W/lil
M/1,8
dat dit inhoudelijk zo'n verschrikkelijk belangrijk museum is dat dit door het rijk zou moeten worden
gesubsidieerd. Wij zijn dan ook bijzonder blij dat het rijk èn voor 1974 èn voor 1975 subsidie heeft toe
gekend aan dit museum, resp. 85.000,en 100.000,--. Dit is voor het rijk wel een precedent,
het rijk heeft n.l. niet de gewoonte om rechtstreeks aan de gemeenten te gaan subsidiëren. In dit ver
band is de Museumnota die is samengesteld door een provinciale commissie erg belangrijk. Daarin wordt
duidelijk gesproken over een nauwere samenwerking, o.a. in bestuurlijke vorm, tussen het Fries Museum
en het Princessehof. Er komt een coördinatiecommissie waarvoor wij op verzoek van ged. staten verte
genwoordigers hebben aangewezen; hopelijk zal die commissie binnenkort met zijn werkzaamheden be
ginnen. Wij zullen moeten afwachten hoe deze twee musea in de toekomst zullen gaan samenwerken.
Voor het rijk is deze samenwerking erg belangrijk willen zij in de toekomst verdere steun aan het Prin
cessehof geven. Ook om andere redenen zou ik het een kwalijke zaak vinden om dit museum zo maar
tot een rijks museum te maken. De gebouwen van het Princessehof zijn zo verbonden aan de historie van
Leeuwarden dat ik het bijzonder zou betreuren wanneer die uit gemeentehanden naar het rijk zouden
moeten overgaan. Wij bedoelen dus met de aanduiding rijks museum dat dit museum een nationale/inter
nationale allure heeft, wij bedoelen daarmee niet een overgaan in handen van het rijk. Wij zullen de
werkzaamheden van de coördinatiecommissie af moeten wachten.
De heer Buising heeft nog even opgemerkt dat het ons niet gelukt is 2/3 dekking van het exploita
tietekort van het Princessehof te krijgen. Wij zijn al blij dat wij in ieder geval de nu verkregen subsi
dies hebben. U kunt er wel van overtuigd zijn dat wij steeds moedige pogingen blijven doen om toch
nog eens naar die 2/3 dekking te komen. Of dat lukken zal weten wij natuurlijk niet; wij hebben nu
totaal 30% (15% rijk, 15% provincie). Het is altijd nog zo: nee heb je, ja kan je krijgen; wij zetten
daarom dus onze pogingen voort.
De Voorzitter: Om de zaak duidelijk te stellen zou ik er nog dit aan toe willen voegen. Er zijn
bijzonder veel gesprekken geweest. De wethouder heeft zich hier sterk voor gemaakt. Wij zijn samen
een paar keer in Den Haag geweest m.b.t. deze zaak. Ook met de provincie zijn gesprekken gevoerd.
Wij hebben de conclusie moeten trekken dat er de komende jaren geen schijn van kans is op meer dan
1/3; 2/3 zuil en wij voorlopig niet krijgen. Wij hebben de consequenties daarvan getrokken in ons be
leidsplan. Dat betekent niet dat wij niet bij elke gelegenheid zullen proberen duidelijk te maken dat
wij het redelijk vinden dat er van de zijde van provincie en rijk meer wordt betaald; dat is een andere
kwestie. Wij moeten echter gewoon realistisch zijn en er rekening mee houden dat wij de komende jaren
2/3 of misschien zelfs 70% voor onze rekening moeten nemen. Het is misschien wel goed om hier nu te
zeggen dat in het verleden wel eens een beroep op ons is gedaan een grotere bijdrage te leveren aan
het Fries Museum. De consequentie van hetgeen ik net geschetst heb is dat de gemeente Leeuwarden de
komende jaren gewoon niet in staat zal zijn om een grotere financiële bijdrage te leveren aan het
Fries Museum; dat is geen principiële zaak, dat is de consequentie van de stellingname van rijk en
provincie m.b.t. het Princessehof. Dit heeft niets te maken met de vraag hoe wij over het Fries Museum
denken. Ik dacht dat dit wel duidelijk was. Natuurlijk blijven wij kien.
