den worden daar waar men over de schreef gaat. Het antwoord op vraag 24 is voor ons niet bevredi gend omdat de laatste zin wat relativerend over komt. Onze fractie wil u vragen de kwestie van de sex- en/of filmclubs nauwgezet in het oog te houden zodat onze jeugd niet op een verderfelijke wijze wordt geconfronteerd met zedelijkheidsverwilderende toestanden. Graag zien wij dus dat, wan neer deze vraag weer gesteld zou worden, er alle reden zou zijn om in concretere termen deze vraag te beantwoorden. Misschien kunt u hier de nodige aandacht aan besteden en ons deze toezegging doen. De heer C. de Jong: Ook ik zou iets willen zeggen naar aanleiding van punt 24. Ik wil niets af doen aan de woorden van mevr. Willemsma, maar ik vind het antwoord dat door de politie controle wordt uitgeoefend onvoldoende. Als nu bekend is dat deze clubs niet voldoen aan de Drank- en Hore- cawet, niet voldoen aan de drank- en horeca-eisen, niet voldoen aan de Bioscoopwet, niet inge schreven staan bij de Kamer van Koophandel, geen stamboeknummer hebben voor de afdracht van b.t.w. en niet voldoen aan de brandveiligheidsvoorschriften - dat is, dacht ik, door de politie ge constateerd - is het dan werkelijk onmogelijk om tegen dit soort objecten maatregelen te nemen? De heer De Pree: Ik wil een opmerking maken over de politie maar ik zie niet direct een vraag waar ik aan kan koppelen. Mevr. Willemsma is zopas begonnen met te zeggen dat haar fractie grote waardering heeft voor de politie in het algemeen. Ik dacht dat ik daar dan misschien ook wel iets over zou mogen zeggen. Ik sluit mij bij haar opmerking aan, maar wel met een vraag. Ik heb in het jaarverslag over 1974 van de politie - dat was er nog niet op het moment dat de vragen gesteld kon den worden - een zin gelezen in het voorwoord en daar wil ik eigenlijk graag uw mening over we ten. Het voorwoord is geschreven door de Commissaris van Politie en hij schrijft daarin over de stij gende criminaliteit. Daar wordt eigenlijk van uitgegaan, de laatste cijfers wijzen landelijk, dacht ik, anders uit; maar ik weet niet of dat voor Leeuwarden precies zo geldt. In het voorwoord staat een zin die ik wat discriminerend vind in die zin dat er gezegd wordt dat sommige "deskundigen" - dat deskundigen staat dus in dat verslag tussen aanhalingstekens en dat vind ik wat discriminerend - nog steeds menen dat het met de stijging wel meevalt en dat het met de ernst echt zo'n vaart niet loopt. Als die zin er alleen in stond zou ik zeggen: Nou goed, dat is een mening van de kant van de politie, maar dan volgt daarop: "Voor de burgerij, die er recht op heeft te worden beschermd, is alleen te hopen dat bestuurders en politie niet naar deze geluiden zullen luisteren, als het gaat om een doel treffend politie-apparaat en een adequaat vervolgings- en strafbeleid." iHierin worden bestuurders en politici genoemd en daarom is mijn vraag wat de visie van het college is t.a.v. de criminaliteit. U kunt daarop zeggen: Daar zijn wij tegen. Dat ben ik ook. (Gelach) U voelt ongetwijfeld dat hier meer achter zit. Ik kan mij zo'n opmerking van de kant van de politie wel voorstellen, maar het is ook een politieke opmerking in de zin van: Over de criminaliteit wordt verschillend gedacht, zelfs over het exacte punt "stijgt het wel of stijgt het niet" wordt verschillend gedacht. Je kunt dan met cijfers gaan werken, maar het gaat mij meer om de achterliggende visie waar wij als gemeenteraad toch ook mee te maken hebben. Hoe kijk je daar nu tegenaan, m.n. als hier met wat een schouder ophalen wordt gereageerd op "quasi-deskundigen" - ik voel mij daar niet door aangevaIlen want ik ben zelfs geen quasi-deskundige - die zeggen