dizze kant sein wurde oer de manier hwerop dit allegearre ta stan kommen is. Sapas haw ik in pear dingen notearre: "Het mag geen zelfstandige buurt worden" sei de V.V.D.-man, mar it is een sels- stannige buert. Huzum is Huzum en oarsnou ja der is oars ek noch wol hwat, mar it is per- foarst gjin "Leeuwarden-oost" of sokke healwize kluchten dy't men yn it Hearrenfean tsjin komt. (Laitsjen) Ja, dat binne nijmoaderige gritsen en gratsen, soe ik sizze, fan gemeentlike bistjurders dy't it great sjogge. Stiens, de Oriënt(Laitsjen) Ik soe sizze, gelokkich dat der in Bokwerd is. Mar de lju sjogge dy spegel net iens, dy sjogge harsels der net iens yn. Dy emosionele bitrutsen- heit hinget ek de namme mei gear. Huzum, by de huzen, moat fansels foar ït jier 1000 doe't de diken untstiene al biwenne west hawwe. Dat ik dus pleitsje foar it offisieel wer werom bringen fan de namme Huzum leit yn de reden, dy kant moatte wy öt. Ik nim ek oan dat dat goed komt hwant it giet earst troch de Kommisje foar de Strjitnammejowing, it kolleezje stiet der net ofwizend foar oer, my tinkt, dat sil wol ta in goed resultaet liede. (De Foarsitter: Sitte jo ek yn dy kommisje?) Ja, tafallich al. (Laitsjen) (De Foarsitter: Wy wachtsje mei bilangstelIing.) Ik sjoch dit rapport as in earste stap. Der is sapas ek al frege hoe't it nou fierder giet. Ik hoopje dat de kommisje R.O. en ek de boargers fan it doarp by de fierdere ütbou bitrutsen bliuwe. Oer de brêge is tinkt my al genoch sein. Eins binne de measte punten dy't de groep ut de bifolking nei foaren brocht hat wol oernommen troch de amtlike groep, mei ütsundering fan Vaartzicht; ik fyn dat ek in bilangryk boukunstich elemint. Der is ek forskil fan miening oer it tal huzen dat men wer de wenfunksje jaen moat. Der kin men oer fan miening forskilie. Ik kin it net goed bioardielje, mar ik fyn wol dat wy nou bigjinne moatte mei de lytse yntegraesje, dat is stik foar stik ynpasse fan dealde wenten yn in to foarmjen totaelbyld. It spyt my eins dat dit doarp net yn de bineaming kaem foar it biskerme doarpsgesicht. Men kin sizze: Eins is elk bouwurk dat hwat geef is üt in bipaelde perioade in boukunstich monumint. Ik leau, it hoege net altiten geweldige gebouwen to wezen; ek de lytse eleminten binne foarbylden fan kul- tuermonuminten üt in perioade dy't foarby is. Dy kinne neffens my wol wer in nije funksje krije. Ik fyn it fan bilang dat freonlike eleminten as lege dakgoaten, hokken en sa yn it bistimmingsplan it omtinken krije. Der is even praet oer wurkjen en wenjen; de doarpstimmerman en de waerme bakker, ja, eins moat te sokke lytse bidriuwkes wer in plak en in funksje hawwe yn dat doarpsformidden, fan aids is dat sa. Der is nou in skieding fan funksjes hwertroch it doarp ek funksjeforlies hat. Mar ik fyn, as it mooglik is moatte sokke lytse ambachtlike bidriuwen harren plak halde yn it doarpsbyld; netallinne dat se dêr in funksje hawwe mar se bringe ek in bipaelde sfear yn it doarp. Ik haw even sa mei de losse han hwat oer dizze saek praet, oer de dingen dy't my nei oan it hert lizze; it binne gjin nije eleminten dy't ik nei foaren brocht haw omt de oare sprekkers dat op in tref- like manier al dien hawwe. Ik ha ld op, mar ik hoopje net dat dit de ein is, ik hoopje dat ried en doarp mei fierder tinke si lie oer dit takomstich Huzum. De heer Rijpma (wethEr zijn heel wat opmerkingen gemaakt. In de meeste gevallen is er wel in stemming met het voorstel dat nu aan de orde is. Ik ben in ieder geval blij met de waardering die van verschillende kanten is uitgesproken, omdat ik weet dat de mensen die hiermee geworsteld hebben, zowel aan gemeentelijke zijde als aan de zijde van het dorp, gestreefd hebben naar een zo goed mo gelijk resultaat en dat men gezamenlijk heeft geprobeerd om over de frustraties van het verleden heen te komen. Het is dus een goed resultaat geworden gezien de voorgeschiedenis. Ik verheug mij daar ook persoonlijk bijzonder over. Het voorstel dat nu voor ons ligt is eigenlijk het begin. Dat is door sommige sprekers ook al ge zegd, maar ik wil het nog eens nadrukkelijk stellen. Wat wij als opdracht aan de projectgroep gege ven hebben is een doelstellingennota, een programma van eisen en dat programma van eisen hebben wij zo goed mogelijk geformuleerd tegen de achtergrond van het feitenmateriaal dat wij konden op sporen. Het proces zoals dat begonnen is moet dus verder gaan. Sommigen hebben daar ook op geat tendeerd en hebben gevraagd hoe het nu verder gaat, hoe de burger er nu verder bij wordt betrokken. Ik geloof dat de samenspraak, die tussen dorp en gemeente tot stand is gekomen voortgezet moet wor den. Waarschijnlijk kan dat ongeveer op dezelfde wijze; wanneer het anders moet zullen wij dat graag met de inwoners van het dorp overleggen. Het overleg heeft goed gefunctioneerd en ik zie er wel een basis in om op ongeveer dezelfde wijze, misschien wel op precies dezelfde wijze, door te gaan. Wat wij nu tot stand moeten brengen zijn in hoofdzaak twee dingen; de heer Heidinga heeft op het ene sterk geattendeerd, wij moeten nu iets gaan doen. Welnu, wij kunnen iets gaan doen, want een uitspraak van de raad dat wij bepaalde gebieden tot rehabilitatiegebied hebben aangewezen betekent automatisch voor die burger die begint met een plan op te stellen dat hij dat plan bij de Vttfl overheid kan indienen, dat het beoordeeld wordt en dat, wanneer het een goede beoordeling krijgt, hij de subsidies die daarvoor beschikbaar zijn in ontvangst kan nemen. Het betekent ook dat aan de panden die de gemeente in zijn bezit heeft gewerkt kan worden om ze in een staat te brengen die voor de toekomst weer de bewoonbaarheid voor lange tijd garandeert. Ik moet er wel bij zeggen dat aan de rehabilitatie-subsidieregelingen bepaalde voorwaarden verbonden zijn. Als dus sommigen zeg gen dat er bewoners zijn die wel met wat minder genoegen nemen, die met een eenvoudig rehabilita tieplan willen volstaan dan moet in aanmerking worden genomen dat er een controlerende instantie is. Die controlerende instantie is de rijksoverheid en die rijksoverheid heeft als uitgangspunt - wat dat precies betekent vermag ondergetekende niet exact te zeggen - dat de rehabilitatie van zodanige aard moet zijn dat het woongenot voor ongeveer 25 jaar gegarandeerd is. Dat is de norm waaraan het rehabilitatieplan getoetst wordt. Als het niet aan die norm voldoet dan verstrekt men geen subsidie. Er zal waarschijnlijk nog wel gestoeid moeten worden over het begrip: wat zijn de eisen die gesteld moeten worden om die 25 jaar vol te maken. Dat zal wel een samenspraak worden waar de gemeente, de burger en de rijksoverheid bij betrokken zijn. Het zou best eens kunnen gebeuren dat de partners over die kwestie niet gnlijk denken. Dat zou best eens tot een zekere strijd aanleiding kunnen geven. Ik dacht echter dat de belangen van de burger en de gemeente in ieder geval heel lang parallel lo pen en dat, als wij ergens tegenaan lopen, dat in eerste instantie wei de eisen zullen zijn die de rijksoverheid aan de rehabilitatie stelt, want de rijksoverheid is niet van plan om 35% en in sommige gevallen meer subsidie te geven als daar niet iets goeds uit te voorschijn komt. Maar goed, daar zul len wij over moeten strijden. Wie regelt de rehabilitatie? U weet dat daarvoor verschillende manie ren zijn. Als het om gemeentepanden gaat dan kan de gemeente inspringen, als het om particuliere