8
stuk van de Kinderboerderij - eenvoudigheidshalve zeg ik dit maar zo - bij inbegrepen. Nu ligt de
grens duidelijk ten oosten van het terrein van de Kinderboerderij en er blijft tussen de singel die de
Kinderboerderij aan de oostkant scheidt van de rest van het terrein nog een aanmerkelijke groen
strook over. De grens komt dus niet bij het terrein van de Kinderboerderij. Wat wij op verzoek van de
staatssecretaris hebben aangeboden is op dit moment: het terrein van de rijksscholengemeenschap
(groot 3,3 ha), een terreintje bijna grenzend aan het gebouw van de Johanna Stichting waar op het
ogenblik nog een uitgebrand pand op staat alsmede een oude fabriek (daarmee komt het terrein al op
3,6 ha) en een terrein ten zuiden van de Oudemeerdat langs het terrein van de ijsbaan loopt en achter
de bebouwing - dit is voor het grootste deel industriële bebouwing - van Camstraburen langs loopt
(groot bijna 1 ha). Wat er dus van onze offerte overblijft is plm. 4,8 ha. Hiermee is, dacht ik, ook al
voor een gedeelte geantwoord op de vraag of de vestiging niet in het zuidelijke gebied kan worden
geplaatst. Het terrein dat wij nu aanbieden is groter dan de bruto maat die het zuidelijke terrein
heeft. Wij zijn van het zuidelijke terrein afgestapt nadat eind maart/begin april de rijksoverheid
duidelijk een andere eis ging stellen t.a.v. de bebouwing van het IJsbaankwartierTot op dat moment
was er steeds sprake geweest van een vloeroppervlak van 20.000 tot 25.000 m2. Eind maart/begin
april heeft het rijk een terrein gevraagd waarop 40.000 m2 vloeroppervlak te realiseren moest zijn,
zij het niet in één fase, misschien in twee fasen; de uitbreiding - vooral van het gedeelte Ubbo
Emmius - vroeg een verdubbeling van het toekomstig te realiseren vloeroppervlak. Ook al zou de
ontsluitingsweg van minimale afmetingen zijn dan nog is het voor dat terrein niet de juiste bebouwing,
want het betekent dat het bebouwingspercentage van het terrein ten minste 50% zou moeten worden
en de maximale bouwhoogte zou wel eens 15 meter kunnen zijn. Deze eis van 50% bebouwen en
ten minste 15 meter bouwhoogte heeft het rijk ook gesteld voor het nu aangeboden terrein. Dat
vinden wij voor het terrein ten zuiden van de Dammelaan geen probleem, maar dat vinden wij voor
de bebouwing aan de Spanjaardslaan wel een probleem. Ook de architect van de 3 samenwerkende
schoolbesturen vindt een dergelijk bebouwingspercentage en een dergelijke bouwhoogte voor het
zuidelijke terrein ongewenst en onaanvaardbaar. Ik kan hier nog bij zeggen dat men in de vergade
ring van donderdag j .1- de heer Van der Wal heeft daar ook op gedoeld - bewust heeft afgezien
van een aanvraag voor het zuidelijke terrein. Het is wel in discussie geweest, maar een verzoek
daartoe is ingetrokken. Dat betekent dus dat het verzoek er op dit moment niet is; dit is bewust
gebeurd nadat alle zaken op een rijtje zijn gezet.
Verschillende raadsleden hebben gesproken over het bestemmingsplan Camstraburen. Er is
gezegd dat dit bestemmingsplan er gauw moet komen. Dat is ook onze mening. De eerste termijn
waarop wij dit bestemmingsplan ter visie hadden willen leggen was 1 april. Wij hebben al in eind
januari/begin februari het gesprek geopend met alle belanghebbenden die rond de Spanjaards
laan en langs de Dokkumer Ee wonen. In dezelfde tijd hebben wij ook al gesprekken gehad met het
bestuur van het Rengerspark en met het bestuur van de Kinderboerderij. Verder weet u de geschiedenis.