De heer Buising: Het is dus zo dat de nationale allure eventueel zelfs de internationale allure van
het Princessehof door het rijk wordt gedekt met 15%. Ik vind dat wel armoedig, maar goed, laat maar.
De Voorzitter: Persoonlijk hoop ik dat men nooit zo ver zal gaan dat men door de koorden van de
geldpong ons zal dwingen om afstand te doen van dit complex met inhoud. Daar zijn wij natuurlijk wel
zelf bij, maar het zou wel een probleem kunnen zijn. (De heer Ten'Brug (weth.): Het rijk heeft dat
nooit gesteld of gevraagd.)
De heer Weide (weth.): Ik zou hier nog aan toe willen voegen dat de minister weigert om de post
niet-rijksmusea op zijn begroting te verhogen. Wat wij dus meer krijgen van het rijk gaat ten koste van
andere musea; daarmee moeten wij hier wel terdege rekening houden.
De heer Klomp heeft zich afgevraagd of wij wel af moeten stappen van de 2,50 toegangsprijs
voor het Princessehof omdat dat weer een inkomstenderving betekent. De praktijk heeft uitgewezen dat
het aantal bezoekers dat 2,50 betaalt aan het afnemen is, mede als gevolg van het feit dat het
groepsbezoek aanzienlijk is toegenomen en het aantal mensen dat om de een of andere reden reductie
heeft - museumkaart, C.J.P.-kaart enz. - toeneemt. Het aantal bezoekers dat 2,50 betaalt neemt
dus af. De commissie is er na vele vergaderingen nu eindelijk uit en heeft het college voorstellen ge
daan die er in grote lijnen op neer komen dat de toegangsprijs gesteld wordt op 1per persoon. In
bijzondere gevallen, als het museum 's avonds open moet zijn, zullen degenen die in groepsverband
het museum willen bezoeken 2,50 per persoon moeten betalen. Dat 's avonds open zijn brengt n.l.
extra kosten met zich mee. Verder worden er geen kortingen meer gegeven voor grotere groepen. Hier
komt nog bij dat wij i.v.m. de uniformiteit ook gekeken hebben naar de toegangsprijzen van het Fries
Museum. Wij vinden het toch wel goed dat deze zaken niet te veel uiteen lopen.
De heer Buising: U hebt een zeer respectabel standpunt over het Princessehof. Als ik dat juist inter
preteer dan komt dat hier op neer dat wat wij ook doen - wij zullen proberen te bereiken dat het rijk
zoveel mogelijk gaat bijdragen in de kosten -, het per se een Leeuwarder bezit moet blijven. Dan neem
ik aan dat u op historische gevoelens appelleert of iets in die geest. Maar is dat niet een beetje een te
gevoelsmatige benadering, vraag ik mij af. Ik zeg er eerlijk bij dat ik op het moment zelf ook niet weet
hoe ik er eigenlijk over zou moeten denken hoor, maar als ik dit soort reacties zo hoor dan denk ik:
Doen ze er eigenlijk niet een beetje te dierbaar over. Stel dat het een rijks museum zou wezen, dat de
gebouwen en alles wat daarbij hoort van het rijk zouden wezen, dan nog zou dat alles hier rustig in de
stad blijven staan om maar eens één aspect te noemen.
