I - De heer De Leeuw: Het kenmerk van een levende maatschappij is de verandering, de verandering die steeds onder invloed van tijd en door wederzijdse beïnvloeding en rijping van inzichten door steeds verfijnder technieken en kennis tot stand komt en opnieuw weer een voedingsbodem is voor daarop volgende nieuwe cycli. Dat is ook goed. In eschatologische zin is het een op weg zijn naar een volkomen harmonie. De meeste veranderingen vinden plaats langs de weg van de geleidelijkheid als een typische voortzetting van processen, andere veranderingen soms abrupt als gevolg van soms individuele oprispingen of een natuurlijke calamiteit. De mate en de hoedanigheid van de verandering wordt bepaald door het object of de zaak of het belang dat wij willen dienen. En naar mate dat belang groter is zal de zorgvuldigheid moeten toenemen waarmee wij in die verandering proberen mee te spelen. De zaak waar wij nu over spreken is naar ons oordeel - en, ik dacht, naar ons aller oordeel - typisch zo'n belang waaromtrent met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te worden gehandeld. Het gaat hier om fundamentele democratie, het gaat hier om de beslissende vraag of al onze mooi- praterige liefdesverklaringen m.b.t. het democratisch bestuur een leugen of een verraad zal blijken of gemeend is. En dan wil ik toch zeggen dat je koud wordt van de absurde en onverantwoorde haast waarmee nu m.b.t. deze zaak moet worden gewerkt, van de kilheid waarmee het lokaal bestuur een voorstel tot liquidatie wordt gedaan, van de bijna onfrisse manier waarop in de schijn van de decentralisatie van pure centralisatie sprake blijkt te zijn. De bestuurders van de Nederlandse gemeenten moeten zich goed realiseren dat, als zij niet scherp protesteren tegen dit ontwerp, zij mede schuldig worden aan het bewust onttrekken van direct democratische mogelijkheden van de burger in zijn eigen bestuursomgeving. Het lokale bestuur - en u hebt dat terecht ook in de raads- brief neergeschreven - is de hoeksteen van een bestuurlijk stelsel en zal al datgene naar ons oordeel zelf moeten kunnen doen en beslissen waar dat enigszins mogelijk is. Wil dat dan zeggen dat wij ons verzetten tegen de verandering? Uit mijn openingsopmerking is duidelijk dat wij dat natuurlijk niet doen. Maar wij verzetten ons wel tegen een voorgestelde ver andering die in feite een bevestiging betekent van oncontroleerbare, anonieme, niet aanspreekbare machtsconcentratie zoals die zich m.n. bij het rijk is gaan ontwikkelen. De voorgestelde driedeling is uit de aard van de zaak akkoord - die kennen wij al op dit ogenblik - en ook een parlementaire bekrachtiging van dit uitgangspunt met de gemeente als basis en als gelijkwaardige staak. En laat ons wel wezen, er wordt over de Nederlandse gemeente in de z.g. hogere bestuursorganen gesproken met een zekere minachting en met een zekere arrogantie die nergens op slaat. En zou men t.a.v. de hogere overheden dan vinden dat zij werkelijk in een grotere machtsconcentratie rijk zouden moeten zijn dan zou alleen al in die dialoog dat tot uitdrukking moeten komen. Men zou, als je uitgaat van de gemeente als basis in dat bestuurlijk systeem, natuurlijk met elkaar kunnen discussiëren over de vraag hoe groot die gemeente zou moeten zijn. Ik wil u in herinnering roepen dat de overigense discussie in Nederland daaromtrent nogal wat vereenvoudigd is; van de oorspronkelijke grote aantal len is men op grond van ook sociale onderzoeken tot de ontdekking gekomen dat zij bijna altijd strijdig is met de gedachte dat grote gebieden niet in overeenstemming te brengen zijn met direct contact tussen kiezer en gekozene. Ik wil daarmee zeggen: wij kunnen dat open laten. De