*5? C. Exploitatie. De heer Knol: Eerst even een vraagje vooraf. In hef antwoord op vraag 198 wordt verwezen naar con trolerapporten die ter inzage zouden liggen. Ik heb ze niet kunnen vinden. Dat kan aan mij liggen, mis schien heb ik niet goed gezocht. Maar lagen ze er wel? De jaarstukken lagen er wel. (De heer Eijgelaar iweth.): Er wordt aan gewerkt dat ze er bij komen te liggen.) Nadat dit afgehandeld is? (De heer Eijge laar (weth.): Zo gauw mogelijk; misschien is het al gebeurd.) (De Voorzitter: In ieder geval is hef geno teerd.) Nu even over punt 198 zelf; hef gaat over de liquiditeit en de solvabiliteit van de woningbouwcor poraties. Bij de beantwoording van vraag 198 wordt voor waf betreft de solvabiliteit verwezen naar de z.g. stille reserves die er ongetwijfeld zullen zijn bij de woningbouwcorporaties. Ik vind het aan één kant een beetje vreemd dat er van gemeentewege nu het begrip stille reserve wordt aangezwengeld, want ik kan mij voorstel len dat wij het tekort van 1,5 miljoen dat wij op de begroting 1 975 hebben ook heel gemakkelijk kunnen wegwerken door een aantal gebouwen van de gemeente op te waarderen. Ik vind het antwoord dus een beetje gezocht. In de eerste plaats, waar gaaf hef om? Het balanstotaal van alle woningbouwcorporaties waar de gemeente dus het toezicht op heeft is ongeveer 400 miljoen. Aan zichtbare reserves is ongeveer 10 miIjoen aanwezig. Dat komt ongeveer uit op 2,5% van het balans totaal. De ene corporatie zit op 1%, de andere op 4%, gemiddeld is het dus ongeveer 2,5%. Het ba lanstotaal is dus 400 miljoen. Daar heeft de gemeente voor een groot deel belang bij, belang in die zin dat er een zeker risico in kan zitten. Wat kunnen nu die risico's zijn? In de eerste plaats de leegstand; dat is wel vaker in deze zaal aan de orde geweest. De Raad voor de Volkshuisvesting heeft voor de ko mende 10 jaar een bedrag van 30 miljoen genoemd. Er speelt dan ook nog het punt van het omzetten van de oude leningen met lage renten in leningen met renten van de huidige kapitaalmarkt. Daar be taalt de gemeente op het ogenblik 1,5 miljoen op toe; dat zit dus in onze eigen begroting. Er wordt aan gewerkt om dat te veranderen. Het is mogelijk dat de woningbouwcorporaties dat op het zere been krijgen. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat dat dan ook in de huren moet worden doorberekend. Het gaat dus om forse bedragen waarover wij praten. Gelet op dat punt ben ik van mening dat de gemeente lijke overheid een duidelijke eigen verantwoordelijkheid heeft t.a.v. hef financiële wel en wee van de corporaties. Deze verantwoordelijkheid zou je op de volgende manier wel wat gestalte kunnen ge ven. In de eerste plaats zou je moeten letten op het tijdig indienen van de jaarstukken met daarbij dus ook een verklaring van een accountant, een verklaring van getrouwheid omtrent de jaarstukken. In de tweede plaats zou je als gemeente moeten streven naar uniformiteit bij de jaarstukken zodat je goed vergelijkingsmateriaal krijgt. In de derde plaats - dat heeft de gemeente helemaal zelf in de hand - is er het tijdig verstrekken van de gegevens die de woningbouwcorporaties nodig hebben aan het einde van hun boekjaarOm even een voorbeeldje te noemen, ik zit zelf in het bestuur van een woningbouwcor poratie waarvan meer dan de helft van de woningen nog definitief moeten worden afgerekend. Dat zit nog altijd vast bij de gemeente; wij weten niet waar wij aan toe zijn wat dat betreft. Dus ook dit punt zal eens de aandacht moeten hebben van het college; de financiële gegevens die de woningbouwcorpo raties nodig hebben moeten tijdig worden verstrekt. De heer Sterk: Ik zou willen vragen wat het effect is van die 10 