20
21
Punt 16 (bijlage no. 247).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 17 (bijlage no. 254).
Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben natuurlijk blij dat u thans met dit voorstel terug komt in de
raad. Ik wil op de eerste plaats zeggen dat ik, nu ik de cijfers van Pro Juventute heb kunnen bekijken,
heel goed kan begrijpen dat u voorstelt het tientje op het ogenblik te laten vallen. Ik heb er toch
wel behoefte aan om een paar dingen recht te zetten die bij latere gelegenheden voor duidelijkheid
kunnen zorgen.
In de eerste plaats zou ik de wethouder willen vragen wat de opmerking betekent die in de raads-
brief staat: "Tenslotte merken wij nog op dat het Permanent Overlegorgaan Subsidievraagstukken
heeft gemeend geen advies te moeten laten uitgaan aan de gemeentebesturen om de subsidiëring te
beëindigen." Gaat dat over het tientje? Ik veronderstel haast van wel. Ik zou het ook betreurd heb
ben als dat overlegorgaan de gemeente Leeuwarden geadviseerd had dat tientje niet te geven, want
tenslotte zijn er redenen genoeg om dat tientje wel te geven. Maar ik hoor dat straks wel van de wet
houder. Ik kan toch moeilijk veronderstellen dat dit gaat over de subsidiëring van de advieswerker,
waarbij nog steeds moeilijkheden liggen omdat een aantal gemeenten in de provincie Friesland niet
bereid is voor een aantal pupillen dat afkomstig is uit hun gemeenten subsidie te geven. Het zal u
toch ook bekend zijn - dat mag echt wel publiekelijk gezegd worden - dat de voordelige cijfers
over de jaren 1973 en 1974 veroorzaakt zijn door een aantal bijzondere omstandigheden. De opbrengst
van de SAKOR-collecte over een paar jaar is in één jaar verdeeld. Maar goed, de opbrengst was er,des
te beter. Laten wij hopen dat zij er in slagen om de kinderbeschermingscol lecte dusdanig te houden
dat zij daaruit de tekorten kunnen blijven dekken.
Ik vind het erg belangrijk nog even het steeds dooreen halen van het gezinsvoogdijverenigings
werk en het advieswerk te signaleren. In de eerste plaats zal er in het besluit een verandering aan
gebracht moeten worden. Onder II van het besluit staat dat de voogdijverenigingen geen subsidie meer
krijgen. Maar die kregen nooit subsidie. Er moet "gezinsvoogdijverenigingen" staan. Anders had u met
Pro Juventute nooit iets van doen gehad. Wat betreft het door elkaar halen van de voogdijverenigingen
en het advieswerk, u weet natuurlijk heel goed dat dit over twee verschillende ministeries gaat. De
voogdijverenigingen en de gezinsvoogdijverenigingen worden gesubsidieerd door het Ministerie van
Justitie; zij moeten de kosten dekken uit de apparaatskosten die tot een bepaalde hoogte per verpleeg-
dag en per pupil worden toegestaan wanneer het ministerie ook met die bewuste apparaatskosten
akkoord kan gaan; je bent heus niet vrij om maar apparaatskosten te maken naar je eigen inzicht, als
je een pand wilt huren gaan ze echt wel bekijken of ze dat nodig vinden e.d.; ik heb daar geen enkel
bezwaar tegen, want ik vind dat die dingen behoorlijk gecontroleerd behoren te worden. Het justitiële
werk, wat de voogdij- en de gezinsvoogdijverenigingen betreft, kan moeite genoeg hebben om rond
te komen omdat op het ogenblik het vrijwilligerswerk zo aanslaat dat het bewuste percentage van
15% vrijwilligerswerk dat het Ministerie van Justitie nog meeneemt op het aantal maatschappelijk
werkers dik overschreden wordt. U weet dat zij op het ogenblik heel sterk proberen om de kinderen
