ar»
2
14. Onteigenen van perceelsgedeelten ten behoeve van de aanleg van het oostelijke buitentangent
(bijlage no. 250).
15. Parkeerterrein Hoeksterend (bijlage no. 248).
16. Bouwen houten voetbrug over Wirdumervaart in Tearnserdyk (bijlage no. 247).
17. Subsidiëren voogdijverenigingen (bijlage no. 254).
18. Sluiten van de stortplaats voor puin en stobben aan het Kalverdijkje en wijzigen van de Verorde
ning op de heffing en invordering van reinigingsrechten (bijlage no. 249).
19. Verzoek om financiële medewerking van het rijk t.b.v. het vervangen van 58 woonkamerkozijnen
van het complex 768 woningen in Heechterp en het plegen van buitengewoon onderhoud aan de
woningen van het complex 270 woningen Julianalaan (bijlage no. 238).
20. Periodiek vragenuur, voorafgaande aan de raadsvergadering (bijlage no. 251).
21 Wijzigen van de gemeentebegroting en van de begrotingen van het Markt-, Haven- en Slacht-
huisbedrijf, het Woningbedrijf, de Dienst voor Reiniging en Brandweer en de Dienst Stadsont
wikkeling voor het dienstjaar 1975 (bijlage no. 255).
De Voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom op deze vergadering. Ik stel voor dat wij met
onze werkzaamheden beginnen.
Punt 1.
De notulen worden ongewijzigd vastgesteld.
Punt 2.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A t.e.m. D.
De berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub E.
De heer Geerts: Het bestemmingsplan Camminghaburen is goedgekeurd door g.s. Dit is snel
gezegd, maar er is natuurlijk wel het een en ander aan vooraf gegaan. Wij hebben de brief van g.s.
gekregen en de intentieverklaring van de gemeente als antwoord op die brief. Ik moet wel zeggen
dat de toon van de brief van g.s. mij waf geïrriteerd heeft. De zinsnede: „Dat de raad in tegenstelling
tot voorheen tijdig tot het vaststellen van een bestemmingsplan gericht op de toekomstige stadsuit
breiding is overgegaan is een positief punt." is één van de zinnen die mij wat irriteerde. Als ik bedenk
dat wij te maken hebben met een provincie die er niet in slaagt zijn eigen streekplannen op tijd te
ontwerpen dan vind ik dat deze zelfde provincie zich waf dit betreft wel waf mag matigen in zijn
kritiek. De zorg die g.s. hebben over de suburbanisatie kunnen wij onderschrijven. Wij vinden het
alleen jammer dat in voorgaande jaren in het provinciale beleid niets van die zorg gebleken is. Wij
kunnen niet ontkennen dat veel van de kritiek die in de brief vermeld is terecht is. Wij moeten ech
ter ook bedenken dat een aantal inzichten sinds 1972, toen het plan ontworpen werd, veranderd zijn.
M.a.w., de kritici kunnen nu meer weten dan de ontwerpers van het plan en ik vind dat ze dan ook
niet zo schoolmeesterig van hun gelijk hoeven te getuigen.
Ik wil nog graag inhoudelijk op een aantal punten ingaan. M.b.t. het gestelde over de verkeers-
oplossingen hebben wij geen commentaar. De opmerkingen lijken ons terecht en een en ander zal
nader ter sprake komen bij de invulling van de wegenstructuur, ook als de resultaten van het reken
model bekend zijn.
Over de plancapaciteit wil ik het volgende zeggen. Gepland waren 6.000 woningen bij een
bebouwingsdichtheid van 30 per ha. Voorgesteld wordt om dat aantal nu te verlagen tot 25 per ha.
3
Dat zou neerkomen op 5.000 in plaats van op 6.000 woningen. Verder gaan wij uit van een dalende
bezettingsgraad van 2,88 tot 2,65, dus wij spreken nu over nog minder dan 5.000 woningen. In onze
fractie is dan ook de vraag gesteld of deze vermindering geen consequenties voor het voorzieningen
pakket zal hebben. Kan men zonder studie uitspreken dat een plan dat gebaseerd was op een capaci
teit van 6.000 woningen verkleind kan worden tot 5.000 woningen of minder? In dit verband wilde ik
u verzoeken om, als hef plan Camminghaburen bij de herziening weer aan de orde komt, de Commissie
Camminghaburen, die uit de functionele raden is samengesteld en die zich over de kwestie van de
voorzieningen heeft gebogen - deze commissie is intussen ontbonden -, opnieuw in hef leven te
roepen en hier weer bij in te schakelen.
