^39
rekening is gehouden met de aan de verschillende diensten toe te rekenen bedragen. Ik heb geconsta
teerd dat die 44.000,dan 60.000,wordt omdat die 134.000,ook 150.000,-- gewor
den is. In de raadsbrief wordt een bedrag van 134.000,genoemd, maar als u het aantal werkne
mers, dus 6.000, deelt op het begrotingsbedrag komen wij aan een bedrag van 60.000,voor de
gemeente Leeuwarden. Ik heb wel gezien dat de begroting zuinig samengesteld is; ik heb gisteren al
gezegd dat het mij niet om de salarissen van de artsen gaat, want dat is een tabel waar wij hier niet
over kunnen praten. De rest van de begroting zit wel zuinig in elkaar maar ik vrees dat er heel spoe
dig uitbreiding van personeel nodig za I zijn, al ga je er aI leen maar vanuit dat de administrateur
echt niet de hele patiëntenadministratie zal bijhouden zodat er zo al een kantoorjuffrouw nodig zal
zijn. Dat bracht mij op de gedachte dat die begroting moeilijk te handhaven zou zijn. Mijn vrees is
dat die spoedig fors overschreden zal worden, ik heb toen gevraagd welke veiligheid ingebouwd zit
dat dit niet weer een post wordt voor de gemeente Leeuwarden waar de raad geen enkele greep op
heeft maar die toch elk jaar weer zal stijgen. Waarom kan ik zeggen dat wij er geen greep op hebben?
Het wordt een stichting die een eigen leven gaat leiden. De begroting wordt volgens mij samengesteld
door het dagelijks bestuur. Er staat in de stukken dat het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur
de begroting aanbiedt; die begroting kan door de deelnemers al dan niet worden goedgekeurd. Maar
als je die niet goedkeurt dan moet je een boel stemmen hebben wil je het winnen; de gemeente Leeu
warden heeft met zijn 1.777 deelnemers maar 2 stemmen wat op het huidige aantal deelnemers 2 op 9
betekent. De invloed van de gemeente is dus heel klein. Ik heb gevraagd of het niet mogelijk is dat
wij nu reeds een veiligheid gaan inbouwen dat de raad inderdaad zeggenschap houdt bij een forse
personeelsuitbreiding. Als die veiligheid er voor ons alleen uit moet bestaan dat wij bij de begroting
voor of tegen de betreffende post kunnen stemmen dan zult u het met mij eens zijn dat dat geen
serieuze mogelijkheid is; dat hebben wij veel te goed gezien aan alle andere diensten en bedrijven
waarin wij deelnemen en waarin wij niet rechtstreeks zeggenschap hebben.
Dan kom ik nu op de deelname van Triotel. Is het nu wel zo gelukkig om de werknemers van Trio-
tel te laten deelnemen? Vindt u dat elegant tegenover de gesprekspartners, de andere ziekenhuizen,
om ze nu eigenlijk voor een fait accompli te plaatsen dat ook de werknemers van Triotel deelnemen
aan de bedrijfsgeneeskundige zorg? Ik kan mij heel goed voorstellen dat, wanneer het inderdaad tot
een hechtere samenwerking komt, de drie ziekenhuizen het met elkaar op een heel andere wijze
willen oplossen, evengoed op een goede wijze voor het personeel zorgen maar op een andere manier
omdat het een heel specifieke tak van dienst is. Het zou naar zijn als er dan gezegd zou moeten
worden: Ja, maar ons gemeentepersoneel zit reeds bij de bedrijfsgeneeskundige dienst. Ik pleit er
dus voor om Triotel op het ogenblik nog niet te laten deelnemen.
Dan ben ik toe aan de vertegenwoordiging namens onze gemeente. Ik was wat verwonderd - mis
schien kunt u mij daarvan af helpen - dat hiervoor het hoofd van de afdeling Personeelszaken wordt
genoemd. Het gaat mij natuurlijk helemaal niet om de persoon in kwestie, maar om het feit dat er
een ambtenaar wordt genoemd in plaats van een wethouder of anders tenminste een financieel des
kundige. Het lijkt mij veel verstandiger om in dat bestuur niet het hoofd van de afdeling Personeels
zaken te plaatsen omdat die gewoon een heel andere verhouding zal hebben tot de artsen enz.
