gewaarborgd. Ik dacht dat wij inmiddels ook zo ver waren dat, als ik een antennetje onder het dak heb omdat ik Hilversum 1 en Hilversum 2 zat genoeg vind voor één keer in de week, ik dit allemaal niet hoef. Ik vind aan de andere kant dat je mogelijkheden krijgt die je op het ogenblik niet kunt overzien. Het is net hetzelfde als wij gehad hebben met de radiodistributie; dat hoefde om mij ook niet, maar het kabeltje zit nog langs mijn muur. Men is dus niet verplicht. Het enige dat ik een beetje vervelend vind aan deze raadsbrief is de zaak van de gemeentewoningen en die van de woning bouwcorporaties. Ik zeg dan: Hoe wordt hier op het ogenblik eigenlijk - ik wil het woord dwingen eigenlijk niet gebruiken - gekoerst dat men zegt: Die komen er wel bij. Als men de installaties ziet in de nieuwbouwwijken die pas van de grond zijn gekomen dan kan ik mij voorstellen dat de stichting in deze wel een beetje te enthousiast is om maar zo te menen dat die hele zaak ogenblikkelijk tot nul wordt afgeschreven. En dan zie ik daarin inderdaad financiële consequenties waarvan ik zeg: De zaak komt een beetje op losse schroeven te staan. Maar voor de rest heb ik tegen die hele kabel televisie geen bezwaar. Ik hoef het ding niet, net zo min als wat ik genoemd heb wat in de 19e eeuw tot stand gekomen is; dat hebben wij ook allemaal geaccepteerd, tenminste op een enkeling na. Het hoeft niet. De Voorzitter schorst, om 23.10 uur, de vergadering voor de tweede pauze. De Voorzitter heropent, om 23.25 uur, de vergadering. De heer Visser heeft inmiddels de vergadering verlaten. De Voorzitter: Ik stel voor de discussie over het aan de orde zijnde punt voorlopig op te schorten. Verder zou ik even de punten 21 22 en 23 willen overslaan. Er zijn n.l. een paar punten waarover vanavond een beslissing moet worden genomen. De punten 20 t.e.m. 23 kunnen desnoods over drie weken worden behandeld, maar de daaropvolgende punten niet. Ik stel dus voor nu te beginnen met punt 24 en eens te kijken hoe ver wij komen. Is er nog tijd voor dan keren wij terug naar het punt waar wij zopas gestopt zijn. Akkoord? De Raad stemt hiermee in. Punt 24 (bijlage no. 275). De heer Meijerhof: Een vergelijking van dit voorstel met de concept-begroting 1976 van de Dienst Reiniging en Brandweer brengt aan het licht dat er een aantal verschilletjes zijn. De grootste verschillen springen er wel uit bij de privaattonnendienst; een bepaald beleid inzake de privaat- tonnen wordt hierdoor nog eens sterk geaccentueerd. Verder zijn er nog een aantal kleine ver schilletjes. Mijn vraag is: Vanwaar dit aparte voorstel naast het begrotingsvoorstel dat in december behandeld wordt? Is het omdat anders de tarieven te laat bekend zijn of is er een bepaalde kosten ontwikkeling? De begrotingsvoorstellen gaan uit van ongeveer 8% en hier zitten wij op zo'n 10%. Is er een kostenontwikkeling waaruit blijkt dat de kosten hoger zijn dan waarmee bij de begroting re kening is gehouden? Als dat laatste het geval is kunnen wij dan voor de begrotingsbehandeling mis schien nog een aantal voorstellen van uw kant verwachten wat betreft bepaalde tariefstellingen? De heer C. de Jong: Naar aanleiding van artikel 5 van de verordening betreffende de vuilophaal dienst moet ik zeggen dat ik het jammer vind dat wij weer blijven zitten bij een kostendekking van ongeveer 57%. Ik dacht dat wij, nu wij geen artikel 12-gemeente meer zijn, milieubewuster moeten zijn en meer moeten opbrengen voor deze dienst dan bij de dekking van 57% het geval is. Als de heffing meer opbrengt dan hebben wij meer ruimte. Ik dacht dat dat in deze situatie een goede ont wikkeling zou kunnen zijn. De heer Ten Brug (weth.): De heer Meijerhof heeft een terechte opmerking gemaakt. Wij zijn bij de begroting 1976 uitgegaan van een algemene kostenstijging van 8%. Er is in de Financiële Commissie al over gesproken of dat een juist percentage was. Wij hebben toen gezegd - dat staat, dacht ik, ook wel in de stukken van het beleidsplan - dat wij uitgingen van het percentage dat algemeen van rijkswege aanvaard is. Wij hebben er bij gezegd dat, mocht de ontwikkeling tot een hogere kostenstijging leiden, wij de begroting 1976 op een aantal punten zouden moeten aanvullen. Intussen is uit de mededelingen van rijkswege duidelijk dat men nu rekening houdt met een kosten stijging van 10% en dat ook in de rijksuitkeringen die 10% een rol