jrftf
aldere minsken yn de groep boppe de 65 jier - ik praef dan dus net oer it oantal alderen dat wy hawwe
yn de groep van 0 oant de maksimum leeftiid, mar just oer de groep fan 65 jier en alder - tige great is-
hawwe wy yn Ljouwert net in ekstra great oantal heechbijierre minsken? It is it kolleezje tocht ik ek
bikend dat De Hofwijck birop oantekene hat tsjin de ofwizing fan dep. steaten sa't dep. steaten dy mei-
dield hawwe. Yn it biropsbrief dat nei de steatssekretaris fan C.R.M. gien is - sa kin ik dat wol neame -
wurde in oantal grounen neamd. Der stiet u.o. yn dat yn 1964 doe't De Hofwijck dwaende wie to forbou-
wen, wylst men al sahwat mei dy forbouwing oan de gong wie en in bilangryk underdiel fan de forbou-
wing pleats hawwe soe, fan gemeentewege fan de side fan de G.S.D. - as ik goed ynformearre bin seis
ek troch de doedestiidske boargemaster Van der Meulen - sein wurden is dat De Hofwijck yn dit gefal
better die om der in forpleechhus fan to meitsjen. Dat is ek troch de Ynspekteur fan de Folkssounens -
dat wie doe dokter Phaff, de foargonger fan dokter Kijlstra - oanret to dwaen. Nou liket der in situaes-
je to untstean dat, trochdat De Hofwijck op datmomint der yn meigien is en oan dat dringende forsyk
dat üt namme fan de oerheit dien is foldien haf, dat harren nou de das omdochf, net De Hofwijck de
das omdochf mar de minsken dy't dêr binne en hwer'f aensen neffens üs bitinken wol ris net genoch plak
foar wlze kin, krekt omt de leeftiid hjir dochs wol hwat oars leit yn trochsné as yn de rest fan it lan;
it is dochs wol och sa gefaerlik om mei gemiddelde sifers sa mar earne in greate kras troch hinne to set
ten. Ik soe graech wol Ie dat it kolleezje yn dizzen stappen undernimt om de wei.dy't nou foar De Hof
wijck eins sa'n byfsje ófsletten is wer iepen to meitsjen sadat dochs dit bilangrike forpleechhus dat dan
omset wurde sil yn in forsoargingshus - it leit yn de binnensfêd en haf in hiel gaedlik plak, der binne
tunen omhinne en de minsken dy't noch yn biweging binne kinne yn de omjowing noch ris hwat winkelje
en sa - syn plak halde kin. Ik soe sizze, dit moat perfoarst bistean bliuwe. Ik soe hjir graech hwat
mear ynformaesje oer hawwe wol Ie en mei namme oer hwat it kolleezje tinkt dwaen to kinnen om it On
heil dat hjir driget fo foorkommen.
Mevr. Brandenburg—Sjoerdsma: Punt 235 gaat over de samenwerking van de Leeuwarder ziekenhuizen.
In het antwoord wordt ons meegedeeld dat sinds half augustus een voorbereidingscommissie functioneert.
Die moet dan nu zo'n 6 of 7 keer bij elkaar zijn geweest. Het eerste doel van die commissie was om te
komen tot het oprichten van de besluitencentrale. Nu leek het mij nuttig als u over die bijeenkomsten
wat meer zou willen meedelen. Ik heb mijn vragen even exact geformuleerd. Ie Bent u al toe - dat is
dus aan de commissie gericht - aan het formuleren van de bevoegdheden welke tijdens de overgangs
fase aan het overkoepelend orgaan zullen worden gegeven? 2e Hoe lang denkt de commissie dat de
overgangsfase zal moeten duren? 3e Is er eenstemmigheid over de rechtspersoon van hef samenwerkings
verband in de eindfase? 4e Hebben de 3 Leeuwarder ziekenhuizen al een aanvraag voor nieuwbouw op
lokatie zuid ingediend bij de staatssecretaris? Dan is er nog een probleem dat ik even wilde aansnijden;
dat heeft er zijdelings mee te maken. Dat is het volgende. Het Kankercentrum Friesland denkt aan uit
breiding. Het is thans gevestigd in het Diakonessenhuis, maar het is een daarvan helemaal los staande
stichting. Nu wilde ik vragen of er overleg is geweest met het Kankercentrum Friesland over de nieuwe
vestiging. Is hun aangeboden om die bij Triofel te vestigen? Speelt deze hele zaak ook een rol in het
samenwerkingsverband?
