103?
De heer Janssen: Hoewel ik geen autobezitter ben stort ik mij wederom in de parkeerproblemen.
Met de aanleg van het parkeerterrein Klanderijbuurt gaan wij wel akkoord. In de Commissie Openbare
Werken is, meen ik, gesproken over het eventueel plaatsen van parkeerautomaten op dit terrein,
daar de vrees bestond dat anders het nu in de Klanderijstraat gevestigde verhuurbedrijf hier een aan
tal auto's neer zou zetten. Daar heb ik niets van in de raadsbrief terug kunnen vinden. Als het even
kan moeten wij trachten Oosterbuurttoestanden te voorkomen. Ik zou u dan ook willen vragen hoe u
het ongewenst parkeren denkt tegen te gaan. Een mogelijkheid lijkt mij dat u b.v. aan het daar be
staande bedrijf een aantal parkeerplaatsen verhuurt; dan weten wij in ieder geval welke plaatsen
constant door dat bedrijf bezet zijn en kunnen wij ook wat de huurprijs betreft daar oog op houden;
wij kunnen zelf vaststellen hoeveel plaatsen die man nodig heeft. Hiermee zou veel ergernis kunnen
worden voorkomen.
De heer C. de Jong: N .a.v. dit punt, het parkeren in de Klanderijbuurt, zou ik de wethouder wil
len vragen ook wat dit betreft nog eens in de commissie te bekijken of het niet beter is het visgraat
model te hanteren. Ik moet u zeggen, ik parkeer vrij vaak op de Holwerder pier en daar is een dus
danig goed opgezet visgraatsysteem dat ik haast niet begrijp waarom onze dienst D.S.O. zoveel be
zwaren zou hebben tegen dat systeem. Ik laat echter graag aan de Commissie Openbare Werken over
dat nader te bekijken. Ik ben ook erg nieuwsgierig welke parkeertarieven men in de Klanderijbuurt
wil hanteren, omdat ik in de raadsbrief niet lees of hef parkeerautomaat, blauwe zone, parkeerme-
ters of wat ook wordt. Ik wil daar graag over worden geïnformeerd.
De heer Rijpma (weth.): De vraag van de heer Janssen betreft concreet verhuur van een aantal
standplaatsen aan het betreffende bedrijf. Ik moet u zeggen dat dit een bijzonder gevaarlijke weg is,
want voor alle parkeerterreinen, zowel de Oosterbuurt als het Hoeksferend als dit terrein, zijn een
aantal gegadigden. U moet zich goed realiseren dat, als aan één gegadigde die daar belangen heeft
dit wordt toegestaan, andere gegadigden niet geweigerd kunnen worden. Bovendien moet ik u zeggen
dat deze bedrijven, zowel in de omgeving van de Oosterbuurt als hier, geen behoefte hebben aan
enkele parkeerplaatsen, het leven en welzijn van deze bedrijven is er mee gemoeid dat zij de open
bare straat kunnen gebruiken als handelsruimte. Dat betekent dat zij niet geholpen zijn met 3 of 4
parkeerplaatsen, hun handel breidt zich uit en als ik naar de Oosterbuurt kijk dan was, als wij het
hadden toegestaan, het hele parkeerterrein onder de tweedehands auto's komen te staan. Bij het
Hoeksferend zijn ook al direct aanvragen gekomen. Maar als je het aan hef ene bedrijf geeft dan kan
je het aan het andere bedrijf niet weigeren. U moet zich goed realiseren dat er behalve dit verhuur
bedrijf van auto's dat duidelijk ten koste van gemeentegrond bezig is zich te expanderen nog een
groot aantal andere bedrijven zijn in dezelfde hoek die dezelfde claim zullen leggen. Ik raad u dan
ook ten sterkste af om op dit moment en waarschijnlijk ook op andere momenten met de verhuur van
deze terreinen op deze wijze te beginnen. Ik dacht dat hef haast goedkoper was om hef bedrijf maar
direct uit te kopen. Stel je voor dat je dat later zou moeten doen nadat het op gemeentegrond is
uitgedijd tot een groot bedrijf. (Maar ik adviseer u niet het uit te kopen). De consequenties van de
genoemde suggestie zijn dus vele.