uit de justitiële sfeer te halen met het gevolg dat het vrijwilligerswerk erg oploopt; het kost even
goed geld en evengoed tijd. Ik betwijfel daarom of de gunstige cijfers van nu in de toekomst te halen
zijn. Daar hoef je nu nog geen subsidie voor te geven, maar het is heel goed mogelijk dat dat subsi
die in de toekomst toch terug zal moeten komen. Nu het advieswerk. Dat wordt gesubsidieerd door
C.R.M. U weet natuurlijk heel goed dat het onmogelijk is en ook niet gewenst zou zijn dat je kosten
van het advieswerk op Justitie verhaalt; andersom kan en mag ook niet. Het leek mij gewoon nodig
dit nog eens te zeggen. Het is misschien voor niet-insiders nogal ingewikkeld; ik weet echter dat de
wethouder met deze materie echt wel goed op de hoogte is. Voor toekomstige kwesties kan het
belangrijk zijn dat hij weet dat hij hier met twee verschillende werksoorten te doen heeft. Hij zegt
zelf ook ergens dat men altijd nog van mening is dat dat advieswerk op den duur bij het algemeen
maatschappelijk werk zal moeten worden ondergebracht. Daarover zijn de meningen sterk verdeeld,
maar daar hebben wij het nu niet over. (De heer De Vries (weth.): Het staat in de raadsbrief.) Wij
kunnen hier t.z.t. nog wel eens op terug komen. Ik wacht graag het antwoord van de wethouder af
over het advies van het Permanent Overlegorgaan, want bij de vorige behandeling van dit punt hebt
u juist gezegd dat het heel goed mogelijk was om aan dat overlegorgaan te vragen vooral de
gemeenten het advies te geven mee te doen in het subsidie voor de maatschappelijk werkers voor het
advieswerk. Daarom kan ik deze zin uit de raadsbrief niet begrijpen.
De heer De Vrie* (weth.): De behandeling van deze zaak heeft wat meer tijd gevraagd dan wij
aanvankelijk hadden voorzien. Toen deze zaak in de raad speelde deden wij u vlot de toezegging dat
wij er 3 weken later op terug zouden komen, maar dat is enige maanden later geworden. De reden
daarvan is dat wij, toen wij ons in verbinding stelden met het bureau van Pro Juventute en inzage
kregen van het accountantsrapport over 1973, gevraagd hebben: „Wanneer is het accountantsrapport
over 1974 gereed?" Toen werd er gezegd: „Dat verwachten wij in ieder geval over enige weken."
Dat is de aanleiding geweest dat wij gezegd hebben: „Wij zouden ook die uitkomsten graag willen
weten, zodat wij zo gedocumenteerd mogelijk de zaak opnieuw bij de raad kunnen aansnijden." U
hebt gezien dat de exploitatie-uitkomsten van Pro Juventute door allerlei factoren - mevr. Visser
heeft er enkele genoemd - bijzonder gunstig zijn uitgevallen de laatste jaren en dat er vrij stevige
overschotten waren op de exploitatie, in 1972 38.300,in 1973 21.800,en in 1974
52.600, Dat heeft alleen betrekking op het gezinsvoogdijwerk. Dat impliceert naar mijn mening
dat een exploitatie-uitkomst die zo gunstig is de conclusie wettigt dat deze gezinsvoogdijvereniging
op dit stuk van zaken geen aanspraak meer kan doen gelden op het tientje per pupil dat enige jaren
geleden is toegekend en waarbij wij toen de situatie hadden dat er nog geen afsplitsing was tussen het
gezinsvoogdijwerk en het advieswerk dat later uit de sfeer van het justitiële werk is gelicht en
gesubsidieerd wordt door het Ministerie van C.R.M.
Als mevr. Visser op dit moment zegt: "Wat heeft dat advies te betekenen van het Permanent Over
legorgaan Subsidievraagstukkendan is dat precies omgekeerd dan zij het op dit moment interpreteert.
