2
panden Werkmanslust 135, 136 en 137 geschiedt in
nauw verband met het door De Vries van de Esso Ne
derland gehuurde bedrijfspand Groningerstraatweg 21.
Het pand Groningerstraatweg 21 wordt door de Esso
Nederland gehuurd van de gemeente Leeuwarden. Het
gehuurde mocht uitsluitend worden gebruikt als ver-
Kooppunt van petroleumprodukten, rechtstreeks af
komstig van Esso Nederland. De huurder, Esso, is ge
rechtigd het gehuurde voor dit doel geheel of ge
deeltelijk aan derden weder of onder te verhuren onder
de voorwaarde dat de gemeente Leeuwarden geen ver
plichtingen hoe ook genaamd tegenover deze onderhuur
der heeft." Verder staat er nog: „Het ondergehuurde
pand wordt boven bewoond door de zoon van de heer
De Vries met zijn gezin terwijl de benedenruimte, in
afwijking van het bepaalde, mede wordt gebruikt ge
deeltelijk voor het verrichten van reparaties, doorsme-
ren, tectyleren, z.g. „quick service" en gedeeltelijk voor
de verkoop van auto-accessoires." Er is dus een ver
schil tussen hetgeen is bepaald bij de verhuur aan Esso
Nederland en de praktijk zoals het wordt bewoond en
gebruikt. Eigenlijk is het dus zo. Er is een bedrijf op
gebouwd of voortgezet in een pand waarin dit niet was
toegestaan. Degene die er nu woont en die nu moet
verhuizen geven wij een tegemoetkoming voor het
duurder wonen en voor de wederinrichtingskosten en
ook voor de inkomensschade. Ik zou graag willen we
ten hoe dit in elkaar zit.
De heer Singelsma is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De heer Kijpma (weth.)Ik zal proberen op deze
wat technische materie toch nog wat zinnige antwoor
den te geven. Het perceel waar het hier om gaat is
een perceel dat wij van anderen gekocht hebben, ik
meen in 1972. Op dat moment had betrokkene het
pand reeds in gebruik. Op dit moment beroepen de
betrokkene en de rechtskundige zich op huurbescher-
iningsbepalingen, waarbij de toestand die vóór 1972
aan de orde was maatgevend is voor de basis waarop
de onteigening moet plaats vinden. Ons uitgangspunt
is oorspronkelijk ook geweest; Kunnen wij het niet
doen op basis van de overeenkomst die wij met Esso
gesloten hebben? Die basis bleek ons echter onder de
voeten weg te vallen en wij waren gedwongen te
onderhandelen op basis van rechten die al vóór 1972
waren ontstaan. Betrokkene heeft nu wat werkzaam
heden in het pand verricht die in strijd zijn met ons
beding. Of dat beding op dat moment volledig rechts
kracht had, gezien de al ontstane situatie, is aan twijfel
onderhevig. Het is ook zo dat de inkomsten die betrok
kene had uit de benzinepomp verminderd zijn met het
verlies dat hij in dit pand heeft geleden. Als zodanig
heeft deze situatie ons geen nadeel maar een aanzien
lijk voordeel gebracht omdat de verliezen, die betrek
king hadden op de werkzaamheden die niet met de
benzinepomp te maken hadden, in mindering zijn ge
bracht op een bepaalde wijze verrekend enz. op
het inkomen dat uit de benzinepomp kon worden ge
haald.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde toch nog
graag een opmerking maken. Wanneer je dit zo alle
maal leest dan komt wel de vraag bij je op: Zouden
er ook elders in de stad in panden die van de ge
meente zijn weer bedrijven worden gesticht waarbij
zich zulke situaties kunnen voordoen? Ik bedoel dus
dat mensen een bedrijf opbouwen en dat wij dan weer
gedwongen worden hen uit te kopen.
De heer Rqpma (weth.): Ik zou willen zeggen: Ik
hoop het niet. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik be
doel: letten wij daar op en hebben wij daar middelen
tegen?) Ik moet zeggen dat wij in het college enkele
maanden geleden op een bedrijf gestoten zijn waar zich
dat had kunnen voordoen. Wij menen echter dat wij er
op een bijzonder ingenieuze wijze in geslaagd zijn die
relatie teniet te doen of te voorkomen dat die zal ont
staan. Ik weet niet of er niets aan onze aandacht is
ontsnapt. M.b.t. het pand dat ik op het oog heb is er
duidelijk een beraad geweest ik meen zelfs twee
keer in het college; wij hebben de juridische afde
ling zich tot het uiterste laten uitputten om te zorgen
dat daarbq een recht als waarvan hier sprake is niet
zou ontstaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punten 6, 7 en 8 (bijlagen nos. 80, 78 en 76).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 9 (bijlage no. 71).
