6 Punten 10 t.e.m. 14 (bijlagen nos. 215, 216, 233, 232 en 223). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 15 (bijlage no. 234). De hear Jansma: Yn it kader fan de wurkleasheitsbistriding kinne wy nou meikoarten in twadde oer- dekt swimbad yn Ljouwert krije. Ut namme fan Os fraksje wol ik graech forklearje dat wy hjir tige wiis mei binne. Spitich dat de sporthal der net tagelyk by boud wurde kin. Wy hoopje lykwois dat dy ek gau boud wurde kin en wy geane der dan ek fan ut dat it kolleezje sa gau mooglik mei in ótstel dêrfoar by Os komt; dat hoopje wy tominsten. In fraech is noch: Hwannear moat de bou fan dit swimbad klear wêze yn it kader fan dizze regeling? De heer Weide (weth.): Het is de bedoeling dat dit bouwwerk zo snel mogelijk gerealiseerd zal worden. Er is een termijn genoemd van een jaar. Dat zal wel niet helemaal haalbaar zijn, maar wij hebben goede hoop dat het zwembad eind volgend jaar voor het publiek open gesteld kan worden. Wij hopen dat dan ook de bouw van de sporthal gerealiseerd zal zijn. (De heer Miedema: Gerealiseerd zal zijn?) (De Voorzitter: De wethouder is erg optimistischdat wi I ik erwelbij zeggen.) (De hear Rijpma (weth.): Hy is krekt fan fakansje werom.) (De heer Heidinga: Hoop doet leven.) (De hear Miedema: Ik hoopje dat it goed notulearre wurdt.) (De Foarsitter: It wurdtsje "hoop" komt der ek yn. Wij zijn in ieder geval blij dat wij nu zover zijn, want, pas op, dit is wel erg belangrijk.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 16 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 230, 212, 221 en 237). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 20 (bijlage no. 231). De heer Heidinga: Ik ben het niet eens met hetgeen het college in deze raadsbrief stelt. De aardigheid van het geval is ook nog dat, als wij dat wel kunnen doen voor het bouwbedrijf Tadema en wij kunnen het contract waterdichtmaken, wij hetdan ook kunnen voor deze mensen. Ik zie geen enkele reden waaror dat niet zou kunnen. Als het contract voor Tadema waterdicht is en de gemeente geen risico loopt dan kunnen wij het voor deze mensen ook doen. Op zichzelf staat er in dit hele stuk niet één steekhoudend argument, gegrond op enig reglement, waardoor deze mensen die vergunning zou kunnen worden ont houden. U erkent dat trouwens ook zelf. Het enige wat wij op het ogenblik zeggen is: Het zou binnen een aantal jaren, misschien 10 of 15 of 20, wie weet het, wel eens niet in het belang van de gemeente kunnen zijn dat wij deze mensen op het ogenblik die vergunning geven. Wij zouden dan wel eens voor een schadevergoeding aansprakelijk kunnen worden gesteld. Het is dus zuiver een kwestie van afweging van belangen. Nogmaals, enig argument op grond van de Politieverordening of wat dan ook is er niet. Dan komt toch, dacht ik, de vraag aan de orde: Behandelen wij onze burgers allemaal gelijk? Dan zeg ik nogmaals: Als wij dat voor het bouwbedrijf Tadema wel kunnen doen en wij kunnen naar onze mening een zo sluitende regeling maken dat het risico voor de gemeente er uit is dan zie ik niet waarom wij dat voor deze mensen niet kunnen doen. Deze mensen hebben ook een bedrijf, ze willen ook graag hun klan ten hebben, ze willen ook graag een stukje brood verdienen. Ik zie hierin echt een meten met twee maten. Daarom kan ik waf dit punt betreft beslist niet met u meegaan. Ik zou graag willen dat de raad hierin één lijn trok. De heer De Leeuw is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Geerts: Ik kan u meedelen dat onze fractie wel begrip heeft voor uw motivering. Ik geloof dat het een niet gewenste toestand is en hoe dat juridisch vastgelegd wordt is, dacht ik, onze vrijheid. Als de gemeente door zijn privaat eigendom iets kan regelen dan is dat, dacht ik, een verantwoorde zaak, Ik kan u wel meedelen dat wij het op prijs zouden stellen als de hele zaak van de benzinepompinstallaties in de stad eens bekeken zou kunnen worden en dat overwogen zou kunnen worden dat de gemeenteveror dening zodanig aangepast zou kunnen worden dat een beleid in deze te voeren is. Ik heb begrepen dat de Politieverordening dat nu niet toelaat, maar ik heb ook begrepen dat er een wijziging in deze verordening aan te brengen is zodanig dat er op het punt van de benzinepompen een beleid te voeren is. Het valt 7 natuurlijk niet te ontkennen dat in een woonbuurt zo'n benzinepomp wel overlast aan de omwonenden geeft en ook in dat kader zou de verordening en het beleid dat daarop moet stoelen eens bekeken moeten worden. De heer Rijpma (weth.): Om met het laatste punt