De heer De Vries(weth.): De bevordering en de bescherming van de gezondheid van de mens in de
werksituatie - zo is de doelstelling omschreven in de statuten - is een zaak die vanavond niet nieuw
voor ons is. In de periode 1972-1974 hadden wij samen met de provincie Friesland een bedrijfsarts.
Dat is helaas geen succes geworden. De man is vrij schielijk weer verdwenen. Daarna zaten wij voor
de situatie wat nu verder te doen. In dezelfde tijd was er een vergadering van de Commissie voor de
Gezondheidsdienst en toen die deze zaak besprak werd er vanuit die commissie gezegd: Is het nu wel
nodig dat wij als provincie en gemeente deze zaak weer samen doen, is het niet beter te proberen
aansluiting te vinden bij het bedrijfsleven waarvan bekend is dat een aantal deskundigen op het ter
rein van de personeelszorg een studiegroep hebben gevormd? Het is mede n.a.v. deze suggestie ge
weest dat provincie en gemeente met elkander zijn overeen gekomen deel te gaan nemen in het over
leg met het bedrijfsleven. U hebt aan de stukken die ter inzage zijn gelegd kunnen zien hoe dat al
lemaal is verlopen. De verslagen van de vergaderingen hebt u gezien, u hebt de concept-statuten
gezien en vanavond is u dan de vraag voorgelegd of u bereid bent onder de voorwaarden zoals die
op het ogenblik zijn geformuleerd als gemeente toe te treden tot deze stichtingIk ben blij dat deze
zaak op zich door de beide sprekers, de heer Bouma en mevr. Visser, positief benaderd is. Wij zijn
daar als college uiteraard erkentelijk voor. Het geeft meteen een stimulans om met deze zaken ver
der te gaan.
De heer Bouma heeft een aantal vragen gesteld waarop ik zal proberen kort in te gaan. Hij heeft
in de eerste plaats gevraagd of het takenpakket van deze nieuwe stichting niet doublures zal opleve-
ZtyD
ren t.o.v. de eigen G.G.D. bij welke instelling deze nieuwe stichting ook onderdak zal vinden. Het
is inderdaad nodig dat de G.G.D. en deze nieuwe stichting t.a.v. een aantal taken tot goede en
deugdelijke werkafspraken komen.
Verder heeft de heer Bouma gevraagd naar de e.h.b.o.-opleiding van het personeel, moet dat nu
binnen deze nieuwe stichting of kan men beter deelnemen aan het e.h.b.o.-cursuswerk zoals dat ge
geven wordt onder auspiciën van het Rode Kruis. Ik dacht dat de e.h.b.o.-opleiding voor het perso
neel in de bedrijven een iets anders getinte zaak is, het heeft wat een ander accent, de eerste hulp
ploeg is daar gericht op de specifieke gevarenfactoren die ieder bedrijf kan opleveren. In bepaalde
bedrijven zijn er gevaren voor het welzijn, voor de veiligheid van het personeel; er doen zich een
aantal ongelukken voor in een bepaalde richting en het is de e.h.b.o. die binnen die bedrijfszelfbe
scherming een gerichte opleiding krijgt t.a.v. de hulpverlening bij die specifieke ongevallen.
De heer Bouma heeft gezegd dat de combinatie in het nieuwe stichtingsverband een gelukkige is
omdat er op deze manier een stuk specialisatie tot stand kan komen. Dat is inderdaad zo. Wanneer er
zich voldoende deelnemers komen aanmelden - u kent de norm 1 arts op 3.000 werknemers - dan
kunnen naar mate er zich meer bedrijven aanmelden ook meer gespecialiseerde artsen intern werk
zaam zijn. Die specialisatie kan voor iedere bedrijfssector apart worden bekeken.
De heer Bouma heeft ook gevraagd waarom het bedrijfsmaatschappelijk werk er buiten is gehouden.
