12 Mevr. Visser—van den Bos: Ook ik zou graag een paar inlichtingen over deze kwestie willen heb ben. Het is natuurlijk een omissie geweest dat dit niet eerder in de raad gekomen is, want het doet er niets aan toe of af dat er verteld wordt dat de Commissie Openbare Werken reeds met het voorstel had ingestemd. Dat weet men echter achter de tafel ook wel, het is alleen maar grappig opgemerkt. Ik zou graag de volgende inlichtingen willen hebben. Over welke afdelingen van de dienst gaat het en hoeveel mensen werken er op die afdelingen? Wij willen er n.l. graag een beetje zicht op krijgen waarvoor al deze kapitaa 1 lasten en andere lasten gemaakt worden. Voor hoe lang komen deze mensen daar te zitten? Ik zal het woord foefje niet gebruiken, maar ik zou ontzettend graag uitleg willen hebben over deze boekhoudkundige overboekerij. Ik heb hier een groot vraagteken bij gezet en ik heb mij afge vraagd - ik wil hier ook graag antwoord op hebben - wat en wie wordt belast door het feit dat wij deze boekhoudkundige transactie plegen. Betekent het dat onze grondverkopen duurder moeten worden of dat de bestemmingsplannen duurder worden? Ik kan dit niet begrijpen, maar ik kan hier ongetwij feld inlichtingen over krijgen. De heer Rijpma (weth.): Inderdaad is er 2 jaar geleden bekend geworden dat de G.S.D. zou ver huizen. In de loop van deze tijd is door verschillende diensten gedacht: Dat zou wel een mooi onder komen voor ons zijn. Pas in de laatste maanden is de gedachte gerijpt dat het toch het beste zou zijn om 2 afdelingen van de D.S.O. in dit gebouw onder te brengen, omdat de verbouwing aan de Wisses- dwinger voorlopig - dit is vooral de laatste weken duidelijk geworden - nog wel wat voeten in de aarde zal hebben. Het verbouwingsplan dat al enige tijd ter tafel ligt is opnieuw onderwerp van discussie geworden. De totale dienst kan nauwelijks gehuisvest worden in het gebouw Wissesdwinger wanneer er een verbouwing plaats vindt die 50% hoger is dan de verbouwing die oorspronkelijk ge dacht is. Dat betekent dat de gedachtenwisseling over wat er nu met de huisvesting voor de Dienst Stadsontwikkeling moet gebeuren nog wel even langer zal duren dan wij eigenlijk voorzien hebben. Dat betekent niet dat wij denken aan een termijn van 1 O-jaar. Een huisvesting in een termijn van 3 tot 5 jaar zit er echter gemakkelijk in. War betreft de mededeling dat er inmiddels met de werkzaamheden is begonnen, het is niet zoals de heer Knol veronderstelt dat alles al uitgevoerd is. Vandaag is men n.l. begonnen met het opruimen van alles wat in het gebouw achtergelaten is. De werkzaamheden van schoonmaken, schilderen enz. zullen in deze week een aanvang nemen. Mocht u dus op dit moment van mening zijn dat het allemaal nog anders moet, er is nog geen cent in verklost. Er is wel voor opgepast dat desastreuze krachten geen kans kregen. De afdelingen die in het gebouw gehuisvest zullen worden zijn de onderhoudsafdeling en de bouwkundige afdeling en dat betreft ongeveer 20 man. Dat betekent dat in het gebouw Wissesdwinger ruimte komt voor de stedebouwkundige afdeling. Op het ogenblik werken 7 man van de stedebouw- kundige afdeling in een ruimte die niet groter is dan 30 m2. Dat betekent o.a., behalve het gebrek aan ruimte en alles wat daar aan nadelen tegenover staat, dat wij voor de stedebouwkundige afdeling geen gebruik kunnen maken van T.A.P.-mensen voor bepaalde concrete objecten, omdat die dan op een andere plaats gehuisvest zouden moeten worden. Dat betekent dat het contact tussen de stede bouwkundige afdeling en deze aan te stellen mensen bijzonder gering zou zijn. De ervaring heeft al geleerd dat er wanneer de begeleiding niet goed is aan weerskanten moeilijkheden optreden. De ene voldoet niet aan datgene wat van hem gevraagd wordt en de andere kan de begeleiding niet geven die strikt noodzakelijk is. Verder zijn er wat boekhoudkundige dingen toegepast. Dat het gebouw voor 2 ton aan waarde is opgevoerd betekent dat er bij de kostprijsberekening een reële basis is voor de huisvesting die deze dienst geniet. Ik zeg niet dat dat bij andere gebouwen ook steeds het geval is, want het ene gebouw wordt voor 95% gesubsidieerd en voor het andere gebouw krijgen wij geen subsidie. Wanneer het echter duidelijk een bedrijf is waar kosten toegerekend worden om tot een reële berekening te komen dan geloof ik dat het juist is dat dit gebouw tot een zekere reële waarde wordt opgevoerd. Waarom er 2 rentepercentages zijn opgevoerd onttrekt zich volledig aan mijn beoordeling. De heer Ten Brug (weth.): Het