l mat «J*
18
gaat tenslotte om 700 leerlingen en het gaat dan ook om het principe. Het principe is dat, als je in
1974 van de mensen 215,vroeg en ze in mei vertelt dat ze moeten rekenen op een verhoging met
10%, het dan natuurlijk erg grappig aandoet - het is ongetwijfeld verblijdend als de mensen het
tenminste opmerken - dat je dan maar 210,berekent enz.; ik zal u de cijfertjes niet allemaal
noemen. Ik heb uitgerekend dat die verlaging neerkomt op 10.000,tot 15.000,Natuurlijk is
dat op het geheel van het instituut niets maar het kan wel wat betekenen wanneer wij andere kleine
wensen hebben en u zegt: Waar halen jullie het geld vandaan, er is geen ruimte voor in de begroting.
En dat is mijn belangrijkste punt, want ik heb er natuurlijk wel behoefte aan dat u daarmee bekend
bent. Als u denkt dat mijn belangstelling voor de tarieven voortkomt uit het feit dat ik het niet prettig
vind dat de mensen een lager tarief gaan betalen dan zou dat een grote vergissing zijn. (De heer Ten
Brug (weth.): Die vergissing maak ik niet.) Daar ben ik blij om. Ik vind het ontzettend belangrijk dat
de mensen die het niet kunnen betalen zo weinig mogelijk betalen en voor mijn part begonnen wij
lager dan 160,want dat vind ik hoog zat; het is juist naar dat de mensen met een minimum
inkomen die vorig jaar 155,betaalden nu volgens uw voorstel 160,zullen moeten betalen,
terwijl andere groepen een lager tarief gaan betalen dan voorheen. Ik vind de opstelling dus wel wat
vreemd. Mijn belangstelling voor het Muziekinstituut staat in verband met het feit dat dit één van de
dingen in onze gemeente is die ik bijzonder fijn vind; ik vind het altijd erg leuk om in de krant te
lezen dat er een concert wordt gegeven door de leerlingen enz. Het is een bezit voor onze stad. Maar
je mag je dan toch tegelijkertijd wel afvragen of dat instituut niet meer kostendekkend zou kunnen
draaien? Als dat zo was zouden wij daarnaast nog weer andere fijne dingen kunnen doen, want er
zijn nog heel wat dingen te doen in onze stad. Als wij pleiten voor sportvelden, zwembaden of wat
ook dan kost dat altijd geld en dan kunt u altijd met recht zeggen: Wij hebben geen geld, waar
zouden wij het vandaan moeten halen. En dan vraag je je af: Als wij daar danwatgeld vandaan zou
den kunnen halen waarom doen wij dat dan niet. Om dan in plaats van een aangekondigde verhoging
een verlaging te geven vind ik een buitengewoon ongelukkige start. Ik zal dus beslist een voorstel
indienen om van die 4,naar 5,te gaan. Bij de mensen zal dit geen schrikreactie teweeg
brengen want zij gaan minder betalen dan zij verleden jaar betaald hebben, maar in elk geval is het
een betere basis om bij de steeds stijgende salarislasten van het Muziekinstituut op voort te bouwen.
