26
to dwaen. Ik bin it folslein mei de hear Schaafsma en mei de wethalder iens dat it partikulier wen-
ningbisit wier wol hwat foarrang hawwe moat op it eagenblik; dat is gjin inkel probleem. Mar ik haw
der dochs wol great biswier tsjin dat wy 1 of 2 jier krije dat der op de hiermerk neat klear komt. Dat
kinne wy us as gemeente nei myn smaek net permittearje; wy moatte op tiid maetregels nimme en dit
punt soe ik tige yn it omtinken fan if kolleezje jaen wolle.
De heer Van der Wal: Ik zal het kort houden. Ik wil nog even ingaan op de kwestie van de ont
trekking van 250 woningen. De wethouder zegt dat die 250 woningen per jaar een indicatie is en dat
wij dat over een jaar wel bij kunnen stel len; dat aantaI is aI leen maar gestoeld op wat er in vorige
jaren daadwerkelijk is gesloopt. De motie zou dan eigenlijk helemaal niet nodig zijn omdat die zaak
toch meegenomen wordt. Laten wij dat dan vaststellen, daar ben ik het mee eens. Maar mijn conclu
sie dat er wel degelijk aan het getal 250 wordt vastgehouden komt niet zo maar uit de lucht vallen;
ik heb al een paar dingen geciteerd. In hef verslag van de vergadering van 14 oktober van b. en w.
met de Leeuwarder woningbouwcorporaties - het verslag lag ter inzage - staat letterlijk: "In alle
gevallen is in de prognose een taakstelling opgenomen die inhoudt dat er per jaar 250 woningen ge
sloopt moeten worden. De vergadering" - dus de hele vergadering - "is van mening dat dit uitgangs
punt ook daadwerkelijk uitgevoerd moet worden." Dus: 250 woningen slopen. Ik ben blij dat de wet
houder namens het college deze zinsnede uit deze notulen heeft terug getrokken. (De Voorzitter:
Vandaar dat wij deze nota aan u voorgelegd hebben. U vindt dat ook niet terug in de nota; u moet
even lezen wat in de nota aan u wordt voorgelegd, want dat is het voorstel van b. en w. aan de raad.
Er zijn allerlei filosofieën naar voren gekomen voordat wij tot een voorstel aan de raad kwamen. Ik
heb er echter geen enkel bezwaar tegen dat u dit even citeert.) (De heer Rijpma (weth.): Die notulen
van de vergadering met de woningbouwcorporaties zijn hier nu niet aan de orde.) (De Voorzitter: Dit
is wel een goed bewijs dat u de stukken goed leest, maar u kunt zich nu beperken tot hetgeen wij
aan de raad voorstellen, want dat is op dit moment in het geding.) O.k., dan heb ik er vrede mee dat
wij die 250 woningen als indicatie beschouwen en dat dat getal elk jaar bijgesteld kan worden. Ik
kan dus de motie dan laten vervallen, want de zaak is nu duidelijk.
De heer Schaafsma: Ik dacht dat de wethouder duidelijk had gemaakt dat deze Nota Woningbouw
beleid in ieder geval geen eigen leven gaaf leiden; dat was ook wel duidelijk uit de eerste bladzijde,
want a Is je elk jaar met een bijstel I ing komt dan betekent dat dat dit een cijfermatige opstel I ing is
waarvan wij nu kennis nemen maar waar wij volgend jaar misschien toch weer anders over denken. Ik
dacht ook dat wij er voor moeten zorgen dat dit soort papieren niet in het archief gelegd worden en
dan inderdaad wel een eigen leven gaan leiden. Uit het antwoord van de wethouder in eerste instan
tie heb ik begrepen dat wij daar in dit geval niet bang voor hoeven te zijn. Ik ben van mening dat
moties die tot doel hebben om tof bijstellingen of waf dan ook te komen die verder gaan dan een paar
jaar op dit moment echt niet nodig zijn. Onze fractie onderschrijft wat u hier stelt, wij kunnen ons
wel verenigen met een voorlopige prognose van 500 woningen per jaar, dat lijkt ons wel acceptabel,
maar inderdaad acceptabel zolang het acceptabel blijkt te zijn. Als de volgende Nota Woningbouw
beleid te voorschijn komt met heel andere cijfers dan moeten wij die weer op zijn eigen merites gaan
bekijken. Op die basis is deze Nota Woningbouwbeleid voor ons echt wel acceptabel, maar ook voor
al niet meer dan als een korte termijn-prognose.
