22 woningen wanneer 500 woningen een minimum taakstelling is. Ik geloof dat dat in wezen de belang rijkste zaak is die in deze nota staat. Als de ontwikkeling zo doorgaat zullen wij in 1978 met onze plannen in Camminghaburen zover gereed moeten zijn dat er op dat moment gebouwd kan worden. Ik hoop dat binnen niet al te lange tijd, op een termijn van een aantal weken, u voorstellen zullen be reiken t.a.v. de ontwikkeling van het plan Camminghaburen en dat de ontwikkelingsmogelijkheden die wij hebben zodanig zullen zijn dat wij ook inderdaad in 1978 daarvoor gereed zijn. Ged. staten hebben het globale plan wel goedgekeurd maar er zijn een aantal structurele elementen in de bemer kingen begrepen die het noodzakelijk maken dat wij met een kritische instelling dit plan in zijn hoofdstructuur opnieuw gaan bekijken bij het omzetten van het globale plan in een uitgewerkt plan. Wij zullen daarnaast moeten bekijken wat binnen dat bestemmingsplan een luwe plek is waarvoor wij gelijktijdig met het verder ontwikkelen van het globale plan toch op redelijke termijn met bouw plannen kunnen komen. Als wij bereiken dat dat gebeurt dan kunnen wij zeggen dat deze woningbouw- nota in ieder geval een aansporing voor het college is geweest om te zeggen: Nu moet het met spoed gebeuren. Wij zijn ons daarvan bewust en wij zullen ook een beleid voeren dat daarop gericht is. Misschien mag ik nu overgaan tot een aantal details die genoemd zijn. De heer Hoekstra heeft gesproken over de aantallen van 354 en 227 woningen voor 1978 en 1979; dat zijn dus de woning- bouwmogelijkheden die er nog zijn exclusief Camminghaburen. Willen wij dus de 500 halen dan zal een deel in Camminghaburen gerealiseerd moeten worden. Praktisch alle sprekers hebben het gehad over de leegstand. Wij zijn uitgegaan van de admini stratieve leegstand; dat is een benaderingswijze die een aantal facetten heeft die wij niet helemaal kunnen overzien. Het blijkt dat de afbraak wel eens even anders is dan door ons is gesignaleerd, het blijkt ook dat de onttrekking van woningen soms groter is dan wij weten. Als een woning nog als woning geregistreerd staat maar iemand anders daar een zaak in heeft gevestigd dan is het niet altijd zeker dat bij de gemeente bekend is dat dat pand een andere bestemming heeft gekregen. De cijfers die vrij reëel zijn - de heer Miedema heeft dat ook al gezegd - zijn de cijfers die de woningbouw corporaties ongeveer iedere 3 maanden bij ons op tafel leggen. Uit die 3-maandelijkse overzichten blijkt heel duidelijk dat er administratief op dit moment zo'n 600 woningen leeg staan, maar de heer Miedema heeft ook al gezegd dat in de Linnaeusstraat veel woningen leeg staan die wij niet meer willen verhuren en v/aarvoor wij op korte termijn een andere bestemming zullen moeten vinden. Daar zal afbraak plaats moeten vinden en daar zal nieuwbouw plaats moeten vinden op basis van een wo ningbouw die de wijk van dienst is. Die administratieve leegstand is dus als regel hoger dan de werkelijke leegstand. Bij de woningbouwcorporaties is precies bekend welke categorieën woningen kwalitatief slecht zijn, welke slecht verhuurbaar zijn. Er zijn ook woningen bij die op het ogenblik een verbouw ondergaan; er zijn verschillende woningen die op dit moment niet verhuurd worden door het Woningbedrijf of door de woningbouwcorporaties omdat er verbouwingswerkzaamheden in die wo ningen plaats vinden en daarom doodgewoon niet verhuurd kunnen worden. Toch zijn ze administra tief leeg hoewel wij ze niet kunnen verhuren. T.a.v. de spreiding van de rijksdiensten is er geen nieuwe ontwikkeling. Wij verwachten wat u al een keer is meegedeeld. Wij hebben