dat de heer Geerts genoemd heeft te beginnen, ik heb wel begrip voor zijn verzoek. Alleen, ik geloof niet dat hij op dit moment van mij een toezegging in de richting van zijn wensen kan verwachten; hij verwacht dat waarschijnlijk ook niet. Ik zou zeggen, de aanstaande behandeling van de begroting geeft volop gelegenheid om dit punt ter discussie te stellen. B. en w. kunnen zich dan gezamenlijk beraden over de vraag of zij van mening zijn dat aan het verlangen van de heer Geerts tegemoet kan c.q. moet worden gekomen. Wat de opmerking van de heer Heidinga betreft, benzinepompen hebben in vele steden al aanleiding gegeven tot velerlei verwikkelingen. Dat betekent dat er, dacht ik, geen voorwerp dat zich in de buurt van straten en huizen bevindt te noemen valt waarover meer jurisprudentie te vinden is dan over benzine pompen. Het is zo dat onze rechtskundigen geen voldoende houvast, geen voldoende zekerheid hebben om op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst de zekerheid in te bouwen dat er tegenover een gering gewin niet een enorm grote schadevergoeding gaat staan. Vanuit dat oogpunt is het geen gemeente belang om deze overeenkomst met de betrokkenen aan te gaan en wij stellen u derhalve voor, teneinde de gemeente geen risico te laten lopen, de overeenkomst tot het plaatsen van een benzinepompinstallatie niet aan te gaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer Heidinga wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punt 21 (bijlage no. 220). De heer Knol: Er is pas gesproken over het meten met twee maten. Ik dacht dat dat ook gebeurde met dit voorstel. De huurder die in de raadsbrief genoemd wordt krijgt 2.000,Dit is wettelijk niet af te dwingen, dacht ik,want het past niet in het kader van de wettelijke maatregelen. Wij hebben dezelfde situatie m.b.t. de Linnaeusstraat. Die mensen krijgen 1.500,hetgeen ook niet wettelijk af te dwingen is met de maatregelen die daarvoor zijn. Bij punt 30 van de agenda krijgen wij de verhoging tot 3.000, voor de mensen die daar op basis van de krotontruimingsregeling aanspraak op kunnen maken. Heeft u bepaalde ideeën om dat recht te trekken?' (De Voorzitter: Dit is een ander punt dan nu aan de orde is, dacht ik.) Het is meten met twee maten en daar ging het om. (De Voorzitter: Dat vindt u dus aan de orde?) Ik wil het straks bij punt 30 nog wel even herhalen. De heer Rijpma (weth.)c Met ingang van 1 juli is er een andere regeling. Dat betekent dat degenen die vóór 1 juli behandeld zijn, om het zo maar eens te zeggen, met een andere maat gemeten worden dan degenen die kunnen profiteren van de wettelijke regeling die per 1 juli van kracht is geworden. Wat dat betreft zit het er niet in dat iedereen door de tijden heen altijd op dezelfde wijze behandeld wordt. M.b.t. het andere voorstel is het u bekend dat de schadeloosstelling voor verhuizen, wederinrichten en dergelijke op een bedrag van 3.000,is gesteld. Tot dusver was er alleen een krotontruimingsregeling. Die gaf een tegemoetkoming van 1.500,plus een halfjaar huurverschil. Bij het rehabilitatieproject Transvaalwijk zijn wij er van uitgegaan dat ook de huurder recht had op een billijke tegemoetkoming in de door hem te maken kosten en wij hebben ons daarbij gebaseerd op die 1.500,waarbij eventuele huurverschillen verdisconteerd zijn. Het is een privaatrechtelijke overeenkomst die wij met betrokkenen gesloten hebben. Wij krijgen daarvan 80% van het rijk terug in het kader van de saneringsregeling die op de wijk van toepassing is. Er ligt dus wel degelijk een uitgangspunt aan ten grondslag, n.l. de krot- ontruimingspremie van 1.500,i '(die is hier niet van toepassing maar wij hebben die als uitgangspunt genomen) plus een bijdrage in het huurverschil. Daarbij hebben wij de regel aangehouden dat het maxi mum, zoals dat ook het geval is bij de krotontruimingsregeling, niet de 2.500,te boven gaat. Dat betekent dat wij geprobeerd hebben zo eerlijk mogelijk te werk te gaan Dat er dan door de tijd heen verschillen zijn ontstaan, ik zou haast zeggen, dat ligt niet voor de verantwoordelijkheid van dit college. De heer Knol: Ik maak uit de woorden van de wethouder op dat u nu wel van plan bent om de mensen die na 1 juli b.v. uit de Linnaeusstraat vertrekken onder een andere regeling te laten vallen. Met "andere regeling" bedoel ik dan een ander bedrag dan de 1.500,die nu geldt, Daarin is ook geen compensatie gegeven voor hogere huren. Dit is dus duidelijk wel een meten met twee maten, vind ik.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 4