De Voorzitter: Ik geloof niet dat wij onszelf iets aan moeten praten. Weth. Ten Brug heeft zopas
terecht gezegd dat het rijk dit nog nooit gesteld heeft. Wij zullen dit nooit ter sprake brengen. Deze
zaak komt eventueel pas aan de orde als het rijk zou zeggen - daar sloeg mijn opmerking over de koor
den van de geldpong op - dat het rijk alleen maar wil betalen alsdan zou die frictie kunnen
ontstaan. Als het rijk op grond van de nationale allure van dit museum zou zeggen - nu moet ik wat
chargeren -: Wij erkennen dat dit een rijks museum is en zijn bereid dit net als rijks musea voor 100%
te betalen, maar dan moet het museum ook eigendom van het rijk zijn, dan zullen wij ons op dat mo
ment moeten beraden op wat u nu zegt. Dan zullen wij dat moeten bekijken(De heer Buising:
Uw standpunt daarover zou ik nu zo graag willen horen.) Ik geloof niet dat het zinnig zou zijn daar
over nu te discussiëren. Het college heeft daarover nog geen standpunt ingenomen. Het college heeft
alleen een standpunt ingenomen m.b.t. de huidige situatie. Zoals de wethouder al zei stelt het college
het in de situatie die thans bestaat en gezien de subsidieverhouding van nu op prijs dat het Princessehof
een gemeentelijk museum blijft. In deze omstandigheden is het i.v.m. de invloed die wij zelf hebben
met een eigen gemeentelijke commissie iets van de gemeenschap. Wij kunnen zelf invloed uitoefenen
op de gang van zaken. Als de financiële verhoudingen ons niet dwingen om tot een andere situatie over
te gaan - als dat wel het geval is zullen wij de zaak nuchter onder ogen moeten zien - is dit ons
standpunt. Over dat andere punt gaan wij pas piekeren als die situatie zich ooit voor zou doen. Het is
nog de vraag of dat ooit gebeurt. Ik geloof dat heel realistisch gezien de kaarten zo liggen.
D. Zalen Schaaf.
De Voorzitter: Dit punt is zopas al behandeld. De verbouwplannen komen begin januari in de raad
aan de orde en dan hebt u alle gelegenheid over de exacte voorstellen te discussiëren.
E. Kreativiteitscentrum.
De heer De Pree: Ik begrijp dat het wat moeilijk is om als college op een vraag als vraag 288 erg
concreet te antwoorden omdat uw relatie met het Kreativiteitscentrum meer indirect is dan direct. Voor
op gesteld dat ik, en niet alleen ik maar mijn hele fractie - dat is in het verleden ook wel gebleken -,
steeds erg positief heb gestaan tegenover dit Kreativiteitscentrum is het toch wel zo dat er nogal wat
klachten zijn over wat er in het Kreativiteitscentrum gebeurt. Die klachten hebben wat te maken met de
kwaliteit vi n de activiteiten. Nu zegt u in uw antwoord: "De kwaliteit van de activiteiten van het
Kreativiteitscentrum wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteiten van de begeieiders/docen-
fen." Dat is een waarheid als een koe, dat wist ik ook wel. Dat is niet alleen bij het Kreativiteitscen
trum het geval. Maar ik denk dat er iets meer over te zeggen zou zijn met name over de benaderings
wijze die men op het Kreativiteitscentrum heeft. Als ik hierover praat dan geldt dat met name voor jon
geren en kinderen want de klachten hadden te maken met die groepen. Op het Kreativiteitscentrum
sluit men, zoals dat heet, aan op de creatieve mogelijkheden die in elk mens en in elk kind zitten.
Dat is een bepaalde filosofie en daar is veel voor te zeggen. De klachten die er over komen geven ei
genlijk aan dat dat in de praktijk plat gezegd betekent: Rotzooi maar wat aan. Het is, denk ik, een
beetje een conflict tussen aansluiten op wat in elk mens aan creatieve mogelijkheden zit aan de ene
kant en een meer ambachtelijke benadering aan de andere kant, waarvan ik dan zeg dat ik er niet van
overtuigd ben dat ambachtelijke benadering creativiteit uitsluit of dat hef daarmee in strijd zou zijn.
Ik denk trouwens dat dit probleem wel eens eerder heeft gespeeld; ik heb wel eens gehoord dat, toen
er gedacht werd over samenwerking van hef Kreativiteitscentrum en de amateurafdeling van het Muziek
instituut, een van de problemen de wat meer technisch ambachtelijke benadering op de muziekschool
tegenover die wat andere benaderingswijze op hef Kreativiteitscentrum was. Nu gaat het er mij om dat
ik graag zou zien dat dat Kreativiteitscentrum steeds meer mensen, ook jonge mensen en kinderen, bin
nen zijn muren krijgt. Als ik dan van een aantal kanten hoor dat ouders hun kinderen er maar weer af
halen omdat er ambachtelijk gezien niets geleerd wordt dan is mijn vraag of u dit probleem, voor zover