De Voorzitter: Dat sluit ook helemaal aan bij de allerlaatste alinea van de nota betreffende de
samenvattende conclusie. Ik wil aan hef adres van de heer Hoekstra zeggen dat daar heel duidelijk
staat wat hij zopas vroeg. Er is geen sprake van dat wij een prognose kunnen maken tot 1985. Hef is
nog maar een paar jaar geleden dat wij met elkaar - ik dacht ook op goede gronden - tot de con
clusie zijn gekomen dat wij voorlopig 1.000 woningen per jaar in Leeuwarden moesten bouwen; die
conclusie trokken wij wel na een duur onderzoek, dat wil ik er bij zeggen. In die paar jaar is er
heel waf gebeurd en nu lijkt het ons duidelijk indicatief dat wij vooralsnog uit moeten gaan van 500
woningen per jaar. Zo staat dat ook onder punt 8. Ik ben het volledig eens met hetgeen de heer
Schaafsma net heeft gezegd; ik verwijs daarbij naar punt 8. Er zijn alleen maar tabellen gemaakt tot
1985 om u een indicatie te geven hoe hef verloop zal zijn als de situatie zich intussen niet zou wij
zigen. Maar als er één ding vast staat dan is dat wel dat de situatie in 1985 totaal anders zal zijn
dan in deze nota staat. Daar is het college zich bijzonder goed van bewust.
De heer Knol: De wethouder tilt nogal zwaar aan de budgettaire gevolgen die uit een gedegen
woningmarktonderzoek (De heer Rijpma (weth.): Zoals dat de wethouder betaamt.) Ik was nog
niet uitgesproken. (De Voorzitter: Die kans krijgt u nu.) Hij tilt dus nogal zwaar aan de budgettaire
27
gevolgen die voort zouden vloeien uit een gedegen woningmarktonderzoek in de regio. Ik til daar
niet zo zwaar aan, want ik dacht dat de woningbouwverenigingen in hef verleden ooit nog eens toe
stemming hebben gekregen van de minister om 10,per woning uit de risicoreserve te besteden
voorde acquisitie van woningen. Ik dacht dat dat middel nooit was aangewend en dat er misschien
wel kans zou zijn om het op deze manier aan te wenden. Dan zit je dus al op 250.000, Boven
dien is dit een woningmarktonderzoek in de regio en ik neem aan dat de regio daar dan ook aan mee
betaalt. De budgettaire gevolgen voor de gemeente Leeuwarden zie ik direct nog niet zo zitten.
Een ander punt - en dat vind ik feitelijk niet zo leuk - is dat men bij zulke grote belangen zo
lichtvaardig heen stapt over het verkrijgen van informatie. De heer Hoekstra heeft net al aangetoond
welke gevolgen het financieel kan hebben. In dit verband is het misschien wel aardig om even een
stukje uit een rapport van de SER te citeren. Daar staat in: "Het niet voor de wind gaan van vele
bedrijven is te wijten aan het tekort schieten van de leiding alleen al omdat die leiding niet genoeg
gebruik maakt van voldoende informatie die er voor handen is, niet genoeg reageert op bepaalde
marktsignalen." Ik dacht dat dat hier ook speelde, alleen in een wat ander verband. De woningbouw
corporaties werken niet in die zin dat zij winst moeten maken, maar het probleem op zich is precies
hetzelfde.
Ik wil nog één opmerking maken aan het adres van de heer Van der Wal over het in stand houden
van de oude woninkjes; dat is dus zuiver een privémening. Ik heb het zelf meegemaakt, een gezin
van 8 personen in een woning met 1 slaapkamer, 1 kraan en een tonnetje. Ik kan u zeggen dat ik er
geen voorstander van ben om dit soort zaken in stand te houden. (De heer Van der Wal: Niemand,
denk ik. Het gaat ook duidelijk om woningen voor a Ileenstaanden.) De gegadigden voor dit soort
woninkjes zijn op het ogenblik vaak studenten en werkende jongeren, maar zij hebben niet de pre
tentie er tientallen jaren in te wonen, zij willen er een aantal jaren goedkoop wonen. Ik dacht niet
dat wij dat als beleidsuitgangspunt moesten nemen voor het in stand houden van ons woningbezit.