Op dit parkeerterrein is hef noodzakelijk dat er betaald geparkeerd wordt, want anders wordt dit
terrein particulier terrein van alle bedrijven die rondom dit terrein gevestigd zijn. Op het Hoeksfer
end is dat op dit moment niet nodig. Wanneer zich daar een ontwikkeling zou voordoen dat hef geen
parkeerterrein meer is ten behoeve van de komende en gaande man dan zullen ook daar maatregelen
genomen moeten worden. De enige efficiënte maat"egel is parkeermeters te zetten. Wij stellen ons
wel voor dat het tarief dat op dit terrein geheven zal worden één van de laagste in de stad zal moe
ten worden en dat betekent dat wij de tarieven die wij op het ogenblik hanteren verder zullen moe
ten differentiëren. Zulke voorstellen zullen naar ik aanneem via b. en w. u ook binnen afzienbare
tijd bereiken. Met de eenvoudige tariefstelling waarmee wij begonnen zijn is er niet uit te komen
wanneer ook verder afgelegen gebieden dezelfde tariefstelling zouden hebben, want dan herhalen
wij de situatie die in de Oosterbuurt op het ogenblik aanwezig is en dat heeft geen zin. Het gaat bij
dit terrein dus niet in de eerste plaats om er geld uit te slaan maar om een garantie te hebben dat hef
terrein beschikbaar is voor diegenen waarvoor het gemaakt is.
De heer Janssen: Ik heb nog één vraag en dat is de parkeerduur. Ik zou willen dat die daar zo lang
mogelijk wordt want anders krijg je een enorme heen en weer rijderij.
De heer Rijpma (weth.): De bedoeling is om in ieder geval 4 uur te nemen want anders heeft het
geen zin.
4+32
De heer Van der Wal: Ik kijk toch wel een klein beetje op als de wethouder zegt: Dat bedrijf ex
pandeert zich op gemeentegrond en het zou eigenlijk het beste wezen hef nu maar uit te kopen. (De
heer Rijpma (weth.): Dat was een tussenopmerking; ik heb er bij gezegd dat ik het niet voorstel.) (De
Voorzitter: Daar hoeven wij niet over te discussiëren; dat is geen voorstel van b. en w.) Ik begrijp het
niet. Dit soort dingen zou je toch moeten bespreken in de Commissie Openbare Werken of in de Com
missie Grondbedrijf. Als u denkt dat dat het gunstigste is dan is dat toch een kwestie van beleid voe
ren, lijkt mij. (De heer Rijpma (weth.): Wij voeren ook een beleid.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 14 (bijlage no. 319).
De heer Heidinga: Het is nog altijd zo dat een medaille twee zijden heeft en dat is met deze bult
in de bestrating ook zo. (De heer Rijpma (weth.): Een onderkant en een bovenkant?) Ik bedoel het zo.
In hef totaal van de leefgemeenschap daar hebben dergelijke voorzieningen natuurlijk een heel nut
tige functie, maar voor de bewoner die dat precies voor zijn woonhuis krijgt opgesteld en die dus
vrijwel alleen de last moet dragen van de hinder die dit geval onvermijdelijk ook met zich mee
brengt komt het hard aan. Een dergelijke nuttige voorziening voor de hele gemeenschap kan toch de
enkeling zo zwaar treffen dat de vraag gesteld moet worden: Mag de gemeenschap deze burger die
zware last opleggen? En dan moet eerst uitgemaakt worden: Had deze man kunnen weten wat hem te
wachten stond toen hij dit huis, Ereprijs 50, heeft gekocht? Daartoe heb ik allereerst het bestem
mingsplan er bij gehaald. Daaruit blijkt mij dat het betreffende pleintje op de tekening de bestemming
woonerf heeft mee gekregen zonder dat verder iets is aangegeven. Verder zoekende lees ik dan in de
algemene bepalingen omtrent dit bestemmingsplan, op blz. 2, lid 17: "woonerf: aan de entreezijde
van een groep woningen gelegen terrein ingericht als voetgangers- en speelgebied, parkeergelegen
heid en tevens toegang tot de bij deze woningen behorende aufoboxen of carports." Verder staat er
dan op blz. 7 van deze voorschriften in artikel 6: "woonerf: de op de kaart als zodanig aangegeven
gronden zijn bestemd voor woonerf met daarbij behorende andere bouwwerken als eenvoudige speel-
werktuigen, zandbakken, bloembakken e.d. en andere werken." In lid 3 van dat artikel staat: "B. en
w. kunnen nadere eisen stellen t.a.v. de situering en de afmetingen van de andere bouwwerken." Hier
uit moet ik dus concluderen dat op dat pleintje terecht speelvoorzieningen zijn gemaakt. Maar ik
moet toch de vraag stellen: Hebben b. en w. ook nadere eisen gesteld i.v.m. de situering en de afme
ting en hebben zij daarbij reeds overwogen welke overlast de aanwonenden zouden ondervinden?