vraag hoe groot ze moeten zijn is trouwens niet aan ons om te beantwoorden. Wij willen wel zeggen dat daar de grootst mogelijke voorzichtigheid bij betracht moet worden. Maar de kern van de zaak waarover nu gesproken wordt is de vraag of de Nederlandse gemeente in het geheel van het bestuurssysteem die basis-functie krijgt en die gelijkwaardigheid-functie krijgt die zij dient te hebben in een zo goed mogelijke doorstroming binnen het bestuur. Uw voorstel bevat naar ons oordeel in zijn algemeenheid de argumenten tegen het concept-ont werp en wij kunnen ons daar ook achter stellen. Natuurlijk is het onvolledig, al was het alleen maar omdat nauwelijks een analyse gegeven is van wat de reden is van het stuk lopen en van de huidige afkalving van de autonomie van de Nederlandse gemeente, een proces dat na de oorlog is ingezet en waar nooit bijtijds op is ingespeeld. De heer Geerts heeft ook al naar voren gebracht dat er geen duidelijkheid bestaat over wat het rijk zelf wil, over wat de provincie zo hoog nodig moet en welke waarborgen ten behoeve van de gemeente ook daar zullen moeten komen. Wij zijn van oordeel dat de Nederlandse gemeenten nu massaal moeten protesteren tegen dit concept-ontwerp, zeker wat de geest daarvan betreft. Ze is naar ons oordeel dodelijk voor werkelijk levend bestuur. Zolang in onze zin de positie en de functie van de gemeente niet is bepaald is de discussie over een hele hoop andere zaken die in het concept-ontwerp zijn aangeroerd in jëite een schijndiscussie, want het heeft geen zin om te spreken over de verhouding tussen het rijk en de gemeente als die gemeente is weggedrukt, het heeft geen zin om te spreken over uitwisseling van taken tussen de provincie en de gemeente als die gemeente nauwelijks meer bestaat, het is zinloos om te spreken over financiële verhoudingen tussen het rijk en de gemeente als die gemeente van de kaart is geveegd en gemaakt tot een veredelde wijkraad, maar dat is nog een te nette titel, want aan de taken daarvan schijnt zij in het nieuwe concept nauwelijks toe te komen. Laat ons hartelijk hopen dat dit schijndemocratisch en broddelig concept-ontwerp door alle betrokkenen zal worden afgewezen als een - mag ik dat zo scherp zeggen - ordinaire klap in het gezicht van de gewone Nederlandse burger die in zijn eigen omgeving met zijn eigen mensen zijn eigen zaken zoveel mogelijk wil kunnen regelen. En ik vraag u: Mag hij dat soms effetjes. Mevr. Smit: Met het standpunt neergelegd in de concept-nota m.b.t. het voorontwerp van wet inzake de bestuurlijke herindeling kan mijn fractie zich verenigen. Uitgangspunt dient te zijn en te blijven de driedeling rijk, provincie, gemeente. Een vierde bestuurslaag wordt afgewezen; die moet er niet komen, ook niet door een achterdeur. Elk der bestuurslagen moet met de specifieke taken worden belast waarvoor elk het best geoutilleerd is en waarin de burger zich het best kan vinden. Het bestuur hoort zo dicht mogelijk bij de burger te staan en de burger hoort zich dicht bij huis tot het bestuur te kunnen wenden. Dit is een hoeksteen van de democratie. Het voorgestelde voorontwerp kenmerkt zich door een onevenwichtigheid in de verdeling van taken en bevoegdheden. Er lijkt vrij willekeurig mee geschoven te zijn zonder de belangen der democratie in het oog te houden. Een over heveling van tal van gemeentelijke taken, waartoe de gemeente thans goed is uitgerust, naar de provincie-nieuwe stijl zonder de noodzaak van die overheveling te adstrueren is onaanvaardbaar, vooral omdat het hier veelal gaat om taken en bevoegdheden die grote reikwijdte hebben en invloed hebben op de burger die op deze manier zijn directe invloed kwijt raakt. De