein in egalisaesjefüns hwer't in bidrach yn sit fan ünge- fear 2 miljoen goune. As dizze bislissing sa nommen wurdt dan bitsjut dat dat, as Aldlan öfwikkele is en wy dy stêddeboukundige kosten net kwyt kinne by dc hüzen, dy kosten by eintsjebislüt op lést fan it egali saesjefüns komme moatte. As it egalisaesjefüns leech is dan sil it iennige plak hwer't it dan torjochte kom me kin wol de algemiene tsjinst wêze. Ik sjoch net hokker risikoreserve m.b.t. grounplannen dan noch oer is. Ik dacht dat het verstandig was dat wij op basis van tijdschrijven de kosten gaan toerekenen aan de reële objecten. Ik heb in de vorige zitting al een keer de rehabilitatieplannen ter sprake gebracht. Er is een commissie die een aanbeveling heeft gedaan; er is een soort voorontwerp van wet voor stadsvernieuwings plannen. Bij de voorstellen die daarin gedaan zijn is ook duidelijk naar voren gekomen dat stedebouwkun dige kosten kosten zijn die op het object behoren te drukken en die dus principieel in de berekeningsme thode meegenomen moeten worden. Het is best mogelijk dat de minister uit opportuniteitsoverwegingen of wel ke overwegingen dan ook op een gegeven ogenblik zegt dat hij er maar 75% van maakt misschien om de gemeenten aan te moedigen om een spaarzaam be leid te voeren maar dat kan ik niet voorzien. Prin cipieel is in de Commissie Floor geen verschil van me ning over het feit dat stedebouwkundige kosten op basis van tijdschrijven toegerekend moeten worden aan het object, inclusief dat staat er bij die stedebouw kundige vernieuwingsobjecten duidelijk bij het hele samenspel met de burgerij dat bij bewoonde gebieden duidelijk noodzakelijk is. De minister schijnt ze dan dus mee te nemen. In rehabilitatiegebieden zullen de kosten per woning duidelijk veel hoger liggen op basis van tijdschrijven dan in een maagdelijk gebied waar geen inspraakprocedures mogelijk zijn omdat er geen groep mensen is waar je duidelijk tegenaan kunt pra ten. De toezegging die de heer Miedema gevraagd heeft heb ik, dacht ik, nu gedaan. Ik heb duidelijk beklem toond dat zijn opvatting daarover juist is. Ik wil nog nadrukkelijk zeggen dat de particuliere woningen niet meer belast worden dan op basis van werkelijke of fic tieve wooneenheden uit de berekening te voorschijn komt. Dat betekent natuurlijk dat de kosten van dat huis wat hoger worden ik weet niet hoe wij dat in detail moeten uitwerken als de oppervlakte van het terrein groter is. Als voor een woningwetwoning een grondoppervlak van 140 m2 wordt gerekend en als op basis daarvan aan de hand van tijdschrijven f300,— toegerekend wordt dan zou je bij een particulier ter rein van 500 m2 kunnen zeggen dat dat 4 fictieve een heden zijn en dan kom je daarbij niet op f 300,toe gerekend per kavel, maar op basis van die f 300,per woningwetwoning op zo'n f 1.200,Ik zeg dus niet dat de kosten per woning allemaal gelijk zijn, ik zeg dat het misschien op basis van fictieve wooneenheden moet worden berekend. Maar dat is een nadere uit ïQf rMfe-MTJV -ia#%Zs^f Z 2/2 O werking van het principe. De minister heeft in principe al uitgesproken dat hij voor vernieuwingsgebieden dit zal toepassen, dus ik zie niet in waarom de minister dan voor andere gebieden een ander principe zou gaan hanteren. Ik dacht dat de minister zelf al overtuigd was dat hij het mee moet nemen. Dat hij er moeite mee heeft het mee te nemen kan ik ook wel in komen. De heer Geerts heeft duidelijk moeite met deze zaak; hij vindt het bedrag dat toegerekend wordt aan de grondkosten te hoog worden. Het bedrag dat op basis van tijdschrijven in de woningwetsector te voorschijn komt is een kostenonderdeel en werkt dus prijsverho gend. Maar de heer Knol heeft ook al gezegd dat het niet van zodanige importantie is dat het daarom over zou gaan. Aan een kavel in de vrije sector zal op basis van fictieve eenheden misschien f 1.000,of bij een grotere kavel f 1.500,toegerekend worden; ik neem aan dat ook dat niet van een zo grote impor tantie is dat het daarom over zou gaan. Wij zouden een keer tot de conclusie kunnen komen dat wij geen kavel meer verkopen en dat men in de rij staat voor de nevengebieden. Dat zullen wij ons dan wel degelijk moeten aantrekken en dan zullen wij moeten kijken op welke basis wij tot een verlaging van onze pro- duktiekosten kunnen komen. (De heer Geerts: In die situatie zitten wij nu al; wij hoeven niet meer te wach ten tot die toestand er komt want die is er al.) Er is een trek naar buiten, maar of dat in verband staat met de grondkosten weet ik niet; dat zou u eens met uw fractiegenoot Knol moeten bespreken want wij hebben daar enige tijd geleden nog een heel interessante discussie over gehad. (De heer Geerts: Binnen één fractie kan je ook van mening verschillen.) U kunt dat onderling wel eens bediscussiëren. In dat opzicht hebt u een goede verdediger van mij naast u. I De heer Knol: Dan bent u wel helemaal omgezwaaid.) (De heer Ten Brug (weth.)Als jij het dan maar niet doet.) (Gelach) (De Voorzitter: De heer Rijpma zit nu aan de andere kant van de tafel.) Dan nog iets over de kapitaallastende kwestie van de 25% waarvoor geactiveerd wordt. Het hoeft niet per se 25% te zijn, het kan ook 20% of 10% zijn. Er wordt een bepaald percentage aan de meerjarige investeringen toegerekend; het kan daarbij gaan om een weg of iets dergelijks. Al naar de levensduur van de objecten wordt dat in 30, 40 of 50 jaar afgeschreven. De heer Geerts twijfelt er aan of dat een goede me thode is. Die twijfel zou hij ook op dezelfde wijze kun nen hebben t.a.v. huizen, gebouwen en weet ik wat. Die methode passen wij voor alles toe; wij passen het echter niet toe voor de kapitaalwerken die vanuit de stedebouwkundige sfeer komen. Waarom zou het, als wij het overal toepassen, nu ineens niet passend zijn voor dit uitzonderingsgeval? Ik heb toch enige twijfel of die uitzondering nu hetgeen is waaraan je deze zaak moet ophangen. Je kunt ook zeggen: Er is een uniform systeem waarbij deze uitzondering per definitie past. De heer Geerts: Ik zou nog graag even willen re ageren op iets dat door de heer Miedema is gezegd. Hij heeft gezegd dat hij het absurd vindt dat de stede bouwkundige kosten niet verwerkt zouden worden. Het is natuurlijk ook al absurd dat op een gegeven ogen blik de stedebouwkundige kosten alleen verrekend wor den in die gebieden waarin wat te verrekenen valt. Als de stedebouwkundige dienst voor de schil voor nul centen gaat werken dan betaalt de particuliere be legger die in dat gebied bouwt ook geen cent. (De heer Rijpma (weth.): Dat is niet juist; dat is een verkeerde conclusie.) Ik dacht dat dat niet een ver keerde conclusie was. (De Voorzitter: U moet er wel rekening mee houden dat op een structuurplan ook bestemmingsplannen volgen.) Ja, maar de schil valt onder de bestemmingsplannen(De heer Rijpma (weth.): Die valt in de rehabilitatiesector; als daar gebieden in vrij komen waar gebouwen komen, als daar terreinen vrij komen voor bijzondere doeleinden kunnen de stedebouwkundige kosten op basis van fic tieve wooneenheden duidelijk aan dat object worden toegerekend.) Goed, voor die terreinen, maar voor de rest niet. De kosten van de schil vallen onder de 50% voor de algemene dienst. (De heer Rijpma (weth.) Nee.) (De Voorzitter: Dat is het misverstand dat al een paar keer naar voren is gekomen; ik begrijp dat ook wel. De schil is een paar keer genoemd en daar haakt de heer Geerts op aan. Het is zo dat de kosten van de structuurplannen naar de algemene dienst gaan. Er is hier in een heel ander verband uitgesproken dat wij binnenkort ook een structuurplan voor de schil zullen maken. De kosten daarvan gaan inderdaad naar de algemene dienst, net zo goed als de kosten van het structuurplan voor de binnenstad ten laste van de al gemene dienst waren gekomen als wij dit systeem toen al hadden gehad. Als wij volgend op dat structuurplan concrete rehabilitatieplannen, renovatieplannen en be stemmingsplannen gaan uitwerken dan worden de kos ten daarvan op basis van tijdschrijven toegerekend.) (De heer Rijpma (weth.): Ja, in de Transvaalwijk b.v. worden de kosten per woning toegerekend. In Oldega- lileën is het net zo. Daarbij gaat het dus ook om ge bouwen.) Ik heb gehoord dat het egalisatiefonds nu opgegeten zal worden. Dan krijg je natuurlijk de situatie dat de winsten die vroeger gemaakt zijn doordat de grond kosten te hoog waren nu gebruikt worden om de ste debouwkundige dienst te gaan betalen. Ook dat vind ik een beetje een vreemde zaak. Ik ben lang niet uit deze zaak en ik neem aan dat het toch nuttig zal zijn dat ik deze zaak nog eens in de fractie bespreek. Ik wil graag de mogelijkheid heb ben er in de begrotingszitting op terug te komen. De Voorzitter: Geldt dit alleen voor de heer Geerts? (De hear Miedema: lk bin tof reden steld.) De claim van de heer Geerts wordt genoteerd. PAR. 15. UITGAVEN EN INKOMSTEN NIET BE GREPEN ONDER DE PARAGRAFEN 1 T.EJYÏ. 14. A. Algemeen. De heer Meijerhof: Het gaat in de eerste plaats om het antwoord op vraag 532 en m.n. om de tweede daar genoemde brief. Het betreft de brief van 25 april 1974 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. In deze brief wordt eigenlijk aangegeven dat de ach tereenvolgende tekorten op de begroting in belangrijke mate samenhangen met het gevoerde beleid. Dit zou de indruk kunnen wekken zo is het misschien ook door Binnenlandse Zaken bedoeld dat het beleid dat deze gemeente in de loop der jaren heeft gevoerd tot de tekortsituatie heeft geleid waarin wij in 1972 te recht kwamen en op basis waarvan een aanvullende bijdrage is gevraagd. Een andere kant van de zaak is dat, ondanks die zinsnede, toch een bijdrage is verleend voor de sanering van de financiën van de gemeente Leeuwarden. Mijn vraag is: Heeft u gereageerd op deze brief en m.n. op de door mij bedoelde zinsnede en, zo ja, wat was dan de inhoud van die reactie? Dan iets over punt 538. Het gaat daarbij om de ex ploitatiesubsidies waarbij wij afhankelijk zijn van der den. Die derden zullen een groter aandeel in bepaalde subsidies nemen dan nu het geval is. Gevraagd wordt of u dat reëel acht en u antwoordt dat dat inderdaad het geval is. Maar is het niet beter om te zeggen dat u dit eigenlijk „billijk" acht? Als u in het antwoord stelt dat de voorgestelde maatregelen reëel zijn dan zou dat eigenlijk moeten betekenen dat u al een bepaald inzicht heeft hoe de ontwikkeling zal zijn m.b.t. die in stanties die dan dat grotere aandeel voor hun rekening zullen nemen. Als hier terecht „reëel" staat, zou u dan misschien nader aan kunnen geven hoe de stand van zaken is? Of moeten wij dit woord „reëel" misschien veranderen in „billijk" In punt 543 gaat het om de zekerheid dat, als wij niet meer artikel 12-gemeente zijn, wij desondanks nog op 95% A.C.W.-subsidie voor bepaalde objecten kun nen rekenen. U antwoordt dat u meent dat dit het ge val is zolang de gemeente in een situatie verkeert dat de begroting ternauwernood sluitend kan worden ge maakt. Het is een zaak van de gemeenteraad om te zorgen dat in de loop der jaren dat „ternauwernood sluitend maken" niet verandert in „ruim sluitend ma ken" want dan vallen wij uit de boot. Mijn vraag is: Welke feiten liggen ten grondslag aan dit antwoord? Kunt u hier nog wat nader op ingaan? Mijn laatste vraag betreft punt 545 dat gaat over de tekorten op de doeluitkeringen. Het gaat mij om het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 2