Want als wij dan de medaille weer omdraaien naar de zijde van de bewoners dan komt de vraag naar
voren: Had deze man toen hij dit huis wilde kopen gewaar kunnen worden dat hij deze steenbuit voor
zijn huis kreeg? Ik heb hem dat op de man af gevraagd, ik heb hem n.l. gevraagd wat hij in dit op
zicht had gepresteerd. Zijn antwoord was: Op het makelaarskantoor heeft men mij de tekening laten
zien en mij meegedeeld dat het huis aan dat pleintje stond en dat volgens de tekening op dat pleintje
verder niets zou komen. Of het makelaarskantoor toen inderdaad niet wist dat er wel iets zou komen
of dat men dit heeft verzwegen kan ik niet uitvissen. Ik kan alleen maar zeggen dat de gegeven in
lichting formeel juist was, want er staat niets op die tekening; formeel was hef dus juist. Maar als wij
nu zo hebben vastgesteld, behoudens enkele vragen, dat op dat pleintje terecht speelvoorzieningen
zijn gemaakt dan is dat één ding. Het tweede is dat niet is gebleken - mij tenminste niet - dat de
koper van het huis verzuimd heeft zich voldoende te oriënteren. Het derde is dat niettegenstaande
alle goede bedoelingen er toch iets uit de bus gekomen is dat een inwoner van onze stad in sterke
mate overlast aandoet. Dit moeten wij niet bagatelliseren. Het is mij afgelopen zaterdag nog weer
gebleken. Toen hebben een aantal jongelui daar enige uren lang met brommers rondjes gereden op dat
pleintje, telkens over die bult en dan wroeoeoeoe(De heer De Vries (weth.): Dat geluid kan
nooit goed in de notulen.) Dat hoeft ook niet. (De Voorzitter: Maar het staat wel op de band.) Het is
mij wel duidelijk geworden dat dat wel degelijk overlast met zich mee brengt. Wat hier zal gebeuren
als er sneeuw en ijzel komt dat hoef ik u niet te vertellen; dat weten wij a llemaa I welIk geloof dat
wij er niet mee klaar zijn te zeggen: Er is maar één burger - misschien twee - die klaagt en moeten
wij daar nu zoveel aandacht aan schenken? Want ik ben van mening - met het bekende spreekwoord -:
Wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook aan een ander niet. Ik heb mij afgevraagd: Zou ik die
bult voor mijn huis willen hebben? En nu vraag ik u: Zou u die bult in de Nachtegaalstraat voor
uw huis willen hebben, mijnheer de voorzitter? En dan vraag ik: Zou u die bult in de Bleek laan voor
uw huis willen hebben, mijnheer Eijgelaar, of u, voor uw huis in de Marijkestraat, mijnheer Rijpma,
of u in de d'Hondecoeterstraat, mijnheer Janssen? En dan zeg ik: Nee, ik niet, alsjeblieft niet. (De
heer Van der Wal: Ik wel in de St. Jacobsstraat.) En als het dan zo is dat wij dat ding eigenlijk per-