Als u dan volgend jaar weer met maar 10% mag verhogen dan zitten wij tenminste al op een iets
betere basis. Ik kom nu meteen even op die kwestie dat wij maar met 10% omhoog mogen gaan, dit
i.v.m. mijn verzoek om de schaal wat verder te laten uitlopen. U hebt als bezwaren het concurrentie-
motief - daar kom ik straks op - en de 10% stijging i.v.m. goedkeuring van hogerhand genoemd. Ik
heb gevraagd de betreffende circulaire te mogen lezen en die heb ik gelezen. Daar wordt inderdaad
in gesteld dat men globaal uitgaat van een verhoging van 10%; die keurt men zonder meer goed;
wanneer men daar fors boven gaat moet men argumenten geven. Ik dacht dat, als u met de argumenten
kwam dat u tot een rechtvaardiger systeem gekomen bent opdat de school een klein beetje meer een
volksmuziekschool zou kunnen zijn en dat u vindt dat de mensen die 34.000,en meer - vergeet
u dat "en meer" vooral niet - verdienen wel wat meer kunnen betalen, u de vergunning zonder enig
probleem krijgt. Nu het concurrentiebeding. Het is mogelijk dat er mensen zijn die de kinderen van
school nemen. Maar u zou het eens een jaar kunnen proberen. Verder vind ik dat de mensen heel dom
doen - dat zullen zij als zij even nadenken ook wel weten - als zij hun kinderen om die reden van
school nemen, want de muziekschool biedt meer dan muziekles. De muziekschool geeft de mogelijk
heid om aan het ensemblespel deel te nemen, die geeft de mogelijkheid om aan optreden deel te
nemen, die biedt de vriendjes en vriendinnetjes die ook moeten studeren, terwijl als je je kind
individueel naar een juf stuurt het altijd alleen maar dat kind is dat achter de piano gestuurd wordt,
dat geen stimulans heeft. Die school biedt dus beslist meer dan de individuele lesgever. Bovendien
vraag ik mij ook af of wij in onze stad wel zoveel echt gekwalificeerde krachten hebben die voor
1 .000,lesgeven en niet aan het Muziekinstituut verbonden zijn. Ik hoop eigenlijk dat u ook
tegen "zwarte" arbeid bent; natuurlijk kunnen zij goedkoper zijn als zij het lesgeld in het handje
krijgen en er geen belasting van betalen. Anders hebben ook die mensen van de 20,lesgeld
zoveel lasten dat het niet verantwoord is dat zij voor 1.000,lesgeven. Maar enfin, dat is uw
probleem. (De heer Ten Brug (weth.): Nee, dat is niet mijn probleem.) Nou ja, het is uw argument
en dat is uw goed recht; ieder heeft natuurlijk zijn argumenten zo gewogen dat het moeilijk is hem
er van af te brengen; dat ziet u nu wel aan mij.
Ik mag natuurlijk mijn voorstellen indienen nadat ook de mensen uit de andere fracties gezegd
hebben wat zij er van vinden. Ik heb hier een voorstel gereed waarin gevraagd wordt de 4,— te
wijzigen in 5,—, zodat er voor elke 100,schoolgeldmaatstaf in plaats van 4,5,—
bij komt. U weet dat wij nu niet zitten met de ellende van het overschrijden van grenzen waardoor
je dubbel omhoog kunt gaan. Voorts vraag ik het lesgeld op te trekken tot 450,in plaats van
19
tot 420,zodat er een verdere uitloop is. Ik hoor dan wel of het voor de haalbaarheid verstan
dig is om het voorstel nog iets te wijzigen. Ik sta op die wijziging van 4,in 5,de wijzi
ging m.b.t. het maximum bedrag hangt af van wat de andere fracties er van denken. Tenslotte gaat het
mij er om iets te bereiken en niet om stokpaardjes te berijden.
De heer Buising: Dit is een ingewikkelde zaak. Ik zou kunnen beginnen met te zeggen dat het
mijn fractie wel aanspreekt dat m.n. de lagere inkomensgroepen er nu eens wat gunstiger voor weg
komen dan tot dusverre het geval was. Ik moet mevr. Visser echter toegeven dat aanneming van haar
eerste voorstel, n.l. om de tarieven per maatstaf niet met 4,maar met 5,te verhogen, ook
inhoudt dat de zaak voor de lagere inkomens lager wordt dan die nu is. Op dit moment zou ik -
maar ik wil natuurlijk nog even afwachten wat de reactie van de wethouder daarop is - daar niet
onsympathiek tegenover staan. Dat ligt anders bij de verhoging van het maximum bedrag van 420,
naar 450,die mevr. Visser voorstelt. Daarover wil ik eerst het antwoord van de wethouder af
wachten. Verder voel ik wel een klein steuntje in de rug van de kant van het college dat wij de
gelegenheid krijgen om bij de begroting deze hele zaak nog eens opnieuw te bekijken en dan niet
alleen de kwestie waar wij het nu over hebben - de lessen volgens de individuele methode voor leer
lingen beneden 19 jaar - maar alles, dus ook de klassikale lessen, de ensemblelessen enz.
