18 sadat wy sizze kinne: As it nedich is dan kinne wy bigjinne? De forhalen binne ungelyk, it kolleezje studearret, de ried wachtet of, de tiid giet syn gong en der bart sa foar it each neat. Us soarch is dat wy binnen 2 jier yn in gat tommelje, dat wy gjin huzen hawwe en dat der wol minsken binne dy't yn Ljouwert wenje wolle. As jo dan prate oer in "Nota Woningbouwbeleid" dan sille jo der nei üs smaek dochs hwat oan dwaen moatte. Us konkrete fraech oan it kolleezje is dan ek op dit momint: Hokker mooglikheden hawwe jimme? De heer Schaafsma: |k dacht dat ik kort zou kunnen zijn, omdat de heer Miedema al veel gezegd heeft van wat ook bij ons leeft. De Nota Woningbouwbeleid is, dacht ik, voor een groot deel een nota die tracht op de rem te gaan staan omdat men bang is voor o.a. de financiële consequenties die een teveel bouwen zou kunnen hebben. Op de eerste bladzijde komt u echter al met een eigenaardige zaak, n.l. dat het u ontbreekt aan een voldoende beleidsinstrumentarium om invloed te kunnen uit oefenen op de bouw. Dan vraag ik: Is dat zo nodig? Is er ook maar één die bouwt om te bouwen? Als je nog in het kinderlijke stadium bent dan kun je het weer afbreken, maar ik dacht niet dat dit hier het geval was. Ik dacht dat woningen gebouwd werden na onderzocht te hebben of je woningen nodig hebt en die denkt kwijt te raken. Wat gaat er gebeuren als je geen woningen bouwt omdat je bang bent dat ze leeg zullen blijven staan? In de eerste plaats kijk je dan alleen maar naar de kwantiteit, naar hoeveel leegstand er is, maar je zet een rem op de kwalitatief betere bouw die anders gepleegd zou worden. Ik vind dat een kwalijke ontwikkeling. Als ik op het ogenblik zie wat er in de nieuw bouwwijken tot stand komt aan woningen dan zeg ik: Er is een redelijk aantal mensen beschikbaar die daar willen wonen, van buiten de stad maar ook van binnen de stad. En deze mensen hebben toch het recht, als men het zich financieel kan permitteren en het geld er voor over heeft om kwali tatief beter te wonen, om kwalitatief beter te gaan wonen. Moet ik mij dan ophangen aan een leeg stand van een stel kwalitatief slechte woningen? Moet ik dan de rem zetten op nieuwbouw omdat er een hoeveelheid kwalitatief slechtere woningen staat die ook maar bewoond moet blijven omdat wij zo nodig de leegstand terug moeten dringen? Ik vind dat eerlijk gezegd een beleid dat er alleen maar op gericht is om de hokjes vol te houden, maar niet een beleid dat er op gericht is om de men sen beter te laten wonen als men daar zin in heeft en het er financieel voor over heeft. Dat is het eerste punt dat mij op de eerste bladzijde opviel. Ik ben helemaal geen woningdeskundige, maar op een gegeven ogenblik lees je zo'n nota en dan denk je: Het zal wel nodig zijn. Maar dan ga je er eens kritisch over nadenken; misschien denk ik wel verkeerd, maar dan zal mij dat aanstonds wel duidelijk gemaakt worden. Het tweede punt is dit. Even verder gaat u een stel prognoses naast elkaar zetten en u hebt dan - ik heb dit als een beetje wiskundige bij mijzelf gedacht; neemt u mij dat niet kwalijk - het lef om tot 1985 die tabellen door te zetten. U komt dan met een diversiteit, in de eerste tabel komt u met een uitloop tot plus 2.220 en in een andere tabel komt u op min 650. Neemt u mij niet kwalijk, maar als u in 10 jaar tijd tot een verschil van 3.000 woningen kunt komen dan zit u per jaar op een ver schil van 300. U hebt dan wel keurig netjes het rekenkundige gemiddelde aangehouden en gezegd 500 woningen per jaar zal dan wel zo'n beetje een goede gok zijn, maar eerlijk gezegd kan ik het statistisch ook niet anders zien dan dat u met een goede gok bezig bent die natuurlijk op alle moge lijke manieren scheef kan lopen. Als u op een gegeven moment een statisch geheel hebt in Leeuwar den en u kunt uiteindelijk alles voorzien dan