8
De heer De Greet: De vraag is gesteld vanuit de achtergrond van het Jaarverslag van het Overleg
orgaan Geluidshinder waarin ook over scholenbouw gesproken wordt. Het gaat dan om scholenbouw
in Marssum, maar Leeuwarden is ook van plan scholen te bouwen in de wijk Westeinde. Als je dan de
ontwerp-nota ziet dan zie je dat er voor Leeuwarden eigenlijk geen problemen zijn; dat lees je ook
in de raadsbrief. Nu moet je, als je het rapport goed leest, tot de ontdekking komen dat het een po
litieke beslissing is; het is niet gebaseerd op de empirie, er is duidelijk rekening gehouden met de
belangen en met de consequenties als men grenzen gaat verleggen. Ik dacht dat op een verzoek tot
subsidiëring een positieve beschikking voor Leeuwarden gewoon noodzakelijk was om te kijken in de
gebieden die duidelijk tegen die geluidszone aan liggen en - ik denk dan aan de scholenbouw in
het Westeinde - te gaan onderzoeken of dat consequenties kan hebben en of daar eventueel voor
zieningen moeten worden aangebracht om dat onderwijs niet te laten verstoren door de lawaaihinder.
Ik moet ook nog zeggen dat er twee soorten geluidshinder zijn, geluidshinder waar je niet aan
kunt ontkomen en geluidshinder die je kunt bei'nvloeden. Een stichting als Hippopotamus kan je met
maatregelen zodanig bei'nvloeden dat de geluidshinder afneemt. (De Voorzitter: Dat dacht u.) Je kunt
daarbij de subsidiekraan als uiteindelijke mogelijkheid hanteren. (De Voorzitter: En stelt u dan geen
vragen?) Bij de vliegbasis ligt dat anders. Dat is een bron van geluidshinder waar wij mee moeten
leven, maar waar wij ons ook tegen kunnen verzetten, waar wij ook maatregelen tegen kunnen nemen
en waarbij wij als gemeente onze kop ook niet in het zand moeten steken. Ik ben het dus niet eens
met de conclusie van de nota, ik ben het ook niet eens met uw raadsvoorstel dat, meen ik, maandag
a.s. aan de orde komt en nu niet hier besproken hoeft te worden. Ik zou er alleen nog op willen wij
zen dat wij het rechtvaardig vinden dat er een positieve beschikking komt op dat verzoek om subsi
die omdat wij vinden dat er aandacht zal moeten worden besteed aan die gebieden die grenzen aan
die zone.
Wat punt 15 betreft (de open dag van de vliegbasis) vragen wij ons af of het college ook de kran
ten leest. In de publikaties in de pers rond die open dag is duidelijk te lezen dat m.n. gemeenten in
het gebied rond het vliegveld nogal last hadden van de geluidshinder. Ik dacht dat dat een duidelijk
teken was. Er zijn ook in Leeuwarden gebieden die grenzen aan het vliegveld en de bewoners van
die gebieden ontkomen niet aan de geluidsoverlast. Mijn vraag is nu of het college zich georiënteerd
heeft in het overlegorgaan en hoe het college zich opstelt als omliggende gemeenten protesteren
tegen zo'n open dag. Is de gemeente zich bewust van de positie die zij inneemt in zo'n regio en
kan die zich ook duidelijk scharen bij de gemeenten waarvan bewoners overlast ondervinden - met
name in de dorpen die om de vliegbasis liggen - om die te ondersteunen in hun verzoek niet, wat
wij dan hebben genoemd, extra te provoceren.
De hear Jansma: Ik bin it yn greate lijnen wol iens mei it antwurd dat it kolleezje jown hat op de
fragen 14 en 15. Allinnich by punt 15 hie om my noch wol hwat mear stean kinnen, byg. dat der
neffens it kolleezje gjin sprake is fan "operationeel vliegvertoon". Dat wurd "vliegvertoon" jowt my
hwat in rare smaek yn'e mule. It is neffens my bittere needsaek hwannear't dat troch'en dei bart.
(De Foarsitter: Dat wurd hawwe wy ek net brukt.) Né, dêrom siz ik: Jo hiene hwat my oangiet by it
antwurd op fraech 1 5 ek noch wol sette mocht dat it neffens jo gjin "vliegvertoon" wie. Sa bidoelde
ik it to sizzen. Fierder, salang yn de gebieten mei de measte herje huzen dy't leech komme folie
flugger wer biwenne binne as de huzen dy't wy hjir yn Ljouwert leech hawwe to stean dan leau ik
dat it net yn it bi lang fan Ljouwert is om hjir noch in protte wurden oer smoarch to meitsjen. Der
wurdt yn de omkriten fan it fleanfjild mar raek boud en de huzen binne soms al earder biwenne as se
klear binne. Yn sa'n situaesje fyn ik dat in undersyk troch it oerlizorgaen eins tiid en jild forgriemen
is.
De Voorzitter: Ik zou iets willen zeggen over de vraag die de heer Schaafsma heeft opgeworpen;
hij heeft die gerangschikt onder geluidshinder en ik moet toegeven dat het er wel iets mee te maken
heeft. Het betreft de problematiek m.b.t. Hippopotamus waar nogal wat mensen zich de laatste tijd
druk over maken. Ik zou daar allereerst graag een zeer algemene opmerking over willen maken in
deze raad. Wij mogen en moeten - ik heb dit in het verleden ook wel eens gezegd, ook tegen de
betrokkenen - ons geen enkele illusie maken dat het gemeentebestuur op redelijke wijze de geluids
hinder binnen de perken kan houden in de nabijheid van nachtclubs, etablissementen als Hippopota
mus e.d.; dat is gewoon niet mogelijk. Wij kunnen wel menen dat dat zo is, maar het is niet zo. Wij
hebben ons uiterste best gedaan om b.v. nu bij Hippopotamus dit binnen redelijke grenzen te houden.
Weth. Weide en de wnd. commissaris van politie hebben een gesprek gehad met degenen die klagen,
met bestuurders van Hippopotamus en met degenen die de dagelijkse leiding hebben. Daarbij is uit
voerig over deze problematiek gepraat. Van de zijde van de klagers heeft men gezegd dat het zo
9
niet te leven is; van de zijde van Hippopotamus heeft men toegezegd dat men er rekening mee zou
houden en dat gebeurt dan een paar dagen, maar op het ogenblik hebben wij weer elke dag ellende.
Wethouders worden midden in de nacht thuis opgebeld, ambtenaren en de politie idem. Men gaat er
heen, het is 10 minuten afgelopen en dan gaat het weer los. Ik moet u eerlijk zeggen dat ons beleid
er op gericht zal moeten zijn dat wij dit soort evenementen zoveel mogelijk op bepaalde plaatsen
concentreren; wij proberen dat ook. In dat verband ben ik ook erg blij - ik dacht dat wij dat alle
maal waren - dat wij kort geleden een verordening hebben aangenomen die het mogelijk maakt in
delen van de stad waar wij de woonfunctie van wezenlijke betekenis willen doen worden dit soort
elementen uit te bannen, want die passen niet in een woongebied. Dit is een vervelende zaak. Dat
betekent niet dat wij niet proberen om de overlast in de omgeving van Hippopotamus in te dammen;
wij besteden daar meer tijd aan dan ons dierbaar is, laat ik het zo maar zeggen; wij zouden die tijd
heel wat nuttiger kunnen besteden. Het is dan een beetje droevig te moeten constateren dat je er zo
weinig aan kunt doen, maar dat is gewoon de realiteit.
De vragen die betrekking hebben op de vliegbasis zou ik ter beantwoording over willen laten aan
weth. Eijgelaar.
De heer Eijgelaar (weth.): Het overlegorgaan is een paar jaar geleden ingesteld door de provincie
en de gemeenten rondom de vliegbasis. Er is toen afgesproken dat de gewone vergaderkosten, de
secretariaatskosten en ook andere kleine uitgaven geheel voor rekening zouden zijn van de provincie.
