Punten 3 t.e.m. 9| (bi jlagen nos. 349, 361, 348, 365, 347, 350 en 351).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 10 (bijlage no. 370).
De heer Geerts: Wij spreken vanavond over een voorstel tot grondruil en zo'n voorstel is meestal
een hamerstuk; dit is echter een bijzonder geval. Het gaat n.l. om een transactie om de bouw van een
behandelhuis voor het Diakonessenhuis mogelijk te maken. Ik wil in mijn verhaal uitgaan van een
paar gegevens die ik u zal noemen. Het eerste gegeven is dan een ziekenhuis, een oud gebouw mid
den in de stad, slecht te bereiken en niet voldoende aan de brandveiligheidsvoorschriften. Het twee
de gegeven is het feit dat nu al gedurende een zeer lange periode onderhandelingen plaats vinden
waarvan het resultaat wel zal moeten zijn dat de faciliteiten van dit ziekenhuis overgebracht zullen
worden naar een andere lokatie. Een derde gegeven is dan een wijk die gerehabiliteerd wordt en
waarvan de mogelijkheden voor een belangrijk deel gefrustreerd worden door de bouw van dit behan-
delh uis. Als iemand die niet direct bij de onderhandelingen betrokken is denk je; Wat is hier aan de
hand? Wordt hier wel logisch gedacht? Is de wil om tot een reële oplossing te komen wel aanwezig
of wil een beperkte groep mensen zijn eigen winkeltje redden? Dit laatste zou ik dan sterk tegen het
algemeen belang achten. Nu wil ik niet "met de klompen in het spul komen", om het maar eens op
zijn Bokwerds te zeggen, maar het feit ligt er dat er een behandelhuis van ongeveer 8 miljoen ge
bouwd zal worden bij een ziekenhuis dat op een aantal punten niet eens aan elementaire eisen vol
doet. Nu is deze zaak vanavond niet voor het eerst aan de orde en het voorstel van vanavond is niets
anders dan het sluitstuk van iets waarvoor reeds in een eerder stadium besluiten zijn genomen en han
delingen zijn verricht, ook door deze raad. En toch, als je er weer over nadenkt zeg je: Wat zijn wij
aan het doen, moet hier niet door wie dan ook eindelijk eens een verstandig besluit genomen worden
en moet dit voorstel vanavond niet door deze raad worden afgestemd, uitgaande van de eigen ver
antwoordelijkheid die ook deze raad voor de volksgezondheid heeft? Is het niet zo dat juist door de
bouw van dit behandelhuis de onderhandelingen bemoeilijkt worden en dat men zich nog sterker dan
voorheen op de eigen stellingen terugtrekt? In dit verband zijn ook de geruchten te noemen van het
uitbreiden van de afdeling voor kobaltbestraling in en om dit huis. Bij de afdelingsvergaderingen van
de begrotingsbehandeling is slechts op summiere wijze mededeling gedaan van de stand van zaken
omtrent de ziekenhuisproblematiek. Ik neem aan dat dit gebeurd is omdat het college niet meer mede
te delen had. Er zijn op dit ogenblik grote onzekerheden omtrent de structurering en wij weten te
weinig van de consequenties van een en ander. Op het ogenblik is een voorbereidingscommissie onder
voorzitterschap van de heer Kijlstra bezig zich hierover te bezinnen en de rapportering van de bevin
dingen van deze commissie moet nog plaats vinden. Niet duidelijk is tevens hoe de stand van zaken
is in het overleg tussen de 3 ziekenhuizen. Ook onduidelijk is welke condities door de staatssecreta
ris gesteld zijn voor de termijn van vervanging van het Diakonessenhuis. Het lijkt mij in dit verband
zinvol dat de gemeente, of de 3 ziekenhuizen gezamenlijk, met de staatssecretaris in contact treden
over de termijn waarop nieuwbouw op de lokatie-zuid zou kunnen plaats vinden.
U zult uit mijn woorden wel begrepen hebben dat mijn fractie vanavond niet genegen is uw voor
stel over te nemen. Ik wil u daarom in overweging geven uw voorstel terug te nemen tot op het tijd
stip dat over de punten die ik in het voorgaande genoemd heb voldoende duidelijkheid bestaat. Ove
rigens zult u dan ook met goede argumenten moeten komen, want voorlopig blijft bij ons de mening
overheersen dat hier op een onverstandige wijze geopereerd wordt, om maar eens in de juiste termen
te spreken, en dat hier sprake is van een enorm stuk kapitaalsvernietiging en het frustreren van de
mogelijkheid van een wijk ten behoeve van, ja, ten behoeve van wat?