miljoen stille reserve. (De heer Knol: Dat is de zichtbare reserve.) Ja, maar wat is de opbrengst daarvan? De heer Eijgelaar (weth.): Ik zal proberen een voor de heer Knol bevredigend antwoord te geven, hoewel dat misschien moeilijk is. Deze zaak is, meen ik, onlangs ook besproken in de Financiële Com missie en toen is er gezegd dat dit toch wel een waf complexe zaak is die nog eens opnieuw in de Fi nanciële Commissie aan de orde gesteld zal worden aan de hand van de ingediende jaarstukken. Ik dacht dat de zaak daar ongeveer zo is besproken. Nu heeft de heer Knol een paar cijfers genoemd. Hij heeft gesproken over het risico m.b.t. de leegstand en het renteverlies op de leningen; verder heeft hij erop gewezen dat de gemeente duidelijk een eigen verantwoordelijkheid heeft. Uit de jaarstukken blijkt dat de liquiditeit van de woningbouwverenigingen voldoende is, dat er geen liquiditeitsproblemen zijn. Ze kunnen hun verplichtingen allemaal op tijd nakomen, dacht ik. Om een behoorlijk inzicht te krij gen in de solvabiliteit is natuurlijk bepaald niet een eenvoudige zaak. Die 10 miljoen is zichtbaar. Wij hebben in het antwoord gesteld dat er vrij zeker een stille reserve is. Hoe moet je dat nu benaderen? Moet er een taxatie plaats vinden op basis van rendement of economische waarde waarbij je uit zou kunnen gaan van de taxaties voor de onroerend goedbelasfing. (De heer Knol: Op die basis zou je dan ook moeten afschrijven.) Goed, daar zit je dus mee. Ik dacht dat dit echt een punt was waarvoor in de toekomst misschien eens een bepaalde regel te stellen was, waarbij je zou moeten zeggen: Op deze wijze kunnen wij deze zaak met de corporaties aankaarten en proberen via een paar vaste lijnen daar meer inzicht in te krijgen. Dat dat niet onbelangrijk is is een duidelijke zaak. Het meest belangrijke J5 <5 is uiteraard - dan hebben wij ook het minste risico - dat wij zorgen dat de leegstand zo beperkt moge lijk blijft want daar zit het grootste risico in. Natuurlijk-zullen wij blijven letten op het tijdig gereed zijn, het tijdig indienen van de jaarstukken. Wat die uniformiteit betreft, dat wordt in de nieuwe onf- werp-beschikking op de toegelaten instellingen geregeld. Dat moet dus straks volgens bepaalde lijnen gebeuren zodat inderdaad een vergelijking mogelijk is. Overigens moet ik wel zeggen dat het in het voornemen ligt om de woningbouwcorporaties meer vrijheid van handelen te geven, ook wat de risico reserve betreft. Tot nu toe is het zo dat een woningbouwcorporatie alleen dan uit de risicoreserve kan putten als b. en w. daar toestemming voor geven. In de nieuwe beschikking zal dat waarschijnlijk niet meer nodig zijn, maar als die grotere vrijheid komt dan is het wel waarschijnlijk dat ook de gemeente meer voorwaarden kan stellen bij het beschikbaar stellen, bij het garanderen van bepaalde leningen zodat daar dan wel weer(De heer Knol: Zou dan ook de garantie opgenomen kunnen worden be treffende de kwaliteit van de accountant?) Dat staat er niet in, er staat wel in dat het een deskundige moet zijn. Zo het er nu voorstaat moet hef in de toekomst wel de goedkeuring hebben van b. en w. Wat aan de ene kant dan misschien niet meer zo stringent omschreven is wordt aan de andere kant weer zo geregeld dat het misschien mogelijk is daar iets aan te doen. Dan iets over de gegevens die de woning bouwverenigingen nodig hebben om de jaarstukken naar behoren klaar te maken. Als het gaat om afre keningen van complexen dan dacht ik dat dat niet zo eenvoudig is. De andere gegevens worden voor zover dat in ons vermogen ligt zo gauw mogelijk verstrekt; daar moet de heer Knol van uitgaan. Eén van de redenen dat de controlerapporten niet op