De plancapaciteit heeft natuurlijk ook te maken met de kwestie van de kavelprijzen. U stelt als
oplossing voor bij het rijk aan te dringen op lokafiesubsidie. Vorige week heb ik in handen gekregen
een lijstje met steden die als groeikern zijn aangewezen en daarom voor lokafiesubsidie in aan
merking komen. Dat zijn in het Noorden Groningen en Zwolle. Leeuwarden is er niet bij. Verder
komen er natuurlijk allemaal steden in het Westen op hef lijstje voor, in de randstad. Ik geloof dat er
alle reden is om er toch zo scherp mogelijk op aan te dringen dat ook Leeuwarden als groeikern zal
worden aangewezen. Ik ben blij met de verzekering van g.s. dat men daar ook achter staat. Ik heb in
verband met hef lokafiesubsidie wel een punt gelezen in de brief waarin staat: "Hoewel de inspecteur
van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid de provincie Friesland reeds in 1972 heeft doen weten dat de
kavelprijzen voor de woningwefbouw te hoog waren is van uw zijde geen initiatief ontwikkeld om in
overleg met zijn dienst te komen." Nu is hef, dacht ik, zo dat het lokafiesubsidie iets is van de
laatste tijd. Ik heb mij dan ook afgevraagd of de opmerking in deze brief terecht is en of u inderdaad
niet alert genoeg bent geweest en de zaak wat hebt laten sloffen. Of is deze opmerking een mis
kleun van de inspecteur die toch niets toe te zeggen had? Ik vraag mij dus af wat het doel geweest
was van het overleg waar in deze brief op aangedrongen wordt.
Erstaat in de brief een opmerking dat de eerste capaciteit van de vigerende plannen benut moet
worden, opdat men met de jongste woonwensen en inzichten rekening kan houden. Ik geloof dat dat
enigszins in strijd is met wat u stelt in de Nota Woningbouwbeleid, die overigens nog aan de orde
moet komen. U stelt n.l. dat een zekere discontinuïteit dreigt te ontstaan in de produktie van woning
wetwoningen en u vraagt zich af of de premiebouw en de bouw in de vrije sector tijdig zullen worden
gerealiseerd. Daaruit leidt u af dat wij eigenlijk eind 1978/begin 1979 met de eerste bouwstroom voor
Camminghaburen zouden moeten komen.
Wij zijn blij dat artikel 3, sub f, waarbij de raad om instemming bij de uitwerking van hef plan
door b. en w. wordt gevraagd, is geaccepteerd.
Dan de kwestie hoogbouw/laagbouw. Er was eerst sprake van een verdeling 70-30, 70% laag
bouw en 30% hoogbouw. In het raadsvoorstel wordt gesproken over een verdeling 90-10, 90% laag
bouw en 10% hoogbouw. In onze fractie is naar voren gekomen dat men eigenlijk alles in laagbouw
zou moeten uitvoeren. Hier zijn 2 redenen voor. De eerste reden is: Is het nog wel mogelijk om de
hoogbouw (flats) te bezetten? Ik neem overigens aan dat deze kwestie wel naar voren zal komen in
het door u toegezegde onderzoek naar de woonwensen. Het andere punt dat genoemd is is het woord:
horizontenvervuiling. Kunnen wij ons veroorloven om vlakbij het Groene Sterplan, dat naast het plan
Camminghaburen gerealiseerd wordt, hoogbouw te zetten? Ik zou het op prijs stellen wanneer u bij
de uitwerking van de herziening van hef plan die binnen 3 jaar moet geschieden met deze opmer
kingen rekening zou willen houden.
De heerRijpma (weth.): De heer Geerts is begonnen met een aantal constateringen m.b.t. de toon
die uit de brief van g.s. zou spreken. Het zal de heer Geerts ongetwijfeld bekend zijn dat g.s. niet
alleen hun eigen mening verwoorden, maar dat er vele instanties bij betrokken zijn die elk op hun
wijze hun aandeel leveren in het kritiseren van hef plan dat voorligt. Ik kan mij - ik hoef mij uiter
aard niet op te werpen als verdediger van g.s. - wel voorstellen dat g.s. niet altijd hun eigen woorden
gebruiken, maar dat zij in sommige gevallen ook wel eens zinsneden overnemen die van andere zijde
in het overleg worden aangedragen. Dit wilde ik even als een losse opmerking zeggen, die helemaal
niet bedoeld is om te zeggen: G.s. hadden het niet anders kunnen doen.
De heer Geerts heeft een paar opmerkingen gemaakt over het lokafiesubsidie. Op het moment
dat wij het plan indienden was het begrip lokafiesubsidie noch in de lokale sfeer noch in de groot
stedelijke sfeer ooit gebruikt. U weet dat wij voor Leeuwarden op het ogenblik wel lokafiesubsidie
krijgen voor kleine binnenstedelijke plannen, waarbij de grondkosfen in sterke mate afhankelijk zijn
van hef slopen van gebouwen e.d. waardoor er excessief hoge grondkosfen ontstaan. Daar delen wij
wel in mee. De minister heeft echter slechts een beperkt aantal kernen aangewezen voor lokafie
subsidie in algemene zin, als groeikern. U kunt zich voorstellen dat wij bezwaar hebben tegen het