wij van onze kant, zowel van de zijde van het college als van de zijde van de ambtenaren, probe ren een zo goed mogelijk contact te houden met de bestaande comité's en verenigingen. Ik heb daar beslist meer fiducie in dan in formeel gestructureerde wijk- en dorpsraden. Ik moet toegeven - dat ligt ook wat gemakkelijker - dat het contact met de verenigingen van dorpsbelang wat meer geregu leerd is dan dat met de wijkcomité's. Maar in de dorpen ligt het ook wat duidelijker - er is meestal een vaste club - dan in de wijken; dar is gewoon een gegeven. U weet waarschijnlijk dat wij als algemeen patroon hebben dat tweemaal per jaar een delegatie, bestaande uit twee leden van het college, twee raadsleden en over het algemeen ook een of twee ambtenaren, een bespreking heeft met de verenigingen van dorpsbelang. Ik moet u zeggen dat onze ervaring is dat dit steeds beter gaat lopen. In het verleden was het nog wel eens moeilijk om goed aansluiting te krijgen op datgene wat er in de dorpen allemaal leeft. Ik beweer daarmee niet dat wij het nu allemaal zo goed doen en alles precies weten, maar er komen - u kunt dat zelf ook zien want de verslagen van die besprekingen worden ter inzage gelegd - een groot aantal onderwerpen ter sprake. Nu deze onderwerpen in ver slagen worden vastgelegd gaan deze ook de molen in, als ik het populair mag zeggen. Wij proberen daar dan ook zoveel mogelijk van waar te maken, althans daaraan de nodige aandacht te schenken. Wij doen dat ook met wijkcomité's en wijkverenigingen maar, nogmaals, iets minder regelmatig en wat meer incidenteel. Ik geef dus duidelijk de voorkeur aan deze vorm van contact. De heer De Greef heeft gezegd dat hij graag de positie en de rechten van de wijkcomité's vast gelegd zou willen hebben. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zie wat er zou verbeteren als wij dat op papier zetten. Als wijkverenigingen of wijkcomité's zich manifesteren dan erkennen wij ze - wij hebben geen erkenningsreglement of iets dergelijks -, tenzij er een groep zou komen waarvan wij echt niet geloven dat zij een wijk vertegenwoordigen; dat is gelukkig nog nooit gebeurd; wij zijn nog nooit met dat vervelende probleem geconfronteerd. De erkenning is dus geen enkel probleem. Ik zie ook niet in waarom het recht om gehoord te worden op papier zou moeten worden vastgelegd; die mensen hebben het recht om gehoord te worden. Als zij dat recht niet hadden dan kunt u ons op de vingers tikken want daar zit u hier voor. (De heer De Greef: Het ligt meer in het vlak; in welk stadium kan je een wijkcomité horen.) U moet dat niet zo strak stellen, dan zou je elk comité moe ten analyseren. Ik twijfel daar toch echt wel aan. Wij hebben ook al de commissies en raden; wij hebben ons opgelegd allerlei dingen in commissies en raden te brengen. Wij hebben al bijzonder veel van dit soort instellingen. Ik heb sterke aarzelingpf wij nog meer dingen in moeten bouwen in dat systeem. Ik kan u echter de verzekering geven dat wij, overal waar wij werkzame en actieve wijkverenigingen en wijkcomité's aantreffen, proberen een zo goed mogelijk contact op te bouwen. Daar zit de handicap beslist niet. Ik wil u ook wel zeggen waar die wel zit. Er zijn wijken waar geen groep naar voren komt die in de bres springt voor de belangen van die wijk; dat merken wij. In bepaalde wijken is men erg actief en in andere wijken merk je zelden iets van activiteiten. U moet van mij aannemen dat je daar niets aan verandert door formeel iets op papier te zetten. (De heer De Greef: Dat verwacht ik ook niet.) Ik zou de ontwikkeling willen blijven volgen. Als u eens constateert dat er groepen zijn die actief zijn in een wijk waar wij niet van weten - wij welen het meestal wel - geef dat dan door; wij nemen dan contact met de betrokkenen op of u zou hen kunnen adviseren zich in verbinding te stellen met het gemeentebestuur. Over het algemeen weet men echt de weg wel; de contacten zijn er wel. (De heer De Greef: Het gaat ook om de faciliteiten die de wijkcomité's krijgen van het gemeentebestuur, om de toegankelijkheid van het hele woud van proce dures waar burgers die uiteindelijk leken zijn moeilijk overzicht over krijgen; ik beschouw mijzelf als gemeenteraadslid daarbij zelfs als leek op sommige gebieden. Dat is vaak het probleem dat je hoort als je spreekt met wijkcomité's.) Ik moet u zeggen dat ik nog nooit heb gemerkt dat de mensen van de wijkcomité's er zo wild op waren om deskundig te worden in dat woud van procedures. Zij hebben maar belang bij één ding en dat is dat wij naar hen luisteren en met hen praten over proble men die bij hen leven. (De heer De Greef: Je merkt vaak dat ze deskundigen van buiten moeten aan trekken om hun eigen ideeën vorm te geven. Mijn punt is: dat zou ook in samenspel met een gemeen tebestuur kunnen worden gerealiseerd.) Ik dacht dat wij daarvoor het C.O.L. hadden; dat doet op dat terrein zeer veel werk. Ik heb ook nog nooit ontdekt dat de mensen van het C.O.L. een wijkcomité naar huis sturen. De mensen van het C.O.L. staan over het algemeen wel klaar om te helpen - zij zijn niet meer met één of twee man, het is zo langzamerhand bijna een legertje geworden - en ze helpen ook; dat weet u ook wel. (De heer De Greef: Ja, dat weet ik inderdaad.) Ik vind het ook een goede zaak dat het C.O.L. in deze helpt; de mensen van het C.O.L. staan er wat onafhankelijker tegenover dan ambtenaren van het gemeentehuis. Ik dacht dat dat in Leeuwarden wel goed functio neerde. Wij hebben m.i. in Leeuwarden niet achteraan gelopen met het tot ontwikkeling brengen van het C.O.L. en alles wat daarmee samenhangt; ook dat is u bekend. Ik zou u willen vragen deze za ken eens heel nauwlettend en kritisch te volgen. Ik geloof niet dat wij in dit stadium teveel onder steboven zouden moeten halen op dit punt. 7 F. Personeelsaangelegenheden. De hear Jansma: Us fraksje fynt dat it bidriuwsmaetskiplik wurk foar it gemeentepersoniel wol in goede saek is. Yn it untwerp-bi liedsplan skriuwe jo op side 19: "Het bedrijfsmaatschappelijk werk zullen wij t.z.t. nader onder ogen zien." En nou skriuwe jo yn it antwurd op fraech 12: "Wij zijn voornemens om binnen afzienbare tijd over deze aangelegenheid overleg te plegen met de hiervoor in het kader van het personeelsbeleid geëigende organen." Dat komt in bytsje tichterby. Nou soene wy eins wol witte wolle oft it kolleezje yndied fan miening is dat dit bidriuwsmaetskiplik wurk der op hiel koarte termyn komme moat. Dat is binammen us stanpunf wol en wy soene ek graech in tasizzing fan it kolleezje hawwe wolle dat it der ek op hiel koarte termyn komt. Miskien dat it kolleezje mei it neamen fan in oantal moannen hwat tichter by de saek komme kin. De heer Eijgelaar (weth.): In ons beleidsplan tot 1980 is geen post opgenomen voor het bedrijfs maatschappelijk werk. Ook in het antwoord op vraag 12 staat dat wij de voorkeur menen te moeten geven aan andere zaken. Wat de personele kant daarvan betreft hebben wij nu o.a. een bedrijfsge neeskundige dienst gekregen; verder hebben wij de mogelijkheid gecreëerd voor de mensen uit de loonschaal 2 door te lopen naar loonschaal 3. Er is toen ook aan gedacht om wat het bedrijfsmaat schappelijk werk betreft de zaak wat anders aan te pakken dan met fulltime krachten; dat schijnt echter niet zo gemakkelijk te zijn. Het is toch wel zo dat wij van mening zijn dat op korte termijn in ieder geval een aanzet gegeven moet worden voor het van de grond komen van het bedrijfsmaat schappelijk werk. Ik denk dat wij zullen proberen in de loop van 1976 die aanzet te geven en er als het even kan in de begroting 1977 toch nog ruimte voor te maken zodat in de loop van 1977 mogelijk iets tot stand kan komen op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk. Nogmaals, het moet nog geprobeerd worden, er moet nog ruimte voor gevonden worden. Er is misschien een mogelijkheid dat die ruimte inderdaad gevonden wordt omdat er een wijziging komt in de vergoedingsregeling voor gepensioneerde ambtenaren. Het geld dat daarbij vrij komt zal bij voorkeur besteed moeten worden in de personele sector. Wij houden wat dat betreft duidelijk de vinger aan de pols en zullen probe ren op korte termijn - dat is dus in de loop van 1976 - hier een aanzet toe te geven. De Foarsitter: Foldwaende ynformearre, mynhear Jansma? (De hear Jansma: Wy wachtsje de bi- greating 1977 of.) Moai, dan is dit punt ofhannele. G. Geluidshinder. De heer Schaafsma: Voor de zoveelste maal is de geluidshinder aan de orde. Ik dacht dat de ge luidshinder in de binnenstad van bars en dat soort etablissementen niet veel minder is geworden in de loop van het jaar. Als wij de binnenstad leefbaar willen houden dan zullen wij daar toch iets aan moeten doen. Het is nog altijd zo dat mensen die in de binnenstad in die gebieden wonen er uitge sproken last van hebben. Er is nog een lastpost bij gekomen naar mij ter ore gekomen is, n.l. Hippo potamus slaat in die wijk alles wat geluidsoverlast betreft; het is daar al zo erg dat zelfs een over komende straaljager niet meer te horen is. Hebben wij nu werkelijk geen machtsmiddelen om aan dit soort geluidshinder iets te doen? Ik kan mij niet voorstellen dat de politie de middelen niet heeft en dat u niet de middelen heeft om wat mij betreft met muziekvergunningen iets strakker de hand aan deze toestand te houden. Nogmaals, dit is een steeds terugkomende hinder die het voor de mensen die nog in de binnenstad wonen steeds moeilijker maakt daar te blijven wonen en het steeds gemak kelijker maakt er uit te vluchten. De hear Singelsma: Ik wist net dat de Kommisje Ludshinder fan de fleanbasis him ek bimuoide mei Hippopotamus~en de binnenstêd, mar ik nim oan dat dat der ek under heart. (De Foarsitter: Der stiet "Geluidshinder" boppe dit underdiel. ik kin dus net sizze dat dit buten de oarder is.) Né, ik bin it der folslein mei iens, it heart hjir wol by. Hwat ik freegje woe, it fait my eins in bytsje of dat it kolleezje nochal ynnommen is mei dat oer- lizorgaen mar der net folie foar oer hat. In soarte fan platoanyske leafdesforklearring: wy fine if wol moai, mar wy hawwe der neat foar oer; allinnich, as jimme hwat wolle dan komme jimme mar by ös. Ik fyn eins dat de gemeente hwat royaler dwaen moat en sizze moat: Wy jowe jimme ek it ark om hwat to dwaen. De provinsje is dêr royael yn foargien mei 10.000,to jaen. De gemeenten dy't oanswette oan it fleanfjild hawwe it forsyk krige om ek hwat to jaen mar dy halde de han op'e ponge en sizze: Né, jimme komme mar by ös as jimme in konkreet plan hawwe. Ik tocht dat dat in lyts bytsje skoalmasterich wie yn de negative bitsjutting fan it wurd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 4