De heer Rijpma (weth.): Ik blijf van mening dat de heer Hoekstra hef rapport verkeerd interpre
teert en de getallen verkeerd leest. Als hij blz. 5 goed leest dan staaf daar: "Wij zijn van mening
dat het aanbeveling verdient om de woningproduktie in 1978 en 1979 op te voeren tot de gewenste
hoeveelheid van 500 woningen door een aanvang te maken met de realisering van hef bestemmings
plan Camminghaburen." Dat betekent dus dat er een aanvulling moet komen op wat er in andere
gebieden geproduceerd wordt tot een totaal van 500 woningen, want in de kolom staat dat de taak
stelling is om per jaar 500 woningen te produceren. Wij produceren niet 500 plus dat andere aantal,
de doelstelling is: voorlopig ziet het er naar uit dat wij met 500 woningen per jaar in 1978 en 1979
kunnen volstaan. Dat betekent dus dat de getallen gebaseerd zijn op een aanvulling van de produktie
die in andere gebieden plaats vindt. Dan zijn de percentages die de heer Hoekstra hanteert, 2% en
5%, alsmede de vermenigvuldiging die ik niet zo gauw kan narekenen in dit stadium ook niet correct.
Ik geloof dat er dus geen behoefte is aan een motie. (De heer Geerts: Ongeveer 10 zinnen onder de
alinea die de heer Rijpma citeert staat dat eind 1978/begin 1979 de eerste 500 woningen gerealiseerd
zullen worden in Camminghaburen. Dan is er dus geen sprake van een aanvulling tof 500.) In 1978 en
1979 samen is die aanvulling ongeveer 500, want als u de twee getallen die in de beide jaren ont
breken optelt komt u op ongeveer 500 in 1978 en 1979 samen. In 1980 zal er met een produktie van
500 woningen moeten worden begonnen. Ik heb er op dit moment dus geen behoefte aan rekencorrec-
ties aan te brengen. (De Voorzitter: Maar die telfout van 100 woningen heeft de heer Hoekstra goed
gezien; dat is een fout en die zullen wij corrigeren.) Maar dat speelt pas voor 1985; daar hoeven wij
nu nog niet over te praten. (De Voorzitter: Maar het is wel knap gezien.)
De heer Miedema heeft ter sprake gebracht dat nagegaan zou moeten worden wat er in West
einde gebouwd wordt en dat dat moet correleren met wat misschien in hef Aldlan wenselijk is. Ik
dacht dat het verstandig was dat dat gebeurt. Maar of je dan tot de conclusie moet komen dat in het
Aldlan per se woningwetwoningen zouden moeten komen omdat er iets ontbreekt in de produktie van
dit moment weet ik niet. Het zou ook kunnen zijn dat de opzet van het plan Aldlan er kwalitatief
niet beter door zou worden wanneer wij in de kleine gebieden die nog vrij zijn nog een bouwsfroom
op gang brengen van b.v. 150 gelijkvormige woningen; dat zou, gezien de bouwsfroom die er al ge
weest is en die onherroepelijk een zekere eenvormigheid ten gevolge heeft, wel eens niet wenselijk
blijken te zijn. Het zou wel eens kunnen zijn dat de kwaliteit van de woonwijk Aldlan vraagt om in
de twee gebiedjes die voor particuliere woningbouw geïndiceerd zijn te streven naar gevarieerde
woonvormen om te voorkomen dat het Aldlan als totaliteit toch kwalitatief minder wordt. Maar enfin,
die aspecten zullen dan ook ingebouwd moeten worden.
De heer Schaafsma heeft nog eens duidelijk gemaakt dat ook naar zijn mening deze nota niet
verder gaat dan aan het college en de raad enig inzicht te geven hoe de produktie op dit moment is,