De Voorzitter: Ik stel voor dat wij de discussie voortzetten. De raad heeft in eerste instantie zijn
mening gezegd en het college zal dus nu moeten reageren.
De hear Miedema: Ik soe noch graech even hwat sizze wol Ie foar't it kolleezje antwurdet. Wy haw-
we meiinoar praet en it stanpunt fan us fraksje is dat it net reéel is en net wenstich dat wy forskillende
saken keppel je. Omt wy hjir allinne prate oer grounforkeap hawwe wy der in protte muoite mei dêr
oare dingen by to heljen. Wy wolle it foorstel fan it kolleezje dus suver sjen as in foorstel foar groun-
ruil, in hiel normale soek. Wy sille dan ek mei it foorstel mei gean, hwerby wy wol de winsk utsprekke
wolle - wy hawwe dêr ek it greatst mooglik.e fortrouwen yn - dat dizze transaksje gjin inkele hinder-
peal wêze sil by it fuortgean fan de bisprekkingen tusken de 3 sikenhuzen. Wy hoopje meikoarten dêr
mear fan to hearren en dêr op werom to kommen, mar op dit momint is ós fraksje foar dizze grounruil
sa't it kolleezje dy foarstelt.
De heer Rijpma (weth.): Wat de grondruil betreft geloof ik dat ik de raad er alleen maar aan hoef
te herinneren dat dit een laatste stap is van een hele serie stappen die wij al gedaan hebben. De
bouwvergunning, de goedkeuring van het bouwplan is al geruime tijd geleden gegeven. Er zijn van
gemeentewege allerlei eisen aan gesteld, o.a. parkeergelegenheid zowel op als onder de grond. Wij
hebben de raad al eens een keer een uitspraak laten doen over het aan het openbaar verkeer onttrek
ken van een openbare weg. Dit is het slot van een grondaanbieding die inmiddels door het college
heeft plaats gehad. Er is, dacht ik, ook geen enkele reden om op dit moment vanuit een oogpunt van
grondruil en grondverkoop een ander standpunt in te nemen dan in de raadsbrief wordt gegeven.
De Voorzitter: Het lijkt mij goed dat weth. De Vries toch een enkele opmerking maakt over dat
gene wat de heer Geerts in ons midden heeft gelegd. Hij heeft met name gewezen op het overleg dat
plaats heeft om tot een resultaat te komen m.b.t. de samenwerking van de ziekenhuizen. Ik geloof
toch dat het juist is dat weth. De Vries daar ook een enkel woord over zegt.
De heer De Vries (weth.): Het is een wat wonderlijke speling van het lot dat wij net vanavond bij
onze raadsstukken de notulering hebben van de vergadering van maandag, 2 juni l.l. waarin ook de
zaak van de integratie van de ziekenhuizen aan de orde is geweest. Sindsdien is er wel het een en
ander gebeurd. U hebt op 2 juni via het college de machtiging gegeven aan de beheerscommissie om
overleg te voeren met de besturen van de 2 andere ziekenhuizen in de z.g. voorbereidingscommissie
onder leiding van dokter Kijlstra, de geneeskundig inspecteur voor de Volksgezondheid. Op 25 no
vember l.l. heb ik in deze zaal bij de afdelingsvergadering een aantal mededelingen gedaan over de
stand van zaken m.b.t. het werk van deze voorbereidingscommissie. Dit moest uiteraard summier. Ik
kon niet ingaan op de zaken omdat één van de afspraken die wij in dit overleg hebben gemaakt is
geweest om sober te blijven t.a.v. mededelingen, teneinde het overleg in een zo rustig mogelijke
sfeer te kunnen doen verlopen. Als ik hei geheel zo overzie dan geloof ik inderdaad dat dit overleg
vorderingen maakt. Ik wil niet zeggen dat het briljant gaat, maar het is toch zo dat wij, de argumen
ten over en weer goed afwegende, wel binnenkort de eindfase van dit overleg zullen halen, een
eindfase die er op gericht is dat er een overkoepeling zal komen in de vorm van een besluitencentrale
waaraan de 3 afzonderlijke ziekenhuizen bepaalde beheerstaken zullen opdragen en bevoegdheden
zullen geven die er toe zullen leiden dat deze 3 instituten zullen uitgroeien tot één ziekenhuisinsti
tuut, welk ziekenhuisinstituut 2 lokaties zal houden, een lokatie-noord en een lokatie-zuid. De lo-
katie-noord zal dan bestaan uit het Bonifatiushospitaal, de lokatie-zuid uit de nieuwe accommodatie
van Triotel en Diakonessenhuis. Het ligt voor de hand dat een dergelijke bouw niet één, twee, drie
realiseerbaar zal zijn en dat er nog wel wat water door de zee zal gaan voor het plan van eisen zo
als dat opgesteld moet worden klaar is en voor de eerste paal de grond in gaat. En toch, wanneer
wij er als besturen met elkander in zullen slagen deze zaak op een redelijke termijn op een rijtje te
zetten dan geloof ik dat het mogelijk kan zijn om deze zaak te bespoedigen. Maar dan zal het wel
nodig zijn dat er van de kant van het rijk dienaangaande garanties komen. Formeel is het college
niet bekend met de mededeling en de voorwaarden waaronder het Diakonessenhuis van rijkswege toe
stemming heeft gekregen om te komen tot de bouw van een behandelhuis. Wat wij als raad hier wel
weten is dat de eerste aanvraag voor een dergelijke accommodatie is uitgegaan van het Diakonessen
huis en de gemeente gezamenlijk. Wij hebben hier in de raad zo'n 2i jaar geleden een beslissing ge
nomen waarbij de raad het college heeft gemachtigd om samen met het bestuur van het Diakonessen
huis een aanvraag bij het Ministerie van Volksgezondheid in te dienen om te komen tot noodvoor
zieningen, noodvoorzieningen die het het Diakonessenhuis mogelijk moeten maken tot een aan de
eisen van de tijd aangepast niveau voorzieningen te treffen in de vorm van een behandelhuis, een
7
polikliniek. Wij hebben als gemeente nadien van deze aanvraag niets meer gehoord. Wij zijn ook niet
gekend in de verdere gang van zaken. Desondanks is via het overleg in de voorbereidingscommissie
bekend dat de aanvraag inmiddels geresulteerd heeft in een bevestiging van de kant van de staats
secretaris in de vorm van een gebouw dat, naar ik weet, het Diakonessenhuis zich aanvankelijk aan
merkelijk soberder had voorgesteld. Het College voor de Ziekenhuisvoorzieningen heeft echter be
paalde eisen op tafel gelegd die gemaakt hebben dat er op een gegeven moment gewikt en gewogen
is tussen semi-permanente voorzieningen en het gebouw dat er nu zou komen. De keuze is daarbij
uiteindelijk gevallen op een permanent gebouw.
Als de heer Geerts de ontwikkeling in het geding brengt die er is t.a.v. de kobaItinstaIlatie van de
Stichting Fries Kankercentrum dan heeft hