KZHSH
20
tarieven dan is m.i. het moment daarvoor de behandeling van de begroting 1976.
Er moet geen misverstand zijn dat Leeuwarden met zijn tarieven aan de lage kant is; als je de
tarieven van de andere instituten bekijkt dan moet toch wel de conclusie worden getrokken dat Leeu
warden relatief zeker niet aan de lage kant is. Het grote probleem zit meer bij het ontbreken van rijks
subsidie voor dit soort instituten dan bij de tarieven die men meent te mogen hanteren, want het moet
ook opgebracht kunnen worden. Het moet niet alleen opgebracht kunnen worden, maar wij hebben
niet een Muziekinstituut alleen maar omdat wij ook kunnen wat particulieren kunnen omdat wij een
soort staatssocialisme nastreven. Wij hebben dat instituut omdat wij menen dat het bestaan van zo'n
instituut voor het geheel van de bevolking van belang is en dat daar op grond daarvan ook een stuk
geld uit gemeenschapsgelden aan mag worden besteed. Het concurrentiemotief is een oud motief
waar wij geregeld over praten. Mevr. Visser kan wel zeggen dat zij het niet begrijpt dat particulieren
een lesgeld van 1 .000,berekenen - zij spreekt over "zwarte arbeid"; ik dacht even dat dat
mijn probleem was maar gebleken is dat dat niet zo is -, maar het is gewoon een feit. Toen wij de
vorige keren met een vrij forse verhoging uit de bus kwamen hebben wij inderdaad in de hoogste
groepen aanvankelijk minder leerlingen gekregen; dat is een feit waar wij toen ook al voor waar
schuwden, maar wij meenden dat wij eigenlijk toch wel tot die verhoging over moesten gaan. Als u
uw oor te luisteren legt in de kringen van het Muziekinstituut en in de kringen van de ouders die zo
langzamerhand in die hoogste groep zitten dan hoort u ook dat een deel vindt dat zij aan de grens
zitten. Het kan van de kant van de ouders - ik geloof ook dat dat zo is - een foute affaire zijn om
hun kinderen van het instituut te nemen. Ik geef toe dat wij vanuit het Muziekinstituut meer kunnen
bieden, maar die ouders reageren op de hoogte van het tarief. En dan kunnen wij hen met elkaar wel
aanpraten dat zij het dan eventueel fout doen, maar het feit ligt er. Dat was mijn zwaarste motief.
Misschien valt er over die 10% - dat wil ik mevr. Visser niet ontstrijden - met de goedkeurende
instanties wel te praten.
De heer Buising heeft gezegd dat de 5,hem op zich wel aanspreekt. Ik heb in eerste
instantie gezegd dat het weinig uithaalt. Het gaat n.l. om de individuele tarieven die zopas even
vergeleken werden. Men ging inderdaad naar beneden. Mevr. Visser vindt het niet juist - zij noemde
het voorbeeld van 15.000,inkomen - dat men eventueel van 245,- maar dat moet
215,zijn, want wij spreken over een andere groep - naar 200,zou gaan, maar dat men
naar 210,zou gaan zou nog wel acceptabel zijn. Dat vind ik toch wel een genuanceerde af
faire. Ik dacht dat deze verschillen in tarieven die bij vergelijking van het voorstel van mevr. Visser
en het onze naar voren komen weinig inhouden; dat betreft bedragen van 10,-- of 15,ver
schil per jaar. (Mevr. Visser—van den Bos: Moet u eens uitrekenen wat dat over 3 jaar inhoudt. Als
het dan zo weinig inhoudt dan is het ook niet zo moeilijk mijn voorstel over te nemen.) Nee, want
wij blijven binnen het kader van de 325.000, die wij hebben geraamd. Dit was dan mijn ant
woord aan het adres van de heer Buising; het komt misschien bij de heer Buising anders over dan bij
mevr. Visser en daarom richt ik mij in dit geval ook tot hem.
Met de heer Buising hoef ik, dacht ik, niet verder te spreken over het maximum tarief van
420,daarop heb ik al geantwoord toen ik inging op een opmerking van mevr. Visser.
Ik ben het met mevr. Smit eens dat in het voorstel van mevr. Visser niet die uitdunning zit van de
maximum groep waarop dit nieuwe voorstel nu juist is gebouwd. Ik heb het idee dat wij, als ik het zo
uitreken - wij hadden 300 mensen in die hoogste groep -, in feite bij het voorstel van mevr. Visser
hetzelfde aantal in die hoogste groep krijgen. Dat vind ik, het geheel overziende, een vreemde zaak.
Omdat wij dat wilden veranderen hebben wij juist voor deze andere opbouw gekozen.
De heer De Greef heeft gezegd dat hij het voorstel van mevr. Visser progressief vindt. A contra-
rio redenerende zou daar dan uit volgen dat het voorstel van het college niet progressief is en daar
ben ik wel wat gevoelig voor.
Mevr. Visser—van den Bos: Wat is het jammer dat je als raadslid geen derde instantie hebt. De
wethouder kan heel veel verwarring stichten met opmerkingen die je als raadslid niet meer recht kunt
zetten. Ik meen dat werkelijk. Wat die bewuste uitdunning betreft, ik heb daar helemaal geen
behoefte aan. Ik heb alleen behoefte aan een rechtvaardiger tarief voor de laagste groepen dan er
voorheen was bij een groffe schaalindeling; dan wil ik het doortrekken zodat het niet bij 420,
stopt maar bij 450,waarbij ook de schoolgeldmaatstaf doorloopt. De mensen die eventueel
50.000,verdienen - die zijn er bij - betalen dan meer dan degenen die 30.000,ver
dienen. Ik hoop dat de heer De Greef nu uit mijn antwoord wat meer informatie heeft gekregen.