geen verwachtingen die het cijfer hoger doen zijn, wij heb ben ook geen reden om aan te nemen dat het cijfer duidelijk lager zal zijn. Het gaat dus om een beperkte spreiding; vanuit de spreiding komt zoals het nu lijkt een beperkt aantal mensen tot ons. Er is gesproken over een beleidsombuiging bij de provincie. De provincie heeft een Nota Wonen het licht doen zien; u hebt, dacht ik, een uitnodiging gekregen om aan de discussies over die nota deel te nemen. Uit die nota blijkt dat er een zekere concentratie van woonmogelijkheden in bepaalde regio's zal plaats vinden. Leeuwarden is ook zo'n stad met een omliggend gebied. Er zijn nog duide lijk bestemmingsplannen waarin gebouwd kan worden. Het is ook duidelijk uit een aantal beslissingen van g.s. dat het met ongebreidelde aanmelding van bestemmingsplannen door verschillende dorpen niet zo gemakkelijk meer gaat. De provincie heeft een paar malen nee laten horen. Dat is uiteraard de beslissingsbevoegdheid van g.s. Wij kunnen die beleidsombuigingen alleen signaleren. Er is gepraat over de uitgifte van grond aan particulieren. U weet, dacht ik, dat de gronden in het bestemmingsplan Westeinde niet door ons zijn verworven; die gronden zijn buiten de gemeente om in eigendom verworven door anderen. Volgens de wet hebben anderen het recht om op basis van een bestemmingsplan dat door de raad goedgekeurd is zelf hun eigen bouwactiviteiten te ontplooien. Het bestemmingsplan is goedgekeurd, maar het ligt aan de eigenaren om het tempo te bepalen waarin zij dat willen realiseren. De raad heeft wel invloed op de ontwikkeling van de bouwplannen, maar de raad heeft geen invloed op de realisering van die bouwplannen. Of dat nu zo erg is hoef ik geen oordeel over uit te spreken; het is een gegeven, wij constateren dat. In de toekomst zal het aantal ter reinen dat door particulieren zonder ons ontwikkeld kan worden feitelijk kleiner zijn. Cammingha buren is aangekocht door de gemeente; dat betekent dat de gemeente het in eigen hand heeft om 23 te bepalen aan wie die grond verkocht wordt, of dat aan woningbouwcorporaties verkocht wordt of aan anderen. Misschien is het ook wel mogelijk dat de raad op een gegeven moment beslist - mis schien op voorstel van ons - om aan een belegger een bepaald gebied in uitvoering te geven. Dat zijn echter allemaal beslissingen die de raad zelf kan nemen. Rondom Leeuwarden liggen geen gron den meer die van particulieren zijn en waarvoor particulieren bezig zijn bestemmingsplannen te ont wikkelen. Over de suburbanisatie heb ik het al gehad; daar wil ik verder niets meer over zeggen. Hetzelfde geldt voor de leegstand en de aantallen woningen. Leeuwarden moet m.i. wat de aard van de woningen betreft rekening houden met hetgeen de mensen vragen. Dat is ook de reden dat wij zeggen dat, als wij nog iets meer te weten kunnen komen over die woonwensen, wij dat graag willen weten. Wij zullen moeten bouwen wat de mensen vragen. Het kan zijn dat op dit moment de woningwetwoning eventjes terughoudend behandeld moet worden en dat het eigen woningbezit dat duidelijk in opkomst is en waar de grootste vraag naar is op het ogenblik een grotere kans moet hebben, tenminste als wij willen bouwen wat de mensen vragen. Het eigen woningbezit moet misschien wat meer kansen hebben dan wij in het verleden op onze eigen gronden gegeven hebber,. Ik dacht dat ik in mijn algemene punten ook datgene wat de heer Schaafsma aan de orde heeft gesteld wel heb aangeduid. Ik dacht dat de zaak die de heer Van der Wal aangesneden heeft het enige is waar ik nog niet op ingegaan ben. Uitgangspunt is geweest een nota over de kwantiteit; uitgangspunt is niet geweest