panden gaat dan zijn er allerlei vormen mogelijk. U weet dat er in Leeuwarden een initiatief is ont wikkeld om een soort stadsvernieuwingscorporatie in het leven te roepen. Er is tussen degenen die het initiatief hebben genomen en de gemeente een goed overleg geweest. Daar zijn verschillende stand punten uit naar voren gekomen. De nota die daarover geproduceerd is zit bij de stukken die b. en w. morgen zullen gaan behandelen. Ik verwacht dus dat u binnenkort een standpunt van b. en w. in deze hoort en dat u een uitspraak kunt doen over de voorstellen die b. en w. u ongetwijfeld op korte ter mijn zullen doen geworden. Hoe wij gaan rehabiliteren moeten wij heel snel weten, want als het goed gaat dan worden er vanavond twee rehabilitatieregelingen van toepassing verklaard en dat betekent dat wij dan niet te lang meer kunnen zuchten over de wijze waarop wij het gaan aanpakken. Eén van de uitgangspunten is, dacht ik, dat je de burger er zo bij moet betrekken dat zijn belangen, door hem zelf met medewerking van anderen, zo goed mogelijk gewaarborgd zijn. Het gaat om de burger, het gaat om de omgeving waarin de burger leeft. Er moet dus wat gebeuren, er moet actief iets tot stand komen en dat kan ook direct al. De woonomgeving en al dergelijke dingen moeten ook in de plannen worden betrokken. In wezen volgt dus op dit initiatief-voorstel een reeks van besluiten die de raad in de loop van de tijd moet nemen om dan het ene te beoordelen en zijn fiat daaraan te ge ven of te bekritiseren en dan het andere. Over één element uit het dorp hebt u al een beslissing genomen. U hebt aanvaard dat de Henri Dunantweg aangelegd wordt en aan de Henri Dunantweg is het wandelpad gekoppeld, het Schooldijkje is in dat plan betrokken. De aanbesteding heeft plaats gehad of vindt een dezer dagen plaats. Dat bete kent dat de gunning heel snel zal volgen. Dat heeft in ieder geval voor het Schooldijkje tot gevolg dat de woonomgeving daar al volgens dat plan opgeknapt wordt. En zo zullen u een serie plannen als vervolg van dit besluit bereiken. Bij ieder besluit kunt u zich vergewissen op welke wijze dat besluit tot stand is gekomen. Wi j verzekeren u dat de burger in die besluitvorming niet zal ontbreken Het tweede punt waarover ik iets wil zeggen is het bestemmingsplan. Bij dit voorstel ziet u dat wij duidelijk stellen dat wij op basis van het verslag van de projectgroep tot het vaststellen van een be stemmingsplan over willen gaan. Ook bij dat bestemmingsplan zijn de burgers weer betrokken. De punten van verschil t.a.v. dit plan zijn niet zo groot dat wij er nog een fase in moeten lassen; op ba sis van de overeenstemming die er tussen beide groeperingen bestaat kunnen wij m.i. aan het bestem mingsplan volgens een goede procedure gaan werken. Dat bestemmingsplan zal u dus ook op een ter mijn van enige maanden moeten bereiken. Dan zijn er nog een heleboel puntjes die aangesneden zijn. Over de rehabilitatie is enig verschil van mening. Ik dacht dat het goed was dat de projectgroep gesignaleerd heeft dat er over een groot aantal panden, helaas een groot aantal panden, twijfel bestaat. Ik dacht ook dat het goed was dat zij die twijfel duidelijk hebben laten merken. Ook de projectgroep, ook het gemeentebestuur is van mening dat er zoveel mogelijk gerehabiliteerd moet worden, maar die rehabilitatie kan slechts tot stand komen wanneer èn de eigenaar èn de overheid bereid is om zijn aandeel in de rehabilitatie te dragen. Wanneer die bodem wegvalt dan moeten wij tot de conclusie komen dat die voortgang in dat geval door welke omstandigheid dan ook niet meer reëel is en dan zal je moeten overgaan tot invul-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 11