De heer Schaafsma.- Ik dacht dat het nog niet zo lang geleden was dat wij in deze raad unaniem
een motie hebben aangenomen aangaande de vestiging van de universiteit. Wij hebben ons toen ver
bolgen getoond over het feit dat de staatssecretaris twee dingen die in feite niets met elkaar te ma
ken hadden aan elkaar koppelde. Wij hebben toen, meen ik, gesproken over oneigenlijk gebruik van
macht en wij waren unaniem van mening dat het geen stijl was dat een 4-jarige cursusduur werd op
gehangen aan het wel of niet bouwen van een universitaire vestiging in Leeuwarden. Het ene had
niets met het andere te maken. Mij is niet duidelijk geworden wat het grote verschil is tussen toen
en de argumenten die de heer Geerts nu naar voren brengt. Ik vind dit net zo iets en ik voel mij ook
net zo verbolgen over de argumenten als toen. Het is n.l. zo dat, als wij de historie bekijken, het
Diakonessenhuis in de voorbereiding voor de fusiebesprekingen als een hard gegeven heeft aange
voerd: Dat behandelhuis hebben wij nodig. Dat behandelhuis hebben zij gewoon nodig, wat er ook
gaat gebeuren. Dat is uitgangspunt geweest van het tot elkaar komen om opnieuw met elkaar te gaan
praten. In principe hebben wij dat behandelhuis al goedgekeurd op de laatste vierkante meters na. Nu
gaan wij die laatste vierkante meters gebruiken op een manier waar wij een paar maanden geleden zo
giftig over waren. Wanneer hebben wij dan de show gemaakt, een paar maanden terug, meenden wij
dat niet of gaan wij nu op precies dezelfde toer? Ik zal u wel vertellen dat ik dit niet een juist ge
bruik van macht vind. Alle argumenten die de heer Geerts noemt, akkoord, maar om ze te gaan ge
bruiken op deze manier terwijl wij een paar maanden geleden op dezelfde gronden zo hoognodig ver
bolgen moesten zijn, dat gaat mij te ver en ik zal, ongeacht de uitslag, in ieder geval stemming vra
gen over dit voorstel. Ik ben niet van plan om zonder mijn stem gehoord te laten hebben dit voorstel
door u terug te laten nemen. (De Voorzitter: Zo ver zijn wij natuurlijk ook nog niet.) Nee, maar het
kan zo ver komen.
De heer Van der Wal: Ik kan kort zijn. Ik ben het helemaal eens met de argumenten die de woord
voerder van de P.v.d.A.-fractie, de heer Geerts, heeft genoemd. Het komt niet zo vaak voor dat wij
een openbare weg in een grondruil betrekken. In dit geval is er wel degelijk sprake van een zwaar
argument, duidelijk voortvloeiend uit de argumenten die de heer Geerts heeft genoemd, n.l. rehabi
litatie Transvaalwijk en samenwerking ziekenhuizen; al die dingen spelen een rol mee. Ik onder
steun dus het voorstel dat de heer Geerts heeft gedaan namens de fractie van de P.v.d.A.
De heer De Leeuw: Ik wil beginnen met de openhartige bekentenis dat ik een deel van het overleg
in mijn fractie, n.l. dat deel waarbij dit onderwerp werd behandeld, door verblijf elders niet heb
kunnen bijwonen. Ik heb voor mijzelf de indruk dat in de discussie tot dusver nogal wat elementen
aan de orde zijn gekomen die toch een wat nader overwegen wenselijk zouden maken. Ik zou er voor
mijzelf stellig behoefte aan hebben binnen de fractie daaromtrent nog overleg te kunnen hebben; ik
hoop dat u ons die gelegenheid zult willen bieden. Om mij kan dat wel als de agenda is afgewerkt of
in de koffiepauze, maar dat is te uwer beoordeling.
De Voorzitter: Zou u dat overleg willen voeren voordat van deze zijde wordt gereageerd of nadat
van deze zijde op de eerste instantie een reactie is gegeven? (De heer De Leeuw: Ik zou mij kunnen
voorstellen dat, als er van deze zijde een vrij duidelijke stellingname tot uitdrukking gebracht zou
kunnen worden, wij wat in tijd winnen als wij het direct zouden kunnen doen.) U zou dus liever de
eerste instantie even willen onderbreken? (De heer De Leeuw: Ik dacht van wel, ja. Er zijn echter
in mijn kring wat verschillen. Ik geloof dat de meerderheid van oordeel is dat wij wel eerst even de
eerste instantie af kunnen wachten en dat wij daarna graag de gelegenheid willen hebben nog even
van gedachten te wisselen.) Goed, dan maken wij eerst de eerste instantie af.
De hear Singelsma: Ik fyn it in nobel stribjen fan de hear Geerts om hjir wer to pleitsjen foar mear
meiwurking tusken de sikenhuzen, mar ik fyn fan it argumint dat hy nou brukt dat wy eins min ofte
mear machtsmisbruik ütoefenje; dat liket my hast in soarte chantaezje ta om nou bipaelde dingen troch
to setten. Ik bin net fan plan myn stim dêroan to jaen. (De hear Ten Brug(weth-): Oan it foorstel?)
Oan de moasje fan de hear Geerts; dêr mei gjin misforstan oer wêze. (De hear Ten Brug (weth.): Hy
hat gjin foorstel yntsjinne.) Né, mar hy wol de saek Otstel Ie. Der is noch gjin moasje, mar dy is kom-
mende wei. (De hear Ten Brug (weth.): Binne jo dêr foar?) Jo bigripe my wol, tink. (De hear Ten Brug
(weth.): Né, mar dat is al in kwael fan jierren.) (Laitsjen) (De Foarsitter: Dêr sille wy nou mar net
oeryn't petear; dat liket my net forstannich.)
De' Voorzitter: Nu de eerste instantie van de zijde van de raad is afgesloten zou er een reactie van
deze zijde moeten komen. Er zijn echter nieuwe punten op tafel gelegd die het college natuurlijk
niet heeft kunnen overwegen. Ik moet u zeggen dat ik er de voorkeur aan zou geven om op dit ogen
blik de vergadering te schorsen zodat wij ook in het college even overleg kunnen plegen over de
reactie die wij moeten geven. Er zijn argumenten op tafel gelegd die in het college niet besproken
konden worden. Ik weet niet hoe de meningen in het college liggen; er zouden misschien verschillende
reacties komen. Ik zou liever zo mogelijk naar één antwoord willen streven.
De Voorzitter schorst, om 19.55 uur, de vergadering.
De Voorzitter heropent, om 20.30 uur, de vergadering.
De heren Bouma en Jansma zijn inmiddels ter vergadering gekomen.