kunt u statistisch inderdaad komen tot een prognose die wel 10 jaar loopt. Maar wat hier staat is, dacht ik, vooral voor die latere jaren een stuk onzin. U kunt toch helemaal niet voorspellen of een spreiding van de rijksdiensten invloed zal hebben; het is nog niet eens zeker of die er wel komen of niet. Wij kunnen uiteindelijk ook uit deze economische impasse komen tot een woningverdunning, waarmee ik bedoel dat het aantal inwoners per woning sneller minder wordt dan u op het ogenblik aanneemt. Ik weet het niet. U kunt de eerste jaren wel aardig met die 500 woningen uit de voeten en als u de nota als zodanig wilt zien en daar voorlopig op wilt koersen, akkoord, dan kan ik mij daar voorlopig wel in vinden. Ik ben het er echter niet mee eens als deze nota als een strikt gegeven wordt beschouwd en dit een beleidsuitgangspunt zou moeten zijn dat voor jaren zou moeten gelden. Ik vind dat vreselijk gevaarlijk. Het kan best zijn dat u aan stonds kwalitatief goede woningen nodig hebt. Laten wij blij zijn dat wij de laatste jaren goed gebouwd hebben en dat wij daardoor op het ogenblik een trek van de dorpen naar Leeuwarden zien. Probeert u toch niet om de rem er op te zetten waardoor wij aanstonds weer voor het blok komen te staan - de heer Miedema heeft dit ook al gezegd -, de plannen weer niet klaar hebben en weer een gedwongen uittocht uit Leeuwarden krijgen van mensen die dat in feite als tweede keus dan maar accepteren omdat elders - ik zal geen dorpen met name noemen - wel de woning staat die toevallig in Leeuwarden niet te krijgen was. Dat zou ik een kwalijke zaak vinden. Na de oorlog zijn wij be gonnen met dit soort "woningbeleid", als ik het woord "beleid" hier mag gebruiken, laten wij daar alsjeblieft niet weer in terug vallen, want dat lijkt mij razend gevaarlijk. 19 De heer Van der Wal: In aansluiting op hetgeen de heer Schaafsma heeft gezegd moet ik zeggen dat het mij bij deze nota ook weer is opgevallen dat er praktisch alleen maar over de kwantiteit ge sproken wordt; hoeveel woningen onttrekken wij, hoeveel leegstand is er, hoeveel bewoners moeten eraf of er bij en hoeveel nieuwbouw moet er komen. Op zich kan dit zeer nuttig zijn, als er maar goed in de gaten gehouden wordt dat dit maar een eenzijdige benadering is van het totale woning bouwbeleid. O.i. mag deze nota niet tot gevolg hebben dat de cijfers genoemd in deze nota ook on herroepelijk moeten worden gehaald, alleen omdat die in de nota staan. Ik heb daarmee speciaal op het oog - wat dat betreft redeneer ik dan wel net de andere kant uit als de heer Schaafsma, maar dat zal niemand verwonderen - het genoemde aantal van 250 per jaar aan het woningbestand te ont trekken woningen en dat gedurende 10 jaar; dat wordt dus een totaal van 2.500 woningen. Een aan wijzing hiervoor kan men vinden op blz. 2 van de nota onder d. Daar staat: "In de nota '74 is als uitgangspunt gehanteerd dat er jaarlijks ongeveer 300 woningen aan de woningvoorraad zullen worden onttrokken." Even verder staat: "Onder meer van de zijde van de woningcorporaties is er op gewezen dat dit aantal in feite niet wordt gehaald." Men verwijst dan naar de verslagen van de Dienst Bouw en Woningtoezicht waar dat uit zou moeten blijken. Dit is zuiver een kwantitatieve motivering m.b.t. het aantal te onttrekken woningen. Dit moet dan ook daadwerkelijk worden uitgevoerd zonder dat men zich afvraagt of er nog behoefte is aan dit soort woningen. Dit zaI waarschijnlijk wel aansluiten op wat er in de Nota Woningbouwbeleid staat. In het verslag van het gesprek van b. en w. met de corpo raties staat letterlijk: "In alle gevallen is in de prognose een taakstelling opgenomen die inhoudt dat er per jaar 250 woningen gesloopt moeten worden. De vergadering is van mening dat dit uitgangspunt ook daadwerkelijk moet worden uitgevoerd. In verband hiermee