De heer De Greef: Ik heb niet gesproken over progressief maar over progressiviteit in belastbaar
heid. Daarmee bedoel ik "sterke schouders kunnen veel dragen".
21
De heer Ten Brug (weth.): U weet nog helemaal niet waar ik met mijn verhaal naar toe wilde. Ik
heb alleen maar het woord progressief genoemd en ik zou 6 contrario redeneren. Maar als de raad dat
zelf al doet dan hoef ik het niet meer te doen. Ik geloof dat het een foute conclusie is van mevr.
Visser als zij zegt dat ik verwarring breng. Ik heb mij aangesloten bij de opmerkingen van mevr. Smit,
er daarbij van uitgaande dat ik meen dat wij het maximum niet moeten verhogen in verband met de
opmerkingen die ik daarover heb gemaakt. Mevr. Visser heeft gezegd daar eventueel van af te willen
zien. Als wij van de verhoging van het maximum afzien maar wel de 5,verhoging toepassen dan
krijgen wij in de maximum groep meer mensen dan in het voorstel dat het college heeft gedaan. Ik
dacht niet dat er verwarring zou kunnen ontstaan door de mededelingen die van mijn kant zijn geko
men.
De Voorzitter: Dient mevr. Visser voorstellen in?
Mevr. Visser—van den Bos: Ja, ik zal twee voorstellen indienen. Het eerste voorstel luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 oktober 1975, sprekende over
voorstel "Wijzigen Verordening op de heffing en invordering van lesgeld voor het volgen van onder
wijs aan de afdeling amateuropleiding van het Gemeentelijk Muziekinstituut", bijlage no. 280,
besluit: artikel IB te wijzigen en wel lid 2b als volgt: 1.200,en meer, de respectievelijk onder
a vermelde bedragen, vermeerdert voor elke volle 100,van de schoolgeldmaatstaf boven
1.200,-met 10,-, 7,50, 5,-."
Die cijfers betreffen resp. lessen van 60 minuten, 45 minuten en 30 minuten.
Het tweede voorstel luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 oktober 1975, sprekende over
voorstel no. 280, besluit: dat het lesgeld niet meer bedraagt dan 900,voor 60 minuten, 675,
voor 45 minuten en 450,voor 30 minuten."
Beide moties zijn mede-ondertekend door de heer Miedema.
De Voorzitter: Heeft mevr. Visser er nog behoefte aan de moties nader toe te lichten? Nee?
Verlangt iemand nog het woord over de voorstellen?
Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Het is een hele rekenerij en wij verslaan er bijna in. Er zijn in
het voorstel 65 trappen van 1.200,naar 7.700, (Mevr. Visser—van den Bos: Die 7.700,
is geen grensbedrag.) Ja, dat is het in het voorstel wel. (Mevr. Visser—van den Bos: De schoolgeld
maatstaf loopt gewoon doorJa, maar luister nu eens even, ik wil u er op wijzen dat u een
rekenfout maakt. Die 65 trappen wilt u allemaal 1 meer laten zijn; dan komt er dus bij het
maximum 65,bij. Het maximum van het college was 420,dus wordt het maximum bij een
verhoging met 5,per trap 485,En nu wilt u al ophouden bij 450, dus zitten de
mensen met een lager inkomen al eerder in de maximale groep en de mensen die u meer wilt laten
betalen, die dus boven de 30 mille zitten, betalen niet meer dan iemand die 30 mille verdient.
(Mevr. Smit: Ja, dat is hetgeen ik straks ook al probeerde duidelijk te maken.) Inderdaad.
De Voorzitter: De consequentie daarvan zou zijn dat die 450, 675,en 900,
meer verhoogd zouden moeten worden; dan zou mevr. Visser consequent zijn, dan zou zij dezelfde
lijn doortrekken.
Mevr. Visser—van den Bos: Die consequentie zou ik wel wensen, maar ik kan dat niet doorzetten
omdat ik best begrijp dat, als je aan mensen een circulaire hebt gestuurd dat zij een verhoging van
ca 10% kunnen verwachten, je hen geen verhoging van 30% op het dak kunt sturen. Ik begrijp best
dat er tussen de 30.000,— en 60.000,een grote groep zal zitten die allemaal in de maximum
groep zitten, maar het loopt nog steeds op met 5,voor elke 100,en dan houd je een groep
die allemaal in het maximum zitten. Maar dat zit nu eenmaal in het feit dat wij ons niet boven dat
maximum willen begeven.
De heer Schaafsma: Ik heb het gevoel dat er door de omstandigheden mevr. Visser twee rol
schaatsen worden ondergebonden die verschillende kanten uit gaan. Ik moet u zeggen, ik begrijp
het op de late avond niet zo erg goed meer. Er wordt dan van mij op het ogenblik een weloverwogen
conclusie gevraagd over een cijferbrij waarvan ik de helft langzamerhand niet meer begrijp; sorry
hoor, ik wil toch wel graag een weloverwogen beslissing kunnen nemen en dat wordt mij op deze
manier onmogelijk gemaakt. Ik blijf dan voorshands maar bij het collegevoorstel, want ik kan de