m
4
Sub G.
De Voorzitter: Alvorens ik de brief omschreven onder sub G in discussie geef zou ik weth. Ten
Brug willen vragen daar nog enige toelichting op te geven.
De heerTen Brug (weth.): Ik hoef, dacht ik, geen toelichting op de brief te geven; ik meen dat
die wel voor zichzelf spreekt. Er is ondertussen iets gebeurd dat wij na ontvangst van de brief van
9 juni niet konden voorzien. Er is een bespreking geweest tussen het dagelijks bestuur van de afdeling
Friesland van de V.N.G. en het voorlopig bestuur van het Centrum van de Onderwijsbegeleidings
diensten. Dit is in brieven vastgelegd. Bovendien hebben b. en w. een schrijven naar het Centrum
gericht waar ook een antwoord op is gekomen. Deze stukken zijn vanavond op de plaatsen van de
raadsleden neergelegd. Deze brieven zijn - dat kan men ook aan de datum zien - op het laatste
moment binnengekomen, dus had het geen zin meer die bij de stukken ter inzage te leggen. Ik dacht
dat de stukken verder wel voor zichzelf spreken. Ik geloof dat er nu toch wel enige duidelijkheid is
gekomen en dat nu ook onverkort de brief blijft gelden die indertijd door het Centrum aan de regio
raad is gestuurd waarin men akkoord gaat met het principe-besluit tot vorming van een regio Leeu
warden
De Voorzitter: Ik dacht dat wij vol vertrouwen - en dat willen wij ook - de verdere ontwikkeling
tegemoet kunnen zien. Wij willen er dan ook van uitgaan dat de problemen die de afgelopen weken
zijn opgedoemd zich in de toekomst niet weer voor zullen doen.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Problematiek Linnaeusstraat.
De Voorzitter: Ik stel nu het laatste punt van de Mededelingen aan de orde; dit is een vervolg
op een discussie die eerder in de raad heeft plaats gehad. Wij hebben gemeend u op deze wijze te
moeten informeren over de huidige stand van zaken.
Mej.De Vos: Mijn fractie is bijzonder tevreden dat er met deze mededeling een einde is
gekomen aan de financiële problematiek van de bewoners van de Linnaeusstraat als het op verhuizen
aan komt. In de raadsbrief wordt gesproken over een bedrag van 1 .500,als zijnde een voorschot
op de eventuele krotontruimingspremie. Ik zou dan ook van de gelegenheid gebruik willen maken om
te vragen wanneer wij een besluit tegemoet kunnen zien dat de Linnaeusstraat eindelijk wordt af
gebroken
De heer Eijgelaar (weth.): Ik moet helaas zeggen dat op de vraag van mej.De Vos geen antwoord
kan worden gegeven. Vorige week is er bericht ontvangen dat het ministerie nog geen beslissing
heeft genomen. Men heeft nog geen beslissing kunnen nemen, men is erg voorzichtig, men hikt er
eigenl i jk wat tegen aan omdat dit een naoorlogs complex is. Het verlenen van een vergunning hier
voor zou een precedent kunnen scheppen met alle gevolgen van dienEr is op dit moment dus nog
geen zicht op. Wel kan ik zeggen dat er begin augustus opnieuw een bespreking over deze kwestie
zal zijn met het ministerie en wij hopen dan iets dichter bij een definitieve oplossing te komen. Op
dit moment heeft men echter geen vergunning willen verlenen voor het amoveren van dit complex.
Daarmee samenhangend heeft men ook geen mededeling of toezegging willen doen m.b.t. een even
tuele krotontruimingspremie. Dit is wat ik er van kan zeggen.
De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De heer Heidinga is inmiddels ter vergadering gekomen.
Punten 3 t.e.m. 7 (bijlagen nos. 179, 160, 166, 165 en 161).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
5
Punt 8 (bijlage no. 167)
De heer Visser: Het is niet ongebruikelijk dat bij het nemen van raadsbesluiten in deze raad
aangedrongen wordt op een spoedige realisering van de besluiten die van verschillende aard zijn. Bij
dit besluit wil ik dat namens mijn fractie ook graag doen, omdat wij van mening zijn dat er aan deze
zeer onbevredigende situatie een eind moet worden gemaakt. Deze kinderen hebben meer zorg nodig
dan vele anderen. Juist in de verkeerssituatie die er vandaag de dag is achten wij deze voorziening
zeer noodzakelijk.