is het van belang dat het eerder in genomen standpunt om de woningen in de omgeving Cambuursterpad rond 1978/1980 te amoveren wordt nagekomen. De woningbouwcorporaties zijn bereid dit besluit uit te voeren onder voorwaarde dat de gemeente voor die tijd een bestemmingsplan klaar heeft." Hier blijkt m.i. uit dat er druk, mogelijk zware druk vanuit de gezamenlijke woningbouwcorporaties wordt uitgeoefend om toch vooral maar een getal te halen. Liefst een getal van 300, maar goed, in deze nota is dat dan een getal van 250 geworden. Ik meen dat dit - dat blijkt ook wel uit het feit dat de omgeving Cambuursterpad wordt genoemd - vooral slaat op de oudere goedkope kleine woningen, zonder dat men zich afvraagt of er nog behoefte is aan die woningen. Ik dacht die behoefte af te kunnen leiden uit de Nota Woning bouwbeleid waar o.m. op blz. 2 staat: "Wij achten het op grond van het feit dat de bevolkingstoename voor een aanzienlijk gedeelte plaats vindt in de categorie van 19 tot 24-jarigen, dus vermoedelijk voor een groot deel studerende (alleenstaande) jongeren" enz. De behoefte die er aan dit type woningen bestaat kan ik ook afleiden uit de wachtlijst die er bij Jongerenhuisvesting is. Er is zo'n enorm lange wachtlijst voor dit type woningen dat het niet eens meer de moeite loont om je er op te laten zetten, want het duurt meer dan een jaar voordat je aan de beurt bent. Er is dus een aantoon bare behoefte. Toch concluderen b. en w. in deze nota dat het aantal jaarlijks te onttrekken wonin gen op 250 - dat is dus in 10 jaar 2.500 - moet worden gesteld. Ook wordt toegezegd aan de Fede ratie van Woningbouwcorporaties dat dit daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. Waarom hameren de woningbouwcorporaties zo op de onttrekking van juist dit type woninkjes uit het woningbestand, ter wijl er een grote behoefte bestaat aan deze kleine goedkope woningen? Deze woningen zijn niet geschikt voor gezinnen met 2 of 3 kinderen waarvoor de normale wooneisen gelden, maar meestal wel voor een alleenstaande of voor twee personen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hier de leegstand in de flats in Bilgaard en Heechterp de oorzaak van zijn. Dit moet de corporaties - de heer Miedema heeft dat bevestigd - aan huurderving een groot verlies opleveren. Afremming van de nieuwbouw helpt niet, want dan blijven de mensen in de dorpen. Wat moet er dan gebeuren om de dure leegstand op te heffen? Juist, de oudere woningcomplexen afbreken waardoor de mensen ge dwongen worden om toch in de niet gewilde woningen - dit staat ook ergens in de notulen - te gaan wonen. Ik heb daar nog meer aanwijzingen voor. Ik neem dan het advies van de Raad voor de Volks huisvesting m.b.t. OldegaI ileën; ik ga hier nu niet verder op in, want die kwestie komt nog wel aan de orde. De Raad voor de Volkshuisvesting - de woningbouwcorporaties hebben hier ook een dikke vinger in de pap - schrijft in dit advies: "De bestaande woningen Noteboomstraat/v.d. Wielenstraat kunnen nog worden ingepast. De woningen Hoekstersingel dienen ook bewaard te blijven. Midden in de wijk moet uit het oogpunt van curiositeit het Hoeksterplein en Eigen Brood e.d. bewaard blijven voor het nageslacht. Voor het overige moet alles zoveel mogelijk worden afgebroken." Ik heb zopas al gezegd dat er nog steeds van wordt uitgegaan dat de omgeving Cambuursterpad moet worden ge- amoveerd, terwijl het structuurplan voor de schil nog maar in voorbereiding is. Een derde punt waar ik uit concludeer dat er geen renovatieplannen in voorbereiding zijn bij de woningbouwcorporaties is - dit is een antwoord dat bij de vorige beleidsnota is gegeven door b. en w., dus ik neem aan dat dat nog steeds klopt - het niet doorgaan van kant en klare renovatieplannen in b.v. Huizum-Dorp en de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 10