Mevr. Visser—van den Bos: Misschien mag ik nog even een vraag stellen. Ik heb - velen met mij,
denk ik - in de krant gelezen dat er in Triotel een bewakingsafdeling geopend is. Daar stond bij dat
dat i.v.m. de samenwerking stond en dat riep bij mij de volgende vragen op. Hebben wij in onze stad te
weinig bewakingsbedden en moest er dus uitbreiding komen? Anders zou je juist denken dat i.v.m. de
samenwerking men zich zou bepalen tot bepaalde disciplines en bepaalde specialismen. Ik was er een
beetje verbaasd over dat nu ook Triotel die kostbare bedden voor de bewakingsafdeling gekregen had;
ik dacht dat dat misschien i.v.m. de samenwerking niet nodig zou zijn. Misschien is er echter doodge
woon een tekort en dan is hef alleen maar bitter nodig dat het gebeurt en ben ik er heel blij mee.
De hear Klomp: Ik trof forline wike in pear aide minsken üt if Gabbema Gasthus. Dy wiene nochal
hwat ungerest oft hja dêr wol bliuwe koene. Se seine dat der neat mear oan if gebou dien waerd en dat
der noch mar in stik as 8 minsken yn wiene. Nou binne dy minsken tige bang dat se üt de binnensfêd
wei moatte op'en dur, miskien al hiel gau en dat hja dan yn de omkriten fan Ljouwert of buten de bïn-
nensted tolanne komme. Ik woe graech ynformearje oft der by de gemeente ek hwat bikend is oer de
plannen m.b.t. if Gabbema Gasthus en hoe't men sokke problemen nou eins oplosse moat. As it mar om
in stik as 8 minsken giet dan soe it probleem foar dy minsken miskien op to lossen wêze as de oare gast
huizen yn de binnensfêd dy minsken opnimme soene as dêr in keamer frij komt.
Doe't ik fraech en antwurd 237 lies kaem by my de fraech op: Hwat is nou eins de forhalding fusken
Ljouwert en Frjentsjer yn forban mei de bihanneling fan de psychiatryske pasjinten? Is dat nou in for
halding fan gearwurkjen of fan konkurrinsje? Wol Ljouwert in eigen greate of frij greate psychiatryske
J-/JB
ynstelling hawwe? It soe faeks ek wol in moai underwerp wêze om aenst ris yn regioforban oer to praten
hwannear't Frjentsjer dêr ek by oansletten is. Ik woe hjir dochs wol graech ris hwat mear oer hearre.
De heer De Vries (weth.): Mevr. Visser-van den Bos vraagt informatie over de tekorten die wij in
stijgende mate zullen krijgen als gevolg van de niet toereikende normen die het C.O.Z. toestaat t.a.v.
de tarieven, zulks in relatie met de lager bezoldigde functionarissen in Triotel. De situatie is zo dat de
lagere beroepsgroepen in Triotel gewoon gekoppeld zijn aan de lagere beroepsgroepen die wij in de
overige gemeentelijke diensten hebben. Vorig jaar zijn op dat stuk van zaken massaal verhogingen toe
gepast, bepaalde beroepsgroepen zijn collectief verhoogd. Daar horen ook de vrouwen en mannen onder
te vallen die in Triotel in deze beroepsgroepen vielen. Het gevolg daarvan is wel geweest dat het C.OZ.
de huishoudelijke dienst zo zeer beperkt in zijn ruimte, in zijn mogelijkheden - dat gaat allemaal
via een bepaalde norm per zoveel verpleegbedden - dat wij inderdaad op deze categorie personeelsle
den een stijgend tekort zullen hebben. In dit verband is het dus zo dat wij hebben moeten kiezen tussen
gelijkheid van mogelijkheden van gemeenfepersoneel of gelijkheid van mogelijkheden die het C.O.Z.
toestaat. Het college heeft het vorig jaar bewust voor het eerste gekozen, wetende dat dit tot gevolg
zou hebben dat wij niet meer met een sluitende exploitatie van Triotel te maken zouden hebben wat
deze categorie personeelsleden betrof.
