4 B. Raden en Commissies. Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Punt 4 gaat over het roken in de vergaderingen van de raden en commissies. U zegt in het antwoord de mening te zullen vragen van de raden en commissies. Ik zou u willen vragen of dat nog kan voor de begrotingszitting; de meeste raden en commissies komen voor die tijd nog wel een keer bijeen. De heer De Greet: N.a.v. punt 3 zou ik een vraag willen stellen over de functie van de Commissie van Rapporteurs. Ik geloof dat die commissie in het verleden wel een bepaalde functie heeft gehad, maar ik zou graag weten welke functie die commissie nu heeft. Ik dacht dat er op het ogenblik alleen nog maar een papieren functie is overgebleven. De Voorzitter: Wat de vraag van mevr. Brandenburg betreft, wij willen best de verschillende raden en commissies vragen wat hun standpunt is en ons dat standpunt zo spoedig mogelijk mee te delen. Ik heb enige twijfel of alle raden en commissies nog voor de begrotingszitting vergaderen, de meesten wel. Wij hebben in het antwoord op de vraag onze bereidheid tot het stellen van de vraag getoond en wij zullen dat doen. Wij kunnen hen vragen zo mogelijk voor midden december ons van hun stand punt op de hoogte te stellen. Als wij de antwoorden binnen hebben kunnen wij balans opmaken. Dan de vraag van de heer De Greef. Ik moet toegeven dat de functie van de Commissie van Rap porteurs toch wel een andere is geworden nadat wij de vroegere werkwijze met secties hebben verla ten. Nu stellen de fracties de vragen op en dienen die in. In het Seniorenconvent hebben wij hier al even over gepraat. Grote betekenis heeft de commissie niet meer. Het winstpunt is wel dat een aan tal raadsleden toch ook even een blik werpt op de samenstelling van de vragen; als daar aanleiding toe is kunnen zij daar het hunne van zeggen. Ik geloof dat het zelfs schriftelijk gebeurt. Het werkt soepel en het kost geen extra tijd. Nogmaals - de leden van de Commissie van Rapporteurs, vooral de leden die de vroegere werkwijze hebben meegemaakt, zullen dat met mij eens zijn - de beteke nis van de commissie is verminderd. Vroeger werden er geen schriftelijke vragen gesteld; de Commis sie van Rapporteurs moest de vragen formuleren aan de hand van de discussies. Toen had de commissie dus een wezenlijke functie en dat is nu niet meer het geval nu de fracties de vragen stellen. Het is nu een kwestie van het bepalen van de volgorde, het combineren van vragen e.d. Het is prettig een paar mensen te kunnen raadplegen bij twijfelgevallen. Ik zou op dit moment eigenlijk ook niet wil len adviseren de commissie maar op te heffen, hoewel ik toegeef dat de taak van de commissie nog maar zeer beperkt is. C. Wijk— en Dorpsraden. De heer Schaafsma: Ik heb een kleinigheid over punt C in het algemeen. Uit de vragen 6 en 7 spreekt een teneur die mij beslist niet aanspreekt. In uw antwoorden zit in ieder geval een tendens waarvan ik zeg: Ja, dat spreekt mij wel aan. Ik ben persoonlijk als de dood zo bang dat wijkraden en wat dies meer zij gemoduleerd worden naar het model van een hogere instantie en ik ben bang dat wij dan juist op de verkeerde weg zouden zijn. Ik geloof n.l. niet zo in het moduleren van boven af. Als er initiatieven zijn in een wijk dan zal je toch in ieder geval eerst die initiatieven de tijd moeten geven te groeien. Dat over de teneur van de vragen 6 en 7. Ik geloof in de eerste plaats in een individuele vrijheid om een organisatievorm te kiezen die men passend vindt bij zichzelf en daar kan de overheid dan alleen nog maar op inspelen. In vraag 7 zit nog iets anders; ik weet niet wat daar de bedoeling van is. Er wordt gesproken over kostbare vrije tijd. Ik dacht dat dat een contradic tie was. Vrije tijd is niet kostbaar alvorens je iets zinvols gaat doen met die vrije tijd. Als dat een zinvolle besteding is in een wijkcomité of wat dan ook in die richting dan is die vrije tijd pas zinvol geworden. Als daaruit mocht blijken dat op een gegeven ogenblik die tijd binnen zo'n wijkraad niet meer zinvol te besteden is omdat men financiële of andere soort belemmeringen ondervindt dan zal je dus hulp moeten bieden in een positieve gang van zaken. Ik had echter eigenlijk de indruk dat hier een tendens in zat van: men besteedt vrije tijd aan iets waarvoor men voelt in een bepaalde situatie en dat moet gehonoreerd worden. Als dat de tendens van de vraag is dan wens ik mij daar bij deze tegen te verzetten. De heer De Greef: Ik zou ook een algemene vraag willen stellen over onderdeel C. Ik ben het eens met de conclusie die in het antwoord op vraag 6 staat dat de beslissingsbevoegdheid bij de competen te instanties dient te liggen. Mijn vraag is welke status, welke rechtspositie wijkcomitê's nu hebben binnen het lokale bestuur. Kunnen zij b.v. aanspraak maken op een aantal rechten en welke rechten 5 zouden dat dan moeten zijn? Ik zou er eigenlijk voor willen pleiten dat er een verordening m.b.t. wijkcomitê's zou komen waarin wat rechten en plichten worden vastgelegd, zonder dat zij daarmee automatisch tot een verlengstuk van het lokale bestuur worden, want het blijft particulier initiatief. Ik zou hef b.v. belangrijk vinden dat in zo'n verordening werd omschreven het recht op informatie, het recht op erkenning, het recht op financiële ondersteuning en het recht om gehoord te worden. Ik zou graag uw mening daarover weten. De heer De Pree: Ik heb eigenlijk maar één opmerking en dat is deze. Wij moeten ons niet verkij ken op hef feit dat wijk- en dorpsraden - ik denk vanuit Leeuwarden in eerste instantie aan wijk raden - over het algemeen worden verdedigd vanuit een oogpunt van democratisering. Ik wil daar wel een kanttekening bij plaatsen in die zin dat het dan op papier wel aardig lijkt wanneer wijkra den zouden bestaan met een aantal bevoegdheden maar dat uit een aantal publikaties over al functio nerende wijkraden blijkt dat het ook nogal wat negatieve kanten heeft, b.v. het punt dat een wijk raad geneigd is - dat kan ook haast niet anders - zich te beperken tot de specifieke wijkproblema- tiek en nu juist dat verliest wat een op waf grotere schaal functionerend democratisch politiek orgaan wel kan doen, n.l. het signaleren van belangen die op een gegeven moment tegenstrijdig zijn, wat binnen een wijk niet zo functioneert, maar binnen een groter geheel waarvan een wijk deel uit maakt wel functioneert. Ik wil hiermee niet zeggen dat ik bezwaren heb tegen wijkraden, maar ik wil wel een waarschuwing laten horen in de zin dat je niet moet denken dat hef hoogtepunt van de democra tie bereikt is met het scheppen van wijkraden, want je wordt dan geconfronteerd met het zich scha ren achter, in een groter geheel gezien, deelbelangen. Bovendien zit in wijkraden misschien wat het gevaar van een blikvernauwing in die zin dat je inderdaad niet verder kijkt dan de lantaarnpaal in je eigen wijk; als het dan nog maar bij die lantaarnpaal bleef dan viel het nog wel mee, maar wat de wijkoverstijgende situaties betreft verlies je het zicht en daar trek je je dan ook niet zoveel van aan. Dit is dus een wat relativeren van de wijkraadgedachte. De Voorzitter: Ik dacht dat ik niet hoefde in te gaan op de opmerkingen van de heer Schaafsma over de inhoud van de vragen. Hij heeft die opmerkingen niet tot het college gericht en daarom acht ik mij ontheven van het geven van een antwoord. Ik wil wel ingaan op de kwestie van de wijkraden. De heer Schaafsma zou niet tot wijkraden wil len overgaan i.v.m. zijn grote geloof in de individuele vrijheid. Ik verschil in dat opzicht enigszins met de heer Schaafsma van mening; als dat uitsluitend het uitgangspunt was dan zou ik er nog wel eens heel uitvoerig over willen discussiëren. Ik kom wat dichter bij de ideeën van de heer De Pree. Ik moet u zeggen dat ik zijn standpunt deel. Wij zijn enkele jaren geleden ook min of meer tof de zelfde conclusie gekomen. Wij hebben omstreeks 1969/1970 een discussie gehad over het al dan niet instellen van dorps- en wijkraden. Wij zijn daar diep in gedoken en toen bleek dat een goed contact met verenigingen van dorpsbelang een zinvoller zaak was en dat een goed contact met degenen die de belangen vanuit de dorpen ter sprake brengen beslist beter functioneert dan wanneer je formele dorpsraden zou instellen; daar moet je echt wat voorzichtig mee zijn. Ik deel de mening van de heer De Pree die hetzelfde stelde t.a.v. wijkraden. Wij hebben destijds ook gezegd: Wij hebben aarzeling of dat kan functioneren, of dat goed zal functioneren; wat voor mensen krijg je dan want je zal dan formeel moeten vaststellen wie in de wijkraden zitting zullen moeten nemen, je moet dan twijfel hebben of je echt wel enthousiastelingen krijgt die de zaken van die wijken op een juiste wijze naar voren brengen. Wij hebben toen gezegd: Wij leggen ons niet vast, laat het maar op ons afkomen; soms is er een wijkcomité, soms is er een wijkvereniging. Wij hebben wel gezegd dat, zodra in een wijk zich een groep manifesteert die zich aankondigt als wijkcomité, als wijkvereniging of iets der gelijks en contact met ons opneemt, wij met die mensen zullen gaan praten; dat doen wij ook. In het ene geval is het contact regelmatiger dan in het andere; dat hangt niet alleen van ons af, dat hangt ook van de wijkvereniging of hef wijkcomité zelf af. Hef is voor ons heel moeilijk te meten, maar je merkt toch wel redelijk gauw of zo'n comité of vereniging werkelijk de mening vertolkt welke in de wijk leeft; dat is een moeilijk punt, want je kunt het niet gemakkelijk controleren; uit bepaalde problemen die in de wijk naar voren komen kan je echter, als je goed oplet, meestal vrij gauw door hebben of het comité of de vereniging voldoende contact heeft met de hele wijk en dat is natuurlijk belangrijk. Het is niet van belang dat je met 5 mensen uit Bilgaard of met 5 mensen uit het Aldlan praat; het is wel van belang dat wij met 5 of 10 mensen uit Bilgaard of Aldlan praten van wie je mag aannemen dat zij duidelijk vertolken wat in zijn algemeenheid - zij kunnen natuurlijk nooit naar voren brengen wat iedereen in zo'n wijk wil - leeft in zo'n wijk en die duidelijk naar voren komen met wensen waar de meerderheid van zo'n wijk achter staat. Het is belangrijk voor ons om dat te weten; je kunt het niet precies meten, maar wij letten er wel op. Ik kan u de verzekering geven dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 3