Mevr. Smit: Ik heb de indruk - ik kan mij vergissen - dat er iets in de redenering van mevr.
Visser m.b.t. haar laatste voorstel niet klopt. Als wij beginnen met een tarief van 160,-- bij een
schoolgeldmaatstaf van minder dan 1.200,en het maximum wordt 420,dan kom ik op 65
trappen schoolgeldmaatstaf van 100, .Als het tarief per 100,schoolgeldmaatstaf van
4,naar 5,gaat en het maximum wordt verhoogd van 420,tot 450,dan kom ik
op 58 trappen. Dat betekent dus dat je in feite de hoogste groep groter houdt en dus eerder laat
beginnen dan de bedoeling van mevr. Visser is, naar ik begrepen heb; zij wil dat maximum juist wat
verder brengen. Dan zou je het eigenlijk andersom moeten doen. Dit klopt niet, zo op het eerste
gezicht.
De heer De Greet: Het voorstel van mevr. Visser trekt mij wel aan, gezien de progressiviteit in
de belastbaarheid die wordt nagestreefd. Het is op dit moment echter wel zo dat ik het niet meer kan
overzien, gezien de discussie die gaande is. Het voorstel is niet in een commissie aan de orde ge
weest die hierover zou kunnen adviseren, ik denk b.v. aan de Commissie Onderwijs. (De heer
Schaafsma: Hebben wij die nog?) Die schijnen wij nog te hebben; ik heb het gevoel dat hij slapende
is. (De heer Ten Brug (weth.): Dat moet aan de leden liggen.) (Mevr. Visser—van den Bos: Ik dacht dat
ik duidelijk was geweest.) Ja, misschien bent u wel duidelijk, maar de discussie heeft een zodanig
peil bereikt dat het voor mij onduidelijk is geworden; misschien geldt dat voor meerdere raadsleden.
(De heer Ten Brug (weth.): Te hoog?) De hoofdlijnen zijn mij wel duidelijk maar de uitwerking niet.
Er is al over gesproken om dat binnen de begroting verder te bespreken. Ik zou willen verzoeken om
de beslissing nu uit te stellen en de zaak in de Commissie Onderwijs te bespreken waarna dan bij de
begroting een definitief besluit kan worden genomen.
De heer Ten Brug (weth.): Wat het laatste punt betreft, ik heb voorgesteld om deze zaak nader
te bekijken bij de begroting, dus het totaal bedrag van de inkomsten en de netto lasten. Op grond
daarvan kan dan bekeken worden welke regeling daaruit voort zou moeten komen. Uitstel van een
beslissing over dit voorstel is moeilijk want wij zijn al laat; het cursusjaar is al in augustus begonnen.
Ik heb wel het idee dat wij er geen buil aan vallen dat wij wat laat zijn omdat wij van te voren bij
de ouders hebben aangekondigd dat er wel verhogingen zouden kunnen komen, maar ik zou toch af
willen raden deze zaak uit te stellen, afgezien van hoe wij het nu willen invullen.
Mevr. Visser heeft gelijk als zij zegt dat wij, als dit meer opbrengt, meer ruimte hebben. Maar
wij hebben de ruimte, of liever het gebrek aan ruimte, in 1975 - wij hebben over 1975 nog geen
sluitende begroting - op een peil van de 325.000,rechten geraamd. Wanneer wij het
50.000,hoger zouden ramen dan maakt dat, afgezien van alle problemen, op zichzelf weinig
uit want het begrotingsjaar 1975 is bijna verstreken. Wanneer wij nu over ruimte praten en over
toekomstige ruimte dan zal dat, dacht ik, toch m.n. bij de behandeling van de begroting 1976 en de
daarbij behorende beleidsnota voor de komende jaren aan de orde moeten komen. Mevr. Visser heeft
wel gezegd dat het eigenlijk een beetje dwaas is dat je helemaal handelt binnen dat kader van die
325.000, maar ik dacht dat de raad ons terecht op de vingers had kunnen tikken wanneer wij
met een verordening waren gekomen die een hoger bedrag opleverde dan geraamd is. Wij handelen
- ik zeg het nogmaals - binnen het kader van wat de raad heeft besloten. Wil de raad naar hogere