Hij vraagt of dat ook niet past in deze stichting. Ik weet het niet zo precies. Tot nu toe is het zo dat
het bedrijfsmaatschappelijk werk in een andere zetting gebeurt. Wij kennen het G.I.M.D., het Ge
meenschappelijk Instituut voor de Maatschappelijke Dienstverlening, van waaruit het bedrijfsmaat
schappelijk werk wordt gevoed. Er zijn een aantal bedrijven die daarvan al gebruik maken, er zijn
ook bedrijven die een eigen maatschappelijk werker in dienst hebben, o.m. het ziekenhuismaatschap-
pelijk werk, maar dat is niet zo zeer gericht op het personeel maar meer op de patiënten, maar uit
het G.I.M.D. doet men ook aan ziekenhuismaatschappelijk werk. Het is er dus niet in betrokken om
dat het bedrijfsmaatschappelijk werk al op een bepaalde manier onderweg is. Wat evenwel niet is
zou waarschijnlijk toch nog wei kunnen komen. Als in de nabije toekomst, als deze stichting zich
verder ontwikkelt, mocht blijken dat het een zinvolle combinatie is om naast de bedrijfsgeneeskundi
ge zorg ook het personeelsmaatschappelijk werk onder te brengen dan is dat een zaak die stellig na
der onder ogen kan worden gezien.
De heer Bouma heeft zich er over verwonderd dat provincie en gemeente zich wel zijn gaan rich
ten naar het bedrijfsleven en niet naar de omliggende gemeenten. Het is zo dat er een Wet op de
Bedrijfsgeneeskunde is en daar staat een bepaling in dat ieder bedrijf dat meer dan 750 werknemers
heeft in ieder geval moet zorgen voor bedrijfsgeneeskundige zorg. De omliggende gemeenten zijn
allemaal van een dermate kleine omvang dat daar maar enkele tientallen ambtenaren werkzaam zijn.
Ik zou eigenlijk toch niet a priori de omliggende gemeenten hierbij willen uitsluiten, dit is stellig
een zaak die nog nader onder ogen gezien kan worden. Wanneer b.v. de gemeenten die aangesloten
zijn bij de Regio Leeuwarden de wens zouden uitspreken om ook toe te treden tot deze stichting dan
is dat een zaak die stellig nader bekeken kan worden.
Een andere opmerking van de heer Bouma betrof de uitzondering die gemaakt is t.a.v. de Dienst
Sociale Werkvoorziening. Waarom is die er niet bij betrokken, vraagt hij zich af. Hij heeft ook m.n.
genoemd de Federatie Noord voor Sociale Werkplaatsen. Het is zo dat vanuit het rijksconsulentschap
voorde Complementaire Sociale Werkvoorziening wel degelijk is geïnformeerd bij de initiatiefnemers
om aan het overleg te kunnen deelnemen. De sociale werkplaatsen hebben t.a.v. de bedrijfsgenees
kundige zorg een zeer intensieve begeleiding nodig. Dat is niet 1 arts op 3.000 werknemers, maar 1
arts op 750 werknemers, dus vier maal zoveel als bij gewone bedrijfsgeneeskundige zorg. Het ligt
voorde hand dat een dergelijke intensieve begeleiding in zo'n nieuwe zetting met tal van organisa
torische problemen gepaard zou gaan. De initiatiefnemers hebben dan ook gezegd: Op dit moment
zouden wij graag willen starten met de bedrijven die nu aan het overleg deelnemen, maar wij willen
wel, zo gauw wij de organisatie enigermate handen en voeten hebben gegeven, opnieuw praten over
opneming van de sociale werkvoorzieningswerknemers onder de paraplu van deze nieuwe stichting.
Bij de stukken hebt u een korte samenvatting zien liggen van de opstelling van het Georganiseerd
Overleg en de Commissie voor de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst t.a.v. dit geheel. Beide in
stanties hebben zich t.a.v. de statuten enkele opmerkingen veroorloofd die verband houden met de
paritaire samenstelling van het bestuur enerzijds en de ongelijke paritaire samenstelling van het da
gelijks bestuur anderzijds. Wij menen als college op dit moment aan u te moeten adviseren om niet
aan deze structuur te gaan knabbelen. Deze zaak is een vrucht van vrij intensief en ook langdurig
overleg van de initiatiefnemers met o.a. de vakbonden. Deze zaak is op het ogenblik in een kader
geplaatst waarvan men als initiatiefnemers vermoedt dat de bedrijven zoals die zich in eerste aanleg
hebben gemeld dit zullen accepteren. Wanneer wij hieraan gaan sleutelen dan zou het best eens