Dat is tot nu toe ook gebeurd. Er zijn in die periode mede op verzoek van het overlegorgaan ver
schillende rapporten uitgebracht door Defensie, door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laborato
rium, er zijn geluidmetingen verricht, er zijn m.n. wat de school in Marssum betreft onderzoekingen
gedaan om te proberen een zekere isolatie tot stand te kunnen brengen. Nu is er van het overlegor
gaan een brief binnengekomen, getekend door de secretaresse, bij de b. en w.'s van de verschillende
gemeenten met het verzoek een bepaald bedrag beschikbaar te willen stellen als bijdrage in de kos
ten van het overlegorgaan. Als wij met een dergelijk voorstel in de raad zouden zijn gekomen dan
had de raad waarschijnlijk gezegd: Waar is dat voor bedoeld? Wij hebben dan ook geantwoord dat
wij wel bereid zijn om bij te dragen in de kosten als het overlegorgaan komt met een concreet voor
stel ten aanzien waarvan wij dan kunnen overleggen of wij daar aan mee willen doen, aan een be
paald onderzoek en wat dies meer zij. Het moet niet iets zijn dat iets anders overlapt. Je zult,
dacht ik, in eerste instantie moeten proberen om de kosten te verhalen op de instantie die de over
last veroorzaakt, dus op de basis, eventueel via het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium,
zoals dat tot nu toe ook steeds is gebeurd. Als straks blijkt dat het overlegorgaan inderdaad iets moet
doen dat van die zijde niet wordt gedaan en wij dat met elkaar een zinvolle zaak vinden dan zullen
wij met dat voorstel in deze raad terug komen; dan zullen wij voorstellen daaraan mee te doen. Het
is dus helemaal niet een kwestie dat wij zeggen: Wij willen onder geen voorwaarde daaraan bijdra
gen. U zult t.z.t. daarover moeten beslissen lof het zinvol en juist is om in dat kader daarvoor geld
beschikbaar te stellen. Dit wat betreft de opmerking van de heren De Greef en Singelsma.
De heer De Greef heeft gevraagd of het niet mogelijk is om een subsidie aan te vragen voor een
onderzoek om te kunnen beoordelen hoe het met name i.v.m. de scholenbouw in Westeinde zit met de
geluidshinder. Hij zegt dan dat uit alles duidelijk blijkt dat het rapport dat nu is verschenen poli
tieke beslissingen bevat waardoor het Westeinde buiten de kritische grens ligt. Dat laat ik geheel
voor zijn rekening. Zolang uit de rapportering blijkt dat het bebouwde deel van Leeuwarden buiten
de 40 Kosten-eenhedengrens ligt dan is het bijna zeker dat voor een onderzoek naar geluidshinder
geen subsidie zal worden gegeven. Ik ben echter graag bereid om in het overlegorgaan te vragen of
het mogelijk is dat er inderdaad een onderzoek naar wordt ingesteld als blijkt dat daar inderdaad
hinder wordt veroorzaakt; dat zal eerst m.n. bij het personeel en de leerlingen van de scholen moe
ten worden nagegaan. Blijkt het een hinderlijke zaak te zijn dan zullen wij proberen te bewerkstel
ligen dat dat in het kader van een onderzoek naar geluidshinder wordt meegenomen.
De heer De Greef heeft ook nog gevraagd hoe wij ons opstellen tegenover een open dag van de
vliegbasis; hij heeft m.n. gevraagd hoe wij reageren als een van de omliggende gemeenten daar last
van heeft; sluiten wij ons daar dan bij aan? Ik dacht dat dit nu duidelijk iets was dat in de regio
raad aan de orde zou moeten komen. (De heer De Greef: Is het behandeld in de regioraad?) Dat weet
ik niet, ik zit niet in die raad. (De Voorzitter: Het is niet behandeld; niemand heeft dat onderwerp
aangesneden.)
Ik dacht dat ik hiermee door de vragen heen ben. De opmerkingen van de heer Jansma kunnen
wij, dacht ik, voor kennisgeving aannemen.