Mevr. Visser—van den Bos: Mag ik hier even op ingaan? Mijn vraag is toch kennelijk niet helemaal
begrepen. Het is mij bekend dat men een bepaald aantal mensen in de huishoudelijke dienst mag hebben
en daar kan men dan maximaal zoveel geld voor uitgeven. Maar het doet mij waf grappig aan dat men
nu zegt: Wij komen boven dat totale bedrag uit dat wij voor de huishoudelijke dienst uit mogen geven
omdat wij die lager betaalden hoger hebben ingeschaald. U zou natuurlijk net zo goed kunnen zeggen:
Dat kan komen'omdat wij een chef of een hoofd van de huishoudelijke dienst te hoog hebben ingeschaald.
Het komt mij zo grappig voor dat er gezegd wordt: De lager betaalden krijgen een beter salaris en
daarom is er een ongedekt tekort. Men heeft geen cijfers zo van: die mensen mogen dat verdienen, men
heeft een totaal-cijfer: er mogen zoveel mensen zijn voor zo'n bedrag. Dus de mededeling op zich als
je zegt dat je tekort komt is juist, maar dat komt omdat de huishoudelijke afdeling te duur is en niet
omdat die mensen te veel verdienen. (Mevr. Willemsma-de Jong: De wethouder van Personeelszaken
heeft hetzelfde verhaal gehouden als u.)
De heer De Vries (weth.): Misschien is het beter dat de heer Dekker dit even toelicht.
De heer Dekker: Het is ons bekend dat het C.O.Z. de normen afstelt op de particuliere ziekenhuizen
en in de particuliere ziekenhuizen wordt aan het huishoudelijk personeel in de regel niet meer betaald
dan hef minimum loon waar wij aanzienlijk bovenuit komen. U kunt dus niet zeggen dat het komt door
hogere inschaling van een hoofd van de huishouding of een hoofd van de civiele dienst, hef is echt een
gevolg van het feit dat wij aanzienlijk boven hef minimum loon zitten. (Mevr. Visser—van den Bos: Maar
het gaat om het totaalbedrag, niet waar?)
De Voorzitter: Met de normen die wij hadden en met de mensen die wij hadden konden wij, ook re
kening houdende met de salarissen die in andere ziekenhuizen worden betaald, regelmatig alles incal
culeren in de tarieven van het C.O.Z. Toen wij deze maatregel zouden nemen wisten wij - de heer
Dekker heeft ons daar ook voor gewaarschuwd - dat wij klem zouden lopen met het aantal en met de
salarissen, terwijl dat van te voren nooit in discussie was geweest. Het is dus absoluut een gevolg van
het feit dat wij de salarissen - de wethouder heeft al gezegd dat wij dat bewust hebben gedaan - heb
ben opgetrokken met de lagere salarissen van de andere diensten; daar is het absoluut het gevolg van.
U hoeft het niet te geloven maar het is wel een feit. (Mevr. Visser—van den Bos: Het is een interpretatie
van de cijfers.)
De heer De Vries (weth.): De heer Jansma heeft de affaire Hofwijck belicht en ik zou daar graag een
paar kanttekeningen bij willen maken. Als de heer Jansma zegt dat de gemeente debet is aan deze ont
wikkeling in de binnenstad dan heeft hij gelijk. Het is inderdaad juist dat in 1964, toen er hier nog
nauwelijks sprake was van verpleeghuisbedden, de gemeente een klemmend beroep heeft gedaan op De
Hofwijck om zijn inrichting deels geschikt te maken voor opname van een aantal verpleging behoeven
de patiënten. Het is u bekend dat er op het ogenblik overleg gaande is tussen De Hofwijck en Parkher
stellingsoord om te komen tot één instituut met uitbreiding van Parkherstellingsoord. Daarbij heeft het
bestuur van De Hofwijck gemeend dat dit dan tot consequentie zou hebben dat de eigen instelling weer
terug zou keren naar zijn oorspronkelijke bestemming, n.l. verzorgingshuis; men wil daar graag een
aantal verzorgingsbedden hebben zo tussen de 70 en de 100. Deze mogelijkheid heeft het Ministerie van
C.R.M. afgesneden. Door tussenkomst van de provinciale commissie voor de planning van bejaardenoor
den heeft C.R.M. aan De Hofwijck bericht dat er niet gerekend kan worden op deze terugkeer naar de