30 Punt 18 (bijlage no. 309). De heer Ten Hoeve: Het is, geloof ik, in een tijdsbestek van 3 maanden de derde keer dat wij praten over de Synagoge. Het standpunt van mijn fractie is uiteraard bekend. Wij zijn van mening dat de Synagoge als een monument, maar dan in twee betekenissen van het woord, moet blijven bestaan, vooral in de zin van een herinneringsteken aan wat in deze eeuw in onze stad met onze Joodse stadsgenoten is gebeurd. Mogelijk kan de restauratie van de Synagoge ook een eerste aanzet zijn tot de rehabilitatie van het gebied dat ligt tussen Bij de Put, Sacramentsstraat, Voorstreek, Slotmakersstraat en Bij de Put. Met het krediet dat u ons vraagt te verstrekken is iets vreemds aan de hand. Meestal is het zo dat, wanneer u ons een krediet vraagt, dat gebeurt op grond van plannen. De plannen ontbreken hier. U vraagt alleen maar een krediet. Nu hebben wij wel begrepen dat u enigszins in moeilijkheden zit i.v.m. de overname en ook het overkrijgen van subsidies, maar wij gaan dus nu een krediet vaststel len zonder precies te weten waarvoor. Op dit moment kunnen wij wat dat betreft met u meegaan, maar toch vinden wij dat u, wanneer het plan klaar is voor wat er precies met het gebouw gaat ge beuren, dat aan ons voor zult moeten leggen. Het is, dacht ik, ook om een andere reden belangrijk dat dat plan er zo snel mogelijk komt. Er wordt wel gesproken over het alleen maar restaureren van de huls. Wat er later in moet zien wij dan wel, want dat moeten wij toch zelf betalen; maar dat is een redenatie die niet helemaal opgaat. Het is natuurlijk zo dat elektriciteitsvoorzieningen en in stallaties voer rekening van de eigenaar komen, maar de bouwkundige voorzieningen die daarmee te maken hebben zijn subsidiabel. In die zin is het wenselijk dat het plan er zo snel mogelijk komt en dat ook voor die kosten subsidie verkregen wordt. Verder lijkt het mij aan te bevelen dat er voor deze restauratie een begeleidingscommissie komt. De heer Rijpma (weth.): Ik zou ook willen dat alle gegevens die nodig zijn ter beschikking wa ren. Wij hebben op heel korte termijn het architectenbureau Bonnema opdracht gegeven, conform de gemaakte afspraken, om in eerste instantie vast te stellen wat voor het bedrag van 408.000, uitgevoerd zou kunnen worden. Dat is het krediet dat door C.R.M. beschikbaar gesteld is. I.v.m. dat krediet had per 1 juli j.l. een aanvang met de werkzaamheden gemaakt moeten worden. Sociale Za ken is er mee akkoord gegaan dat wij eerst nog een onderzoek instellen. Op basis van dit onderzoek zijn deze getallen te voorschijn gehaald. Dat betreft dus de bouwkundige voorzieningen aan het gebouw dat er staat. Met het dak moet zo snel mogelijk begonnen worden. Administratief is het ei genlijk noodzakelijk dat morgen begonnen wordt, omdat C.R.M. en Sociale Zaken het beschikbare krediet niet langer vrij willen houden. Dat betekent dat wij u de informatie geven die op dit moment beschikbaar is. Wij zijn best bereid om, zodra er meer gegevens beschikbaar zijn - dat kan over een aantal weken het geval zijn -, nader overleg met u te plegen over dit geval. Maar op dit moment is er dus niet meer bekend. Er moet begonnen worden. (De heer Ten Hoeve: Maar er komt nog overleg met de raad over bestemming, inrichting enz.) Ja, dat komt nog in de raad. (De heer Ten Hoeve: Hoe denkt u over een begeleidingscommissie?) Die komt er ook. De Voorzitter: Bij elk groot object is er een begeleidingscommissie, dus ook hier. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe zegging van weth. Rijpma. Punt 19 (bijlage no. 304). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 20 (bijlage no. 287). De heer Ten Hoeve: Een paar opmerkingen over dit punt. Ik wil beginnen met te zeggen dat mijn fractie niet enthousiast is over het voorgelegde plan. Ik kan u trouwens meteen gerust stellen, mijn fractie zal niet tegen het voorstel stemmen, maar tevreden zijn wij er niet over. Dit gematigde enthousiasme wordt ingegeven door het ontwerp; het is strak, te weinig speels. Meer dan het leggen van wat blokken tegels met daaromheen wat baksteen is het niet. Hier is per se geen sprake van inrichting van een voetgangersgebied en dat vinden wij jammer, want hier was een mogelijkheid, hier hebben wij een voetgangersgebied, hier had naar ons gevoel iets meer mee kunnen gebeuren. In dit verband zou ik ook willen vragen of bij het opzetten van dit plan de stedebouwkundige afdeling 31 ingeschakeld is geweest. In mijn fractie zijn ook nog wat vragen t.a.v. het fietsen op de Kelders en daarmee het afleiden van de fietsers naar de Brol. Er wordt gezegd dat dat zal worden aangegeven dooreen vak tegels. Zal dat voldoende zijn? Ik moet er even bij opmerken dat wij in het algemeen niet zo gelukkig zijn met de menging van fietsers en voetgangers op het stuk bij de Kelders, maar wij vinden niet dat daarover ad hoe een bepaald standpunt moet worden ingenomen; op dit moment hebben wij daar vrede mee. Een concrete vraag in dit verband is: Is die afscheiding