ene is de omslagrente en het andere is de dagrente. Een paar jaar later verandert de 11% dus; die wordt dan ook in de omslagrente opgenomen. (De heer Knol: Volgend jaar.) De heer Knol: Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag wanneer men zal beginnen met de ontwikkeling van de plannen voor eventuele woningbouw daar. De heer Rijpma (weth.): Ik heb gezegd - dat was indirect toch wel een antwoord - dat het 3 tot 5 jaar zal duren tot het gebouw aan de Wissesdwinger helemaal klaar is. De woningbouw die aan het Jacobijnerkerkhof zal plaats vinden is natuurlijk niet afhankelijk van dit gebouw. Als u graag een informatie terzake wilt hebben dan kan dat natuurlijk wel, maar het is niet inherent aan het voorstel. De Voorzitter: Wij hebben binnenkort de begrotingszitting. Mevr. Visser—van den Bos: Ook ik meen dat ik ergens nog geen antwoord op gekregen heb. Mis schien heb ik niet goed geluisterd; dan bij voorbaat mijn excuus. Ik heb gevraagd om hoeveel personen het bij de huisvesting gaat. U had het over 7 mensen die(De heer Rijpma (weth.): 20 mensen.) Juist. Is het inderdaad zo dat door de toerekening van de kosten de grondprijzen omhoog gaan en de bestemmingsplannen eventueel duurder worden? De heer Rijpma (weth.): Deze afdelingen werken niet zo zeer voor bestemmingsplannen. Het betreft hier een onderhoudsafdeling en een bouwkundige afdeling. Dat betekent dat dit bedrag b.v. verdisconteerd wordt in de toerekeningskosten aan scholen e.d. (Mevr. Visser—van den Bos: Dat is een zuinigheid die niets oplevert.) Het gaat niet om grondkosten en bestemmingsplannen in het algemeen. (Mevr. Visser—van den Bos: Die kosten voor de scholen moeten wij toch ook betalen.) Als wij voor het rijk iets doen krijgen wij daar een vergoeding voor. De Voorzitter: Mevr. Visser heeft een antwoord gekregen. Of dat een bevredigend antwoord was is punt 2. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 15 (bijlage no. 260). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 16 (bijlage no. 280). Mevr. Visser—van den Bos: Zoals elk jaar moeten wij ons buigen over de Verordening op de heffing en invordering van lesgeld voor het volgen van onderwijs aan de afdeling amateuropleiding van het Gemeentelijk Muziekinstituut. Dat is natuurlijk een noodzakelijk iets omdat de grootste post die op de muziekschool drukt nu eenmaal de salarissen zijn; omdat de salariskosten steeds stijgen zullen wij ook steeds de tarieven moeten aanpassen. Wanneer je dan weer zo'n tariefwijziging voor je krijgt verdiep je je natuurlijk even in de uitwerking er van en ook in de noodzaak er van. Als je dan in de begroting die voor 1976 voor ons ligt kijkt dan heb je gelijk op een rijtje de werkelijke kosten 1974 en de begrote kosten 1975 en 1976. Als je dan een stijging aan lasten ziet van 438.000, in 1974 naar 457.000,in 1975 - ik heb in het beleidsplan gelezen dat daar een correctie op moet komen omdat dit te laag geraamd is - en naar 671.820,in 1976 dan is dat een stijging van meer dan 200.000,in één jaar. Dat is natuurlijk een zorgelijke ontwikkeling waar wij landelijk helemaal in zitten door de inflatie. Toch is het zo belangrijk om de tarieven een klein beetje in verhouding te laten staan tot de lasten van het instituut. Ik ben erg blij dat men er niet alleen toe overgegaan is om zonder meer zoveel procent op de tarieven te leggen, maar dat men ook bekeken heeft of de basis waar wij van uitgaan nog wel recht vaardig is. Toen men dat op de betreffende afdeling deed zag men n.l. dat de schoolgeldmaatstaf zoals die door ons wordt aangehouden, in de lagere groepen omhoog gaand met 500,--, later met ƒ1.000,en zelfs met 2.000, te grof is waardoor het heel goed kan gebeuren dat iemand door een vrij bescheiden of zelfs heel kleine salarisverbetering in een hogere schaal terecht komt en daardoor ook, behalve i.v.m. die hogere schoolgeldmaatstaf, nog meer gaat betalen door de ver hoging die door de gemeente opgelegd wordt. Dan is het dus eigenlijk geen juist en rechtvaardig systeem meer. Ik ben mij er toen in de eerste plaats eens in gaan verdiepen hoe dat nu eigenlijk precies uit werkte. Ik heb daar een staatje voor gemaakt om te zien wat de mensen met een bepaald inkomen in 1973 aan schoolgeldmaatstaf hadden, wat zij aan lesgeld zouden moeten betalen en wat precies dezelfde groep in 1974 zou moeten betalen bij gelijkblijvend inkomensniveau. Daarbij ben ik er van uitgegaan dat ongeveer gerekend moet worden met een stijging van 15%; ik dacht dat ik daar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 7