De heer Rijpma (wethEr zal met de grootstmogeli jke spoed aan gewerkt worden om deze voor
ziening te realiseren. Ik hoop dat de voorziening getroffen is als het nieuwe schoolseizoen begint.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 9 (bijlage no. 1 80)
De Voorzitter: Voordat ik dit punt in discussie breng zou ik willen meedelen dat tegelijk met dit
punt in discussie zijn een aantal brieven die wij u helaas niet meer van te voren hebben kunnen toe
zenden. Deze brieven hebben wij op uw tafel gelegd; het betreft de brief van 17 juni van het
bestuur van de Kinderboerderij, de brief van 17 juni van een aantal instellingen in Bilgaard, de
brief van het bestuur Overleg Bouwzaken Hoger Onderwijs en de brief van 19 juni van de wijk-
vereniging Bilgaard. Deze brieven vormen mede onderwerp van onze discussie. Ik geef allereerst het
woord aan weth. Rijpma die nog enige nadere informatie over dit punt zal geven.
De heer Rijpma (weth.): Tijdens het overleg met de staatssecretaris waarnaar in de raadsbrief
wordt verwezen hebben wij toegezegd dat wij binnen enkele dagen na dit bezoek een nauwkeurige
opgave zouden doen van alle terreinen, grenzend aan het terrein van de rijksscholengemeenschap,
die potentieel beschikbaar zijn voor de bouw van het complex van de hoger onderwijsinstellingen
alsmede voor aanvullende voorzieningen. Op de tekening die onze aanbieding vergezelde waren
derhalve aangegeven: het rijksscholengemeenschapterrein, een terrein langs de Dokkumertrekweg
een terrein ten zuiden van de Oudemeer, een terrein westelijk van het rijksscholengemeenschap
complex (bestemd voor groen en ontsluiting) en een terrein aan de Dammelaan (aan twee zijden
grenzend aan de Kinderboerderij), totaal 5,5 ha. Inmiddels heeft op donderdag, 19 juni, een
gesprek plaats gevonden met vertegenwoordigers van rijk, Ubbo Emmius, Agogische Akademie
Friesland en Sociale Faculteit Groningen. Daarbij is gebleken dat het terrein grenzend aan de
Kinderboerderij voor de plannen van deze instellingen niet nodig is. Dit terrein maakt dus geen deel
meer uit van de aanbieding. Voor degenen die twijfelen welk terrein dit is vermeld ik nog even dat
dit terrein ten noorden van de speelplaats van de Kinderboerderij ligt.
De heer Buising: Het is wel zo dat de mededeling van de wethouder een ander licht op de zaak
werpt dan wij tot op dit moment konden weten. Afgezien daarvan leven er echter nog wel een paar
andere vragen en opmerkingen in mijn fractie over deze kwestie. Wat het compensatieprogramma
t.b.v. de firma Kats betreft, wij hebben daar niet zoveel moeite mee. Wij hebben de indruk dat er
inderdaad reëel met het bouwbedrijf is onderhandeld, dus in de eerste plaats lag de pijn daar niet.
Over de afmeting en de begrenzing van het terrein heeft de wethouder net een mededeling gedaan,
dus wat dat betreft zijn er ook geen grote moeilijkheden meer. Ik begrijp uit deze mededeling dat
het grootste stuk terrein dat u maximaal aanbiedt 3,5 ha is en dat daardoor de begrenzingen van
Rengerspark en Kinderboerderij zonder meer veilig zijn gesteld.
Dan is er nog het volgende. Ik weet niet of dit op het moment nog relevant is, maar ik had het
volgende willen zeggen. Als gebleken zou zijn - het is nu al gebleken - dat het rijk 3,5 ha nodig
heeft dan had er in principe net zo goed aan de Bleekerstraat met de bouw kunnen worden begonnen,
want dat terrein is ook ongeveer 3,5 ha groot, tenminste als die inmiddels bekende weg er niet door
hoeft. Wat mijn fractie op dit moment graag wil weten is in hoeverre het college vast houdt aan de
aanleg van deze weg. Van de wijkvereniging Bilgaard hoeft deze weg er niet te komen. Bovendien
was het nog steeds de vraag of deze weg in de bouwplannen van de 3 onderwijsinstellingen wel paste;
het zou best kunnen van wel maar net zo goed van niet. Kort samengevat zou ik u willen vragen:
Komt die weg er wel of komt die er niet?
Ik zou deze eerste instantie willen besluiten met bij u aan te dringen op de spoedige totstand
koming van een bestemmingsplan Rengerspark en Camstraburen waarin voor lange tijd de bedoelingen
met de betreffende bebouwingen en gronden worden vastgelegd. De onzekerheden die er bij alle