door een vak tegels voldoende? Dan is ons uit de tekening en uit de raadsbrief niet voldoende duidelijk geworden hoe het verkeer van de Brol naar de Hoogstraat zal komen. Er wordt gesproken over een bestrating die enigszins af zal lopen. Bij ons leeft de vraag of het mogelijk is om dat gedeelte tussen de Kelders en het Naauw zodanig te maken dat daar een soort - het woord neem ik met enige schroom in de mond - drempel ontstaat, ik bedoel meer een situatie waarbij het trottoir op hoogte blijft en waar door je er op en er af rijdt. Daardoor zou het verkeer dat er nu nog langs gaat afgeremd worden. Een interessante opmerking in deze raadsbrief vind ik dat na 10 jaar tot herbestrating overgegaan moet worden in de stad en dat de daaraan verbonden kosten - in dit geval dus ook het aanleggen van de sierbestrating - niet ten laste van de mensen mag komen wiens panden aanliggend zijn. Ik vraag mij af of ditzelfde b.v. ook geldt voor onze oude stadswijken wanneer daar na 10 jaar tot herbestra ting overgegaan moet worden; wordt er dan ook automatisch een sierbestrating aangelegd zonder dat de bewoners daar in mee hoeven te betalen? Mevr. Visscher—Bouwer: Er staat een zin in de raadsbrief: "De kosten van het werk worden, in clusief de kosten van het verbeteren van de openbare verlichting, geraamd op" enz. Ik zou graag willen weten wat die verbetering van de openbare verlichting inhoudt. Er staat n.l. niets van op de tekening. Gezien de geweldige verlichting in sommige straten in de stad zou ik wel graag willen kunnen beoordelen of het inderdaad een aangepaste verlichting wordt zoals b.v. op de Kelders. Is dit in een commissie beoordeeld? Ik kan hier helemaal niets van vinden. De heer Rijpma (weth.): Ik heb niet de gelegenheid gehad om de technische vragen die gesteld zijn voor te bereiden. Daarom wil ik mij liever onthouden ad hoe te zeggen: het is zo en zo geregeld. Ik dacht dat het beter was om die dingen te bekijken in de commissie die daarvoor het meest ge- eigend is en waarin het plan ook geweest is, n.l. de Commissie Openbare Werken. Mochten daarbij dingen te voorschijn komen die nog voor wijziging vatbaar zijn zodanig dat het plan er door verbe tert dan wil ik dat niet bij voorbaat uitsluiten. Ik ben op dit moment niet in staat op de technische details in te gaan; misschien verwacht u dat wel van mij maar ik kan het niet. (Mevr. Visscher—Bouwer: Heeft deze opmerking ook betrekking op de verlichting?) Ja, wij kunnen die zaak beter morgen avond in de Commissie Openbare Werken nog eens bespreken dan dat ik op dit moment onjuiste in formatie zou geven. De heer Ten Hoeve heeft gezegd dat het enthousiasme van zijn fractie voor dit plan niet groot is. Wij hebben over dit plan overlegd met de daarbij betrokkenen; wij hebben het plan ook voorgelegd aan de Commissie Openbare Werken. Gezamenlijk zijn wij tot de conclusie gekomen dat dit een plan is dat een bruikbaar uitgangspunt vormt voor de voortzetting van wat al op de Kelders gebeurd is. Het is een aansluiting aan dat gebied en de dienst heeft het ook m.n. willen zien als een voort zetting van het plan van de bestrating zoals die op de Kelders aanwezig is. In het trottoir zijn een aantal gekleurde geleidetegels aangebracht voor fietsers en men neemt aan dat dat in ieder geval een indicatie geeft in welke richting men verwacht dat die fietsers zich zullen bewegen. Het is ook de bedoeling dat door het aanbrengen van bloembakken en andersoortige elementen dit nog wat duidelijker begeleiding krijgt. Nogmaals, degenen die dit plan beoordeeld hebben waren van mening dat dit redelijk zal voldoen aan de verwachtingen. Ik neem aan dat de stedebouwkundige afdeling bij het plan betrokken is geweest want het is een co-produktie die uit de D.S.O. te voorschijn is geko men. Het is niet het duurste plan geworden, maar ik dacht dat het een aanvaardbaar plan was voor deze omgeving. Er is met de winkeliers van het Naauw indertijd overleg geweest over vervanging van de bestrating. Toentertijd is er een zware discussie geweest over de vraag op welke wijze de bijdrage van de betrokkenen geregeld zou moeten worden. Het college heeft toen gezegd dat er een bijdrage gegeven zou moeten worden omdat de afschrijvingstermijn nog niet voorbij was. Dat betekende niet dat op dat moment automatisch tot herstrating zou worden overgegaan, maar het betekende dat wij budgettair met een last zouden blijven zitten waar niet op gerekend was. Zij konden hun gebied ver vroegd opnieuw bestraat krijgen, maar dan moest er een bijdrage komen ter grootte van het bedrag dat nog in het boekingssysteem ontbrak. Op dit moment ontbreekt er geen bedrag meer. (De heer Ten Hoeve: Maar geldt dat ook - dat was de vraag -, wanneer die boekingstijd na 10 jaar voorbij is, voor andere gebieden in de stad?) Voor de stadsvernieuwingsgebieden stellen wij een plan op en in de financiering van dat plan hebt u tot dusverre geen bijdrage van de bewoners gezien.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 16