tijd klaar gekomen zijn is dat de ambtenaren overbe last zijn. U kent de situatie op de betreffende afdeling. De afrekening van die complexen zit echt niet alleen vast op een achterstand hier, maar ook vooral op Den Haag. De stukken komen gewoon niet te rug en kunnen dan niet verder klaar gemaakt worden. Wij hebben dat niet helemaal zelf in de hand. Voor zover wij het zelf in de hand hebben werken wij ze zo snel mogelijk af. (De heer Knol: Is het ook mogelijk in Den Haag op spoed aan te dringen?) Dat aandringen op spoed kan natuurlijk altijd. Of het helpt weet ik niet. Wat hef renteverlies betreft, de heer Knol weet dat men daar in V.N.G.-verband mee bezig is. Wij hebben hoop dat daar iets uit komt. In afwachting daarvan doen wij natuurlijk niets. Als wij een regeling treffen wordt er misschien gezegd: Jullie hebben de zaak al rond. Wij wachten dit echt even af. Wat de vraag van de heer Sterk betreft, over de risicoreserve wordt het omslagpercentage berekend; het is dus ongeveer een 7,5% dat bijgeschreven wordt. (De heer Sterk: Van jaar tof jaar?) Ja, van jaar tot jaar. (De heer Knol: En het is belegd bij de gemeente; het is een goed rendement.) Uiteraard voor zover belegd bij de gemeente. Als een corporatie het elders belegd heeft hoeven wij er niet voor te betalen. (De Voorzitter: Ik denk dat de heer Sterk meer bevredigd is dan de heer Knol.) De heer Knol weet veel beter hoe de zaak in elkaar zit, want hij hakt al heel lang met dit bijltje. (De Voorzitter: De heer Knol heeft zijn verhaal hier al zo vaak gehouden dat ik de zaak ook al ken. Elke keer hoopt hij natuurlijk dat hij een ander antwoord krijgt dan de vorige keer. Hij zal echter nog even geduld moeten hebben.) Maar dat weet hij ook wel. Er wordt aan gewerkt. D. Woningbedrijf. De heer C. de Jong: Ik ben erg verbaasd over hef antwoord op vraag 201 Nu heb ik mij niet verdiept in deze zaak. Is er een korte informatie te geven waarom er nog geen huurovereenkomst met deze be woner is. Hij woont er, dacht ik, al zo'n anderhalf jaar. Dit bevreemdt mij toch wel. De heer Van der Wal: Punt 202 gaat over het onderhoud van het gemeentelijk bezit, vooral over woningen die in hef bezit van de gemeente zijn en dat ook in relatie met de verhuur onder bijzonder contract. De slotvraag is: "Kortom, wanneer denkt uw college een eind te maken aan deze onaan vaardbare verwaarlozing van gemeentelijk bezit? Gewoonte getrouw komt er op zo'n vraag geen ant woord. Het antwoord dat gegeven wordt is eigenlijk: De gevolgen van verhuur onder bijzonder contract zijn ons bekend. Even verder staat er: "Omzetting van de huidige nog lopende bijzondere huurcontrac ten van in slechte staat verkerende panden in normale huurcontracten zou de exploitatieverliezen on getwijfeld nog doen toenemen." Dat is natuurlijk wel het ergste dat je overkomen kan, hè, dat je ex ploitatieverliezen toenemen. Ondertussen laat je mensen in steeds slechter wordende woningen wonen. In het algemeen wordt het woningbezit van de gemeente steeds slechter. Dat heeft ook repercussies voor de buurt waarin ze staan, zeker voor de straat. Maar wat is het ergste dat je kan overkomen? Onze exploitatieverliezen zullen ongetwijfeld toenemen. Ik vind dit een benadering van een huisvestings probleem en een woningprobleem en ook een benadering van mensen die in de woningen moeten wonen die ver beneden de maat is. Om dan alleen maar te praten over exploitatieverliezen! De conclusie is dan: "Het bovenstaande is o.i. te meer een reden om te trachten de onder bijzonder huurcontract ver huurde panden, voor zover deze niet voor rehabilitatie in aanmerking komen, zo spoedig mogelijk te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 3