een nota over de kwaliteit. Die kwaliteit zat niet in de opdracht die aan betrokkenen is gegeven. De heer Van der Wal heeft bezwaar tegen het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad op een schaal zoals die in de nota is aangegeven. De raad zal bekend zijn met het feit dat het Gemeentelijk Woningbedrijf op dit moment een vrij groot aantal renovatieprojecten onder handen heeft of heeft voorbereid. De heer Van der Wal heeft ook geconstateerd dat de woningbouwcorporaties dat niet heb ben en dat de woningbouwcorporaties van mening zijn dat de kwaliteit van een groot aantal van hun woningen van dien aard is dat zij voor rehabilitatie niet meer in aanmerking komen. Ze kunnen wel gerehabiliteerd worden, maar dan betekent dat dat na de rehabilitatie naar het oordeel van de woning bouwcorporaties de huren die gevraagd moeten worden niet meer in overeenstemming zijn met wat de mensen die in de betreffende wijk wonen zouden willen en kunnen betalen. Dat is het standpunt dat de woningbouwcorporaties innemen en ik geloof dat het onze taak is om de woningbouwcorporaties de verantwoordelijkheid te laten die zij hebben. Met de verantwoordelijkheid die zij op deze wijze tot uitdrukking doen komen hebben wij in deze nota reëel rekening te houden. Dit is dus duidelijk een beleid van de woningbouwcorporaties die in dit opzicht een eigen bevoegdheid hebben. De heer Van der Wal heeft gesproken over een wachtlijst die er zou bestaan van sommige groepen van alleenstaanden. Ik moet wel zeggen dat de woningbouwcorporaties gevraagd hebben om de wacht lijst te mogen hebben om te proberen met die wachtlijst in de hand tot oplossingen te komen voor verschillende jongeren die huisvesting zoeken. Tot dusver is ons die wachtlijst niet overhandigd; hij is wel beloofd, maar hij is niet gekomen. (De heer Van der Wal: Die ligt op V.O.W.) Hij is niet bij b. en w.; hij is bij de Stichting Jongerenhuisvesting misschien wel bekend, maar wij zijn niet de Stichting Jongerenhuisvesting. Daar hebben b. en w. geen invloed op. De Stichting Jongerenhuisves ting is een stichting met een eigen verantwoordelijkheid. De stichting kan dus met de wachtlijst doen wat ze wil, het college heeft die echter niet gekregen en ook de woningbouwcorporaties hebben die niet gekregen, hoewel daar uitdrukkelijk om verzocht was. (De heer Van der Wal: Dan moeten de gemeentelijke vertegenwoordigers in die stichting dat maar eens even onder de aandacht brengen.) Wij hebben hulp aangeboden, maar wij staan niet op de markt te leuren. Wij zijn bereid om diensten te verlenen maar wij laten mensen in hun eigen verantwoordelijkheid. Ik heb al heel even gesproken over de regio. Daarover zijn ons op het ogenblik dus niet voldoende gegevens bekend. In de Nota Wonen wordt kwantitatief voor het gebied Leeuwarden aangegeven dat er nog een 4.000 woningen gebouwd zouden kunnen worden, maar een specificatie daarvan en in welke prijsklasse e.d. is ons niet bekend, over die gegevens beschik ik niet. Misschien weet collega Eijgelaar daar meer van. De heer Eijgelaar (weth.): Wij hebben daar in de regio al verschillende keren over gesproken, maar dat is natuurlijk iets anders; dit is gewoon een beleidsnota van onze gemeente die ingebracht kan worden in het overleg zoals dat ook met de inbreng van de andere gemeenten gebeurt. Bovendien is het zo dat met deze nota in het begin van de zomer is begonnen en op dit moment was er bij de gemeente nog geen rapport van de regio binnen. Het is, dacht ik, heel normaal dat ons uitgangspunt straks ook in de vergadering van de regio bekend is als de raad dat heeft vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 12