Dat overlegorgaan zegt juist: "Het aanvullend, van de Friese gemeenten verkregen, subsidie van
10,— per uit de desbetreffende gemeente afkomstige pupil werd aangewend voor het z.g. vrijwil
ligerswerk. Met uw standpunt dat hier in principe geen taak voor de gemeenten ligt kunnen wij in
stemmen." Wij hebben al enige jaren hier ook in deze raad gesteld dat wij eigenlijk op het moment
dat wij dat tientje toekenden een stukje taakstelling van Justitie voor onze rekening namen. Dat was
naar mijn gevoel ook wel min of meer het geval, maar wij dachten toen dat de gezinsvoogdijvereni
gingen gewoon een tekort hadden en dat men aanspraak had op de aanvulling van dat tientje. En dan
zegt het overlegorgaan: "Wij hebben echter gemeend in de gegeven situatie aan de gemeentebesturen
geen advies te moeten laten uitgaan om de subsidiëring te beëindigen." Toen deze zaak behandeld
werd in het overlegorgaan kende men de uitkomsten niet van de accountantsrapporten van Pro Juven
tute; was dat wel het geval geweest dan zou dit advies vermoedelijk anders zijn uitgevallen.
Mevr. Visser waarschuwt er voor dat men mogelijk in de toekomst toch nog wel voor situaties kan
komen te staan dat deze instellingen zich wat het justitiële werk betreft, m.n. ten aanzien van de
uitbreiding van het vrijwilligerswerk, toch niet kunnen bedruipen. Ik dacht dat de verenigingen,
althans Pro Juventute blijk geeft zijn winkeltje goed te kunnen beheren. Wanneer de situatie ontstaat
die mevr. Visser vreest dan geloof ik dat men in eerste aanleg daar moet aankloppen waar dat nodig
is en dat is opnieuw bij het Ministerie van Justitie. Wij moeten goed uit elkaar houden dat de kinder
bescherming sec primair een zaak is van dat ministerie. Anders ligt het met het advieswerk zoals dit
gestalte heeft gekregen in de instelling die de gezinsvoogdijverenigingen met eikander hebben ge
sticht, de Stichting Jeugd en Gezin. Dat advieswerk wordt gesubsidieerd onder de noemer van het
Algemeen Maatschappelijk Werk; daarvoor heeft men dus een subsidietitel van C.R.M. van 50%. Er is
in het Permanent Overlegorgaan Subsidievraagstukken de afspraak gemaakt dat men de gemeenten
ad viseert ook 50% te subsidiëren. Deze kosten vallen voor de gemeenten onder de factor Sociale Zorg,
zodat zij 80% daarvan nog weer van het rijk terug krijgen, waardoor er uiteindelijk voor de gemeen
ten maar een minimaal klein bedrag over blijft. De instellingen kunnen op zich via deze subsidielijn
op een voortreffelijke manier functioneren. Het valt te betreuren dat niet alle gemeenten in Friesland
zich achter dit advies van het overlegorgaan hebben gesteld, want daardoor komt deze instelling
toch nog met exploitatiemoeilijkheden te zitten. Maar als ik het mij goed realiseer dan is het aan de
andere kant zo dat de subsidietoezegging van de gemeenten die hieraan meedoen dusdanig is dat men
zegt: „Wij betalen het volledige exploitatietekort op basis van het aantal pupillen afkomstig uit de
desbetreffende gemeente." Willen gemeenten dus niet bijdragen dan ontstaat er weliswaar een tekort,
maar dat zal vermoedelijk toch nog niet zo erg in de papieren lopen wanneer het gemeenten betreft
waaruit maar enkele pupillen afkomstig zijn. Hier ligt dus ook nog een taak voor het overlegorgaan
om de desbetreffende gemeenten hierover nogmaals te benaderen.
Ik wil nog even bevestigen dat in het besluit een fout is geslopen. Onder II moet staan: "het bij
zijn besluit van 31 januari 1972 aan de gezinsvoogdijverenigingen verleende subsidie" enz. Wij
zullen deze fout graag corrigeren.
Voor de rest geloof ik dat de raad op dit moment voldoende inzicht heeft gekregen dat de zaak
van het intrekken van deze subsidietitel door de raad een verantwoord besluit is. Wanneer zich in de
toekomst situaties voordoen dat men in het vrijwilligerswerk klem loopt dan - ik zeg dat nogmaals -