De Voorzitter: Alvorens ik dit punt in behandeling
geef wil ik de voorzitter van de Commissie van advies
inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening
geen onbekende in deze zaal bijzonder hartelijk
welkom heten.
Ik zie dat niemand het woord verlangt over dit punt
en ik moet zeggen dat de voorzitter van deze commis
sie de kost vanavond gemakkelijk heeft verdiend. (Ge
lach)
Z.h.st. word besloten overeenkomstig het advies van
de Commissie van advies inzake beroepschriften inge
volge de Bouwverordening.
De heer B.P. van der Veen verlaat de vergadering.
Punt 10 (bijlage no. 89).
Mevr. Visscher-Bouwer: De kostenoverschrijdingen
van de restauraties, zoals die in de raadsbrief genoemd
worden, vinden wij een heel ernstige zaak. Zoals u
ook al schrijft zijn er diverse oorzaken. Het verkrijgen
van werkgelegenheidssubsidie dat zich aanvankelijk
zeer gunstig liet aanzien biykt achteraf helemaal niet
zo gunstig te zijn omdat het Ministerie van Sociale
Zaken niet genegen is de oorspronkelijke begrotingen
bij te stellen in verband met de kostenstijgingen van
materiaal en lonen. Hier kunnen wij op het moment
verder niets aan doen u schrijft dit zelf al dan
proberen hier toch nog iets van binnen te krijgen. Dit
is dus in tegenstelling met wat wij gewend zijn van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg die deze bijstel
lingen altijd wel honoreert. Dit is een tegenvaller. Ver
der zijn er ook tijdens de werkzaamheden veel onvoor
ziene zaken aan het licht gekomen die ons veel geld
hebben gekost. Dit alles pleit voor een vroege en betere
voorbereiding en een zeer intensieve begeleiding. Deze
begeleiding is in de afgelopen tijd beslist onvoldoende
geweest en wij dringen er op aan dat hiervoor vol
doende mankracht beschikbaar wordt gesteld. Wij dach
ten dat de kosten die hieraan worden besteed er ruim
weer uit zouden komen. Het ware in sommige gevallen
tevens wenselijk dat een voorbereidingskrediet wordt
verstrekt zodat een goed inzicht kan worden verkregen
in de te verwachten werkzaamheden. Er kan dan een
zeer gedetailleerde begroting worden gemaakt zodat,
evenals bij een aanbesteding van een nieuwbouwproject,
de post meerwerk niet de gebruikelijke norm over
schrijdt. De onvoorziene dingen die bij al deze restau
raties naar voren zijn gekomen heeft men van te voren
blijkbaar niet goed geweten en die zouden dan van te
voren wel aan het licht zijn gekomen. Het zou dan een
normale aanbesteding worden zoals bij andere werken.
Verder zou het zeer wenselijk zijn het vaststellen van
de huurprijs pas te doen geschieden nadat het werk
gereed is zodat wij kunnen streven naar een meer ren
dabele huur. Het moet niet zo zjjn dat wij ons van te
voren vastpinnen zodat wij, als wij toch tegenvallers
hebben, er niet meer onderuit kunnen. Ik zou graag
van de wethouder willen weten hoe hij deze dingen
ziet en of hij ook van mening is dat wij aan deze zaken
zeer veel aandacht zullen moeten besteden.
De heer Rjjpma (weth.): Ik zou eigenlijk heel kort
kunnen zijn en kunnen zeggen: Mevr. Visscher, ik zie
het door uw bril. Ik dacht ook dat het juist was dat
wij, wanneer wij weer restauraties laten verrichten,
van te voren een voorbereidingskrediet hebben en dat
wij uitvoerig laten nagaan wat de feilen en de moge
lijkheden van zo'n plan zijn. Wij zouden dan op basis
daarvan met een zo gedetailleerd mogelijke begroting
te voorschijn moeten komen zodat wij, als er dan eens
iets gebeurt, dan in ieder geval weten waar dit aan
ligt. Dat wij de huurprijs na afloop vaststellen is,
3
dacht ik, niet een onjuiste zaak. Het is natuurlijk wel
de vraag of de restauratiepanden wel altijd de huur
opbrengen die er op basis van de restauratie eigenlijk
uit zou moeten komen, want u weet dat de restau
ratiekosten ondanks subsidie verschrikkelijk hoog zijn.
Ik hoop dat wij er in gebieden waar de rehabilitatie
regeling van toepassing is toch wel op een zodanige
manier uit springen dat het daar beter zal lukken.
De heer J. de Jong: Ik wil hier toch nog iets van
zeggen. Op blz. 2 van de raadsbrief Noorder
plantage 3/5 staat onderaan een bedrag van
f282.456,44. Ik denk dat hier een schrijffout in zit
en dat de 8 een 9 moet zijn. Het oorspronkelijke kre
diet was f 100.000,er komt een bedrag bij van
f 192.456,44 en dan dacht ik dat de 8 een 9 moet zijn.
(De heer Ten Brug (weth.)Of de 9 een 8.) Dat kan
natuurlijk ook.
Ik zou nog wel even in willen gaan op hetgeen mevr.
Visscher stelt. Het is natuurlijk een heel nare zaak
wanneer je met dit soort dingen geconfronteerd wordt.
De wethouder geeft echter duidelijk aan dat alle mo
gelijke moeite zal worden gedaan om de begrotingen
zo goed mogelijk op te stellen. Ik dacht echter dat ik
wel een klein beetje uit de praktijk kan meespreken;
er zit hier ook een aannemer en die zal het nog wel
beter weten dan ik. Restauratie is een zaak van: je
bekijkt de zaak, maar je ziet nooit wat er achter zit.
Voordat je precies weet wat er aan de hand is moet je
de boel eerst afbreken. Dan kan je pas een goede be
groting maken. Dat is eigenlijk ook de narigheid bij
al dit soort zaken. Ik geloof dat je de stelpost die je
in de begroting zet nooit te groot maakt, want je kunt
beter overhouden. Misschien is het een aanwijzing om
de stelpost in het vervolg maar wat hoger te maken
en daar de aanvraag voor subsidie op te baseren. Wordt
dit niet gedaan dan blijven wij toch met deze narigheid
zitten. Een vloer wordt open gemaakt en dan blijkt dat
de balken verrot zijn, een muur wordt afgebikt en dan
blijkt dat hij afgebroken moet worden en dan zit je
met de narigheid.
De heer Knol: Vorige week heeft in de Leeuwarder
Courant al enig commentaar gestaan n.a.v. de bewo
ning van de Noorderplantage 3/5. De kredietoverschrij
ding is nu in dit raadsstuk aan de orde en er worden
een aantal factoren aangegeven waardoor deze krediet
overschrijding onder meer heeft kunnen plaats vinden.
Dit drama zo zou ik het bijna willen noemen
speelt ook al een jaar of 2 in de Commissie voor het
Woningbedrijf en ik wil de raad niet onthouden wat
er in deze commissie in kort bestek is gebeurd. Op 15
maart 1973 gaat de commissie er mee akkoord dat dit
pand op basis van f 525,per maand wordt verhuurd
er van uitgaande dat de investering f 100.000,is. De
Commissie voor het Woningbedrijf heeft er uiteraard
geen enkele kijk op of dit reëel is, ik dacht dat wij
daar een Commissie Openbare Werken voor hadden.
Op 12 december 1973 vraagt mevr. Brandenburg of de
huurprijs wel reëel is gelet op de uitgevoerde restaura
tiewerkzaamheden. De voorzitter van de commissie be-
sust dat en zegt dat er onderhandelingen gaande zijn
en dat er wel een oplossing voor gevonden zal worden.
Op 7 mei 1974 komen er in de Commissie voor het
Woningbedrijf voorstellen om te komen tot een af
spraak met de huurder. Inmiddels blijkt dat de inves
teringskosten f320.000,zijn; daar gaat f 170.000,—-
subsidie af. Al met al zou een rendabele investering
f800,huur per maand moeten opleveren; daarbij is
dan al rekening gehouden met de f 25.000,eigen in
vestering van /de huurder. Op 19 juni 1974 heeft de
huurder nog niet gereageerd op de voorstellen van de
gemeente waarin deze gegevens zijn verwerkt. Op 16
augustus 1974 is er een extra spoedvergadering van de
Commissie voor het Woningbedrijf waarin wordt mee
gedeeld dat de huurder de voorstellen van de gemeente
verwerpt. De huurder trekt ook zijn eigen voorstellen
in en hij komt weer terug op zijn oude uitgangspunt,
n.l. f 525,huur per maand. Op 11 september 1974
worden de onderhandelingen afgebroken, de huurder
wil praten met het nieuwe college. Op 13 november
1974 Wordt de commissie (meegedeeld dat er opnieuw
onderhandeld zal worden. Op 22 januari 1975 wordt de
commissie meegedeeld dat de huurder nieuwe voorstel
len heeft ingediend waarop op het stadhuis nog gestu
deerd moet worden. Op 19 februari 1975 wordt de com
missie meegedeeld dat er op het stadhuis nog steeds
wordt gestudeerd op de nieuwe voorstellen. Nu zijn er
in de stukken u kunt dit ook lezen in de notulen
van de Commissie voor het Woningbedrijf een aan
tal argumenten naar voren gebracht m.b.t. de over
schrijding van de investering. Die argumenten vind ik
niet terug in de raadsbrief. Er wordt o.a. door de huur
der gesteld dat de gemeente de boot heeft gemist m.b.t.
f 90.000,A.C.W.-subsidie. Dit wordt niet in de raads
brief genoemd en men heeft mij ook nog nooit duidelijk
kunnen maken of deze bewering wel of niet juist is.
In dezelfde notulen wordt gesteld dat de meerkosten
voor een groot gedeelte min of meer te wijten zouden
zijn aan de eisen die door de huurder gesteld zijn. Dit
wordt ook niet bij de argumenten genoemd in de raads
brief. Al met al krijg ik sterk het gevoel dat deze hele
kwestie hoe zal ik het heel voorzichtig zeggen
niet helemaal snor zit wat betreft de bewaking van de
investeringen zoals die door de gemeente moeten wor
den gedaan. Naar mijn gevoel wordt er met overheids
gelden wat al te onzorgvuldig omgesprongen. De huur
der betaalt nu een huur van f 525,per maand
dat moet je straks voor een woningwetwoning ook
betalen de man krijgt een huursubsidie van f 3.000,
per jaar en hij heeft, dacht ik, een inkomen van
f 70.000,— a f 80.000,per jaar. Ik kan het niet meer
volgen, maar ik zou wel graag een antwoord willen
hebben op de vragen die ik gesteld heb.
De heer Ten Hoeve: Ik zou nog graag even willen
reageren op hetgeen de heer De Jong heeft gezegd
m.b.t. restauraties die altijd plegen uit te lopen. Hij
zegt: Wanneer dit weer aan de orde is, neem maar
een stelpost op en maak die maar zo groot mogelijk
want wij weten zeker dat die zaak uitloopt. Ik geloof
dat wanneer wij dat doen het een funeste zaak wordt.
Ik draag restauraties een heel goed hart toe, maar zo
langzamerhand moet het met de restauraties wel gaan
veranderen. Het is zo dat het, m.n. bij een aantal grote
monumenten, erg moeilijk zal zijn om precies te bekij
ken wat de gebreken zijn. Het is in deze tijd dat is
door de werkloosheid enz. gebleken mogelijk om
panden te restaureren binnen een begroting. Er wor
den op het moment in Friesland torens aangenomen
en nu blijkt dat er gerestaureerd kan worden binnen
een begroting. Te licht heeft men altijd gezegd: Dat
kan niet anders dan in regie. Altijd liepen die werken
uit, maar het is in veler belang dat die werken uitlo
pen. Om het maar eens populair te zeggen, je kunt
beter 4 van f 100.000,hebben dan van f 200.000,
Op het moment blijkt dat bij de kleinere restauraties
woonhuizen enz. gewerkt kan worden met aan
neming. En die kant moeten wij uit, want als wij willen
restaureren dan is het een niet acceptabele zaak dat
wij elke keer weer voor een individueel pand met een
overschrijding van f 100.000,a f 150.000,zitten, zo
als dat nu ook het geval is. Wij willen in onze stad
veel restaureren en dat moet op een rendabele en goed
begeleide manier. En dat kan!
De heer Heidinga: Nu wij toch aan de gang zijn
wil ik er ook nog wat van zeggen, al was ik het hele
maal niet van plan. Ik ben het met de heer Ten Hoeve
eens, echter op één voorwaarde en daar heeft het hier
aan geschort. Er is niet een reële begroting gemaakt.
Dat is het punt. Er moet een reële begroting gemaakt
worden door de vakman en dan zeg ik op hetgeen de
heer Ten Hoeve gezegd heeft: Akkoord, zo kan het.
De Voorzitter: Ik dacht dat weth. Rijpma eerst
moet ingaan op de problematiek m.b.t. het restaureren
in het algemeen. Op de interessante beschouwing van
de heer Knol zal weth. Eijgelaar stellig nog wel het
een en ander proberen te zeggen.
Nog even een correctie. Het is zoals de heer De Jong
zei, de 8 moet een 9 zijn, zodat het bedrag op pag. 2
in de 2e regel van onderen moet zijn: f292.456,44.
De heer Rjjpma (weth.): Ik dacht dat ik er wat de
restauratiekant betreft weinig meer van zou kunnen
zeggen. Wij zullen met een zorgvuldig voorbereide be
groting moeten werken en wij zullen een nauwkeurige