speelt; bij de aanvankelijke 31 toezeggingen moesten wij met 8% rekening houden. Om nu te voorkomen dat wij op korte termijn weer met een verhoging in de raad zouden moeten komen stellen wij nu voor op dat nieuwe tarief over te gaan, dit dus in afwijking van wat wij in de stukken bij het beleidsplan 1976-1980 hebben gesteld. In die stukken staat duidelijk dat een kostenverhoging met meer dan 8% voor de gemeente een nadeel oplevert omdat tussen de uitkering die wij van rijkswege krijgen en de uitgaven waar wij voorkomen te staan nog wel enige ruimte zit. Wij hebben dat geraamd op een bedrag van een ton en zoals de kaarten nu liggen klopt dat precies. Wij zullen dat bedrag van 100.000,moeten gebruiken om dat gat op te vullen. Wij zullen - dat is de consequentie van deze houding - ook met de andere tarieven wel naar die 10% moeten. Daartoe komen nog voorstellen. De heer Eijgelaar (weth.): Wat de opmerking van de heer De Jong betreft, het is zo dat de raad heeft besloten om het minimum tarief te volgen; dat is besloten bij de begroting 1975. Voor 1976 is er gewoon de stijging met 10% toegepast. Dit is geen wijziging in het beleid, maar een doorgaan met het beleid zoals dat bij het beleidsplan is aangenomen. Vanuit de fractie van de heer De Jong is des tijds gesteld dat bij wijziging van tarieven - dus niet bij aanpassing maar bij wijziging - er rekening zou moeten worden gehouden met een grotere verhoging van de reinigingsrechten en een kleinere verhoging van b.v. de onroerend goedbelasting. Bij een aanpassing van het tarief speelt dit m.i. geen rol en hier is sprake van een aanpassing. De Voorzitter: Dit punt zou dus eventueel nog eens aan de orde gesteld kunnen worden bij de begrotingsbehandeling, want daarbij krijgen wij de principiële debatten over dekking van kosten e.d. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt25 (bijlage no. 277). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt26 (bijlage no. 274). De heer Janssen: Gezien het gevorderde uur zal ik trachten mijn opmerkingen kort samen te vatten. Het verheugt mijn fractie bijzonder dat binnenkort gestart kan worden met de bouw van een modem politiebureau in Leeuwarden. In de achter ons liggende jaren hebben wij met het bestaande politiebureau nogal wat verbouwingen e.d. gehad en daar zijn wij nu dan in de toekomst af. Wij gaan dan ook akkoord met de planopzet en met de door u voorgestelde wijze van aanbesteding. Er leven in mijn fractie nog wel enkele bedenkingen tegen het centraal bedienen van de zon weringen. Wij dachten dat het, wanneer die met de hand bediend werden, ook goedkoper kon. In de Commissie Openbare Werken is door mevr. Brandenburg gevraagd of dat bekeken kon worden. Ik ver wacht daar, gezien de voortgang van de plannen, niet het meeste van, maar ik wilde u er toch nog even op wijzen. Dan nog een opmerking over het bouwplan. Ik zou graag zien dat op het geplande gazon ten westen van de sportzaal een voorziening werd getroffen die het landen van helicopters mogelijk maakt. Het is maar een kwestie van de aanleg van een plateau en een mast met een windzak; ik dacht dat het bij calamiteiten toch wel wenselijk was dat er ter wille van een snelle verbinding helicopters ingezet kunnen worden. Tot slot nog dit. Ik hoop dat wij er in zullen slagen dit bouwwerk binnen de gestelde tijd te realiseren.? Ik zou het college vooral op het hart willen binden om binnen het ter beschikking gestelde krediet te blijven. Mevr. Willemsma—de Jong: Onze fractie is van mening dat een woord van waardering op zijn plaats is gezien de voortvarendheid waarmee het college de nieuwbouw van het politiebureau ter hand heeft genomen. Niet in de laatste plaats komt lof toe aan het architectenbureau Vegter voor de snelle realisering van het bouwplan. Deze opmerking maak ik mede omdat vanuit deze zaal ook wel eens denigrerende opmerkingen zijn gemaakt over dit architectenbureau. Vandaar dat wij een compli ment op zijn plaats vinden. Verder kunnen wij akkoord gaan met het voorstel zoals dat voor ons ligt. De heer Van der Wal: In tegenstelling tot de vorige sprekers ben ik helemaal niet gelukkig met de nieuwbouw van het politiebureau - ik heb dat enige tijd geleden ook al eens gezegd - en zeker niet met de plaats van het nieuwe politiebureau. Ik werd bij de vorige discussie over deze zaak om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 16