beslissingsbevoegdheid hoort op het laagst mogelijke bestuursniveau te blijven, nog afgezien van de verloren gaande moge lijkheden van controle en beroep. Provinciale taken behoren zich te bewegen op het terrein van coördinatie, planning en controle. Het succes van de planning en uitvoering door de provincie, zoals het op het ogenblik is, lijkt nog niet zo groot dat die taken zo nodig uitgebreid moeten worden. Steeds weer worden in het voorontwerp planningstaken en uitvoeringstaken gekoppeld en zelfs door elkaar gehaald zonder dat de consequenties uitgewerkt zijn en bovendien is vaak slechts sprake van deeltaken. Waarom b.v. wel het oprichten en in stand houden van diensten voor openbare gezond heidszorg door de provincie - o.i. terecht een provinciale taak - zonder daarbij de ziekenhuis planning te noemen of b.v. de vleeskeuring. Het zijn allemaal deeltaken, het is versnipperd, onvol ledig en vermoedelijk onwerkbaar. Gemist worden bij de provinciale taken ook de sociale werkvoor ziening en de energievoorziening waarin de provincie ook in de nieuwe stijl zeker een taak heeft en waarvoor zij mogelijk beter is geoutilleerd dan de gemeente. Over decentralisatie van rijkstaken wordt slechts summier gesproken, hoewel het memorandum zelf zegt dat decentralisatie van rijkstaken en rijksbemoeienis één van de hoofddoelen is van de voorgenomen bestuurlijke reorganisatie. Het verbaast ons dat niet gesproken wordt over een regionalisering van het huidige schoolbeleid. Als er één terrein geschikt is voor decentralisatie is het döt wel, want juist op het gebied van het onderwijs is het nuttig het bestuur dichter bij de burger en de betrokkenen te brengen. Voorts is het volstrekt noodzakelijk dat er enig inzicht komt in de kosten, zowel de eenmalige als de blijvende kosten die de gehele operatie van de bestuurlijke herindeling met zich mee zal brengen alvorens een definitieve beslissing wordt genomen. Wij vertrouwen er op dat de nota die u thans voorlegt op de bestemde plaats terecht komt en dat de V.N.G. het nodige zal doen om de zaak ingoede banen te leiden. De heer De Greet: Wij ondersteunen het voorstel zoals dat vanavond op tafel ligt omdat wiphet concept-ontwerp betrekking hebbend op de reorganisatie van het binnenlands bestuur onaanvaardbaar vinden. Het meest knellende voor ons als lokale politieke groepering is de aantasting van het demo cratiebeginsel. Deze bestuurlijke reorganisatie degradeert het lokale bestuur tot een college van verenigde dorpsbelangen waarvoor niets meer over blijft dan wat cureren aan symptomen. De heer Geerts heeft gewezen op de ruimtelijke ordening, maar het is niet alleen de ruimtelijke ordening waarop het betrekking heeft, het zijn ook de sociaal-culturele voorzieningen, het milieu, het open baar vervoer en noem maar op. De wezenlijke functie van de gemeente als laagste bestuursniveau valt o.i. weg. Wij zijn n.l. van mening dat de functie van het lokale bestuur in principe het hele overheidsbeleid moet omvatten en m.n. de concretisering en differentiatie naar de burger toe. Om de betrokkenheid van de burger bij het overheidsbeleid zoals dat dagelijks op hem afkomt te versterken zouden wij in tegenstelling tot het concept-ontwerp willen pleiten voor een gemeentelijke herindeling, waarbij gemeenten voldoende uitgerust zijn om hun taken uit te oefenen. Op dit moment hanteren wij als oplossing voor de kleinschaligheid van de problemen ook in Friesland de gemeen schappelijke regeling. Alhoewel deze wet een duidelijke functie heeft, ook in deze tijd, komt toe passing van gemeenschappelijke regelingen op grote schaal ons als oneigenlijk voor. Daarom zou een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 3