Als alle betrokkenen op een gegeven moment geconfronteerd worden met de juiste aspecten van de
bestemmingen dan betekent dit dat het overleg zijn tijd moet hebben. Als ik de geschriften die
binnengekomen zijn op dit moment analyseer dan geloof ik dat wij geen problemen meer behoeven
te verwachten met welke belanghebbende groep dan ook. Ik dacht dat de wensen die in verschillende
pakketten verweven zijn op het ogenblik te realiseren zijn in het door de onderwijsinstellingen
gevraagde en het door ons gebodene. Ik verwacht dan ook dat er zeer snel aan het bestemmingsplan
verder zal worden gewerkt en dat dat op korte termijn via de bekende commissies ter visie gelegd
zal kunnen worden. Uiteraard is het zo dat een bestemmingsplan pas voldoende rechtszekerheid geeft.
De heer Van der Wal heeft de hele ontwikkelingsgang nog weer eens geschetst. Dat er hier en
daar wat gezigzagd is, ik dacht dat dat nauwelijks een verwijt kon zijn aan het college. Wanneer
wij n.lniet zigzaggen dan weet de heer Van der Wal ons ook te vinden, maar dan in het feit dat
wij te star zijn. Er zijn allerlei gedachten opgezet over een hoger onderwijsvestiging, een
universitaire vestiging. Op het bestemmingsplan buitengebied heeft al eens indicatief een U gestaan.
Wij hebben toen naar de raad geluisterd en wij hebben gevoel gehad voor de bezwaren die er tegen
situering in dit natuurgebied waren; die U is van deze terreinen verdwenen. (De heer Van der Wal:
Daar was ik het ook mee eens.) Het was ook de wens van belanghebbenden om dichter bij het stads
centrum te zijn en op die wens hebben wij ingespeeld, hoewel sommigen het op dit moment toch
weer jammer vinden dat wij hier op ingespeeld hebben. (De heer Van der Wal: Ik niet.) Ik dacht dat
de heer Van der Wal er begrip voor moest hebben dat een college dat zijn oor te luisteren legt bijna
niet in staat is - het is zelfs veroordelenswaardig - om een rechte koers te varen, want als je die
rechte koers vaart dan komt er van de inspraak heel weinig terecht.
Er is door de heer Van der Wal gesproken over de weg. Ik moet zeggen dat het woord "weg"
naar mijn gevoel allerlei gedachten heeft opgeroepen die niet nodig waren en die ook nooit nodig
J
9
zijn geweest. Al in februari hebben b. en w. een duidelijke aanwijzing aan betrokkene gegeven dat
de ontsluitingsweg geen groter profiel mocht hebben dan 6 meter. Een profiel van 6 meter is een heel
eenvoudige wijkontsluitingsweg; het is dus geen verkeersweg. Bovendien hebben b. en w. daarbij aan
gegeven dat de werkers aan het plan vrij waren wat betreft de tracering, dat ze vrij waren om deze
weg allerlei vormen te geven en dat ze vrij waren m.b.t. het bestratingsmateriaal Dat betekent dat
b. en w. er alleen maar op gestaan hebben dat alle 3 terreinen van noord zowel als van zuid goed
bereikbaar zullen zijn. Dat betekent wel dat men zich van zuid naar noord kan bewegen in een vier
wielig voertuig, maar het betekent niet dat ooit een verbindingsweg van een wezenlijke capaciteit
de bedoeling geweest is. B. en w. hebben, gezien het feit dat er toch wel wat misverstand over die
weg is blijven bestaan, een nog duidelijker formulering willen geven door te zeggen: Betrokkenen,
geven jullie dan maar je ideeën over de ontsluiting, dan is het initiatief bij jullie en zullen wij
hoogstens gaan kijken of aan de belangen van alle betrokkenen is voldaan. U weet dat de bewoners
van Camstraburen heel nadrukkelijk hebben gesteld dat de Dokkumertrekweg geen zwaardere
belasting mocht krijgen ten gevolge van deze vestiging; zij hebben met name ook bezwaar tegen het
bouwverkeer enz. Dat betekent dat enig overleg met b. en w. over de te treffen ontsluitingen toch
wel zeer wenselijk is, ook in het belang van degenen die daar wonen of nog zullen komen wonen.
Wij hebben een gesprek gehad met de firma Kats. Ik distantieer mij heel duidelijk van het woord
chantage dat de heer Van der Wal gebruikt heeft. Ik geloof dat dat een uitdrukking is die zodanig
als een beschuldiging overkomt dat ik er toch wel groot bezwaar tegen heb dat een raadslid, zonder
dat hij aanwijzigingen heeft voor chantage, zo'n woord zo maar „en plain publique" laat vallen. (De
Voorzitter: Het is "flink" om dat te zeggen.) Ik protesteer daar met felheid tegen, want het gesprek
met de firma Kats is op een heel redelijke wijze gevoerd en de tegemoetkoming van hen is op een
heel redelijke wijze gebeurd. Het feit dat wij hen aangeboden hebben - er is nog niet eens zeker
heid over - om betrokken te worden bij de bouw van het politiebureau was voor hen zodanig dat zij
vol vertrouwen in de medewerking van b. en w. bereid zijn om onze suggestie te overwegen. Wij
hebben de vrijheid van hen gekregen om met de staatssecretaris over het terrein van gedachten te
wisselen.
De heer Van der Wal heeft nog gesproken over de voetgangers/fietstunnelIk dacht niet dat dit
een onderwerp was dat nu ter sprake moet komen. Ik heb altijd veel sympathie gehad voor voetgangers-
en fietstunnels, maar ondanks dat laat ik mij niet verleiden om daar op dit moment over te spreken.
De heer Van der Wal: Ik dacht dat de voorzitter gesteld had dat de brieven die binnengekomen
zijn ook ter discussie staan; daar staat dit n.lin.
De Voorzitter: Ik stel nu de tweede instantie aan de orde en u kunt dan nog vragen stellen over
wat u meent dat onvoldoende beantwoord is.
De heer Buising. Ik geloof dat, na alle discussies, de angel om zo maar te zeggen zo langzamer
hand wel uit deze problematiek is, zodat mijn tweede instantie ook beperkt kan zijn. Ik heb nog 2
opmerkingen. De eerste is een vraagje. De wethouder had het m.b.t. de bebouwing van het universi
teitscentrum over een bouwhoogte van ten minste 15 meter. Dat is nogal hoog, vooral als je bedenkt
dat het ten minste 15 meter moet zijn. Nu heb ik even gedacht dat hij zich versprak en dat hij ten
hoogste 15 meter bedoelt. (De heer Rijpma (weth.): Akkoord.) De tweede opmerking is deze. Ik zou
u eigenlijk toch wel willen verleiden tot een uitspraak over een termijn voor het tot stand komen
van dat bestemmingsplan. Het zal wel moeilijk zijn, maar ik beveel dit bij deze nog eens in uw
aandacht aan. (De heer Rijpma (weth.): In ieder geval na mijn vakantie.) U bedoelt toch wel de
vakantie van dit jaar? (De heer Rijpma (weth.): Ja.) (De Voorzitter: De wethouder zal hier straks
stellig nog even op ingaan, want ook van andere zijde is met klem op dit bestemmingsplan aange
drongen.)
De heer Van der Wal: Ik heb kennelijk op lange tenen getrapt. De wethouder is meteen ingegaan
op de beleidswijziging om van de Bullepolder - dit werd in het structuurplan genoemd en Axies heeft
hier als enige tegen gestemd, niet alleen om deze reden - naar het IJsbaankwartier te gaan. Ik heb
duidelijk gezegd dat wij het hier mee eens waren en nog steeds mee eens zijn. Ik weet ook wel dat
er mensen zijn die er aan twijfelen, maar wij blijven daar bij. Ik heb dit punt aangevoerd omdat de
hoofdreden was dat men veel dichter bij de binnenstad wilde zitten. Die hoofdreden geldt ook
blijkens de brief en ik beschik niet over andere brieven. U noemt allemaal data van brieven waarover
wij geen informatie hebben. Ik heb maar een paar brieven die ter inzage hebben gelegen, één van
18 november 1974 en het antwoord daarop van het ministerie van 1 1 april 1975. Daarin staat duide
lijk: Tesamen met de rijksuniversiteit Groningen bestaat een ruimtebehoefte van ca 20.000 m2
bruto vloeroppervlakte." U noemde alleen het getal van 40.000 m2. (De heer Rijpma (weth.): Die