dat je het toch wat anders moet zien, dat je niet al leen met cijfertjes moet werken maar dat je er ook bij moet betrekken - dat maak ik tenminste op uit hetgeen die mensen zeggen - de context waarbinnen bepaalde dingen plaats vinden. Mijn vraag is dus of hef college het net zo voelt als de commissaris het in zijn voorwoord heeft gesteld of dat het college toch meent ook naar de "deskundigen" - dat zijn niet de eerste de beste landelijk ge zien - te moeten luisteren alvorens tot conclusies te komen. De hear Jansma: Ik wit like min as de hear De Pree op hokker fraech ik ynheakje moat as ik myn opmerking meitsje. Ik woe dit sizze. Forline wike hat it regear yn Den Haech de ekstra 3 miljard stimulearringsprogramma fordield; dêrfan krije de sosiale tsjinsten fan de gemeenten in part, mar ek de plysje kin in part krije, ik haw lezen 15 miljoen. Dat is dan bistimd foar it pleatsen fan ungefear 800 jonge hulpkrêften sa't men dat neamt. Dat is foar de ryksplysje mar ek foar de gemeenteplysje. As de fordieling neffens it ynwennerfal barre sil - ik wit net hokker "sleutel" men hantearref - dan soene wy hjir sa'n 5 man by krije kinne op groun fan dizze regeling. Leit it yn de bidoeling fan it kol leezje om hjir efteroan to gean? It is mei sok soarte dingen faek sa, jo moatte der efteroan as al- de roeken. Ik soe graech wol Ie dat hjir ek op dit mêd hwat dien waerd. De heer Geerts: Ik zou een opmerking willen maken over punt 25. Vraag 25 is een gevolg van een dagelijks terugkerende ergernis. Als je b.v. in de Schrans staat te wachten voor de spoorwegovergang en de spoorbomen zijn gesloten dan staan daar auto's en bromfietsen met stationair draaiende motoren. Dat veroorzaakt een enorme gaswalm. Het lijkt mij toch niet zo'n moeite om de mensen even aan te moedigen om die moforen uit te zetten. Een paar borden zullen toch niet zoveel kosten. Ik dacht dat het gevolg van het plaatsen van een paar borden toch wel zou kunnen zijn dat men zich daar waf van aantrekt, dat men wat bewuster wordt op dit soort dingen. Er is hier een verordening, wij hebben ge zegd dat wij het toch niet een goede ontwikkeling vinden dat als er gewacht moet worden die moto ren blijven draaien. Ik dacht dat wij er toch wel iets aan mochten doen om te verhinderen dat de mensen toch die motoren laten draaien. Ik vind uw antwoord toch een beetje afdoenerig, moet ik zeg gen. Ik vind wel dat er wat aan gedaan moet worden en ik dacht dat het plaatsen van een aantal bor den op die plaatsen waar dat effect kan hebben toch het minste is wat wij hier aan kunnen doen. De hear Klomp: Ik bin ek fallen oer de wurden "bovendien is dit zeer kostbaar" yn it antwurd op fraech 25. Ik fyn dat tige oerdreaun fan de kant fan it kol leezje. (De Foarsitter: Nou haw ik it even net bigrepen.) Ik fyn it tige oerdreaun dat if kolleezje skriuwt dat it pleatsen fan in pear buorden "zeer kostbaar" is. (De Foarsitter: It wurdtsje "zeer" hie better weiliffen wurde kinnen.) Moai. De Voorzitter: Ik ben er natuurlijk erkentelijk voor dat mevr. Willemsma waardering heeft uitge sproken voor de politie in het algemeen. Ik ben ook bijzonder blij dat de heer De Pree zich daarbij aangesloten heeft. Op zijn vraag kom ik nog wel, maar hier zijn wij het in ieder geval over eens. De eerste vraag van mevr. Willemsma betrof punt 24 - de heer De Jong heeft daar ook iets over gezegd - en wel het feit dat de vraag wel erg summier is beantwoord. Dat is inderdaad zo. Het punt is dat het hier de verantwoordelijkheid betreft van de officier van justitie; dat hadden wij natuurlijk ook in het antwoord kunnen zetten. Het zou natuurlijk ook flauw geweest zijn te antwoorden: Deze vraag moet u stellen aan de officier van justitie; wij kunnen hier geen antwoord op geven. Maar zo ligt hef wel. Het is niet de taak van het college, het is niet de taak van de burgemeester om hier op te letten en maatregelen te nemen. In de Nederlandse wetgeving is hef nu eenmaal zo dat dit een taak is die opgedragen is aan het openbaar ministerie. Dat neemt niet weg dat in de periodieke be sprekingen die ik heb met de officieren van justitie en de leiding van de politie dit soort problemen wel worden besproken. Daar slaaf die laatste zin op: "Het is ons bekend dat er controle door de politie wordt uitgeoefend." Dat is mij uit dien hoofde en ook als hoofd van de politie bekend. Wij doen wel ons best, maar ik moet u zeggen dat het geen gemakkelijke zaak is. Ik wil hier niet een vergelijking met Hippopotamus trekken, maar ook dit is geen gemakkelijke zaak. Er wordt echter beslist aandacht aan geschonken en ik heb niet de indruk dat het in Leeuwarden de spuigaten uit loopt. Ik geef echter toe dat er wel dingen gebeuren - dat is ons ook bekend - die niet helemaal juist zijn. Wij doen ook een moedige poging dat binnen redelijke grenzen te houden. Deheer De Pree heeft niet zo'n gemakkelijk onderwerp aangesneden. Hij heeft verwezen naar een opmerking die de Commissaris van Politie heeft gemaakt in zijn voorwoord bij het jaarverslag 1974. Ik zou willen zeggen - dat klinkt misschien ook wat flauw, het is een beetje de middenweg bewandelen - dat je natuurlijk naar beide moet luisteren. Degene die naar één van de twee luistert is fout; dat is mijn persoonlijke mening. Dat zeg ik niet om mij er af te maken. Er zijn ontwikkelin gen in onze samenleving gaande die je heel nauwlettend moet volgen en je moet steeds bereid zijn om te analyseren wat gaande is, wat er zich wijzigt in de samenleving, wat de oorzaken zijn dat bepaalde overtredingen en misdaden worden begaan, waarom iets toeneemt, waarom iets stabiel blijft, waarom iets misschien kan worden ingedamd. Met dit soort dingen moet je steeds bezig zijn. Ik heb er ook veel waardering voor dat er in onze samenleving mensen zijn die op deskundige wijze daar regel matig mee bezig zijn en daarover rapporteren. Als zij hun uiteenzettingen dan baseren op studies en gegevens, als dat wetenschappelijk verantwoord is, dan is het geen probleem; het mogen natuurlijk geen kreten zijn, want dan wordt het gevaarlijk. Maar dat zelfde geldt aan de andere kant. Als dat steunt op gegevens, als dat steunt op feitelijk materiaal dan zullen wij bereid moeten zijn daar naar te luisteren; het zou laf zijn daar de oren en de ogen voer te sluiten. Maar ook dat mogen geen kre ten zijn, want dat is even gevaarlijk. Dan de situatie als zodanig. Ik beperk mij daarbij tot Leeuwar den. Ik heb wel een indruk en een mening over hetgeen er in breder verband gebeurt, maar daar waag ik mij niet aan want dat hoort niet in deze zaal thuis. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat de ontwik keling in Leeuwarden zich binnen redelijke grenzen beweegt, maar helaas moet ik, net als de Com missaris van Politie in zijn voorwoord doet - ik onderschrijf daarmee niet de woorden die hij bezigt, maar wel de feitelijke situatie - zeggen dat het aantal misdrijven ook in deze gemeente toeneemt en dat het aantal misdrijven dat wordt opgelost afneemt. Dat vervult ons toch wel met zorg. Ik dacht dat die zorg, die ook bij de leiding van de politie leeft, de commissaris aanleiding heeft gegeven om de betreffende woorden te gebruiken. Ik wil er geen oordeel over uitspreken of het voor een diensthoofd - dat is ook de Commissaris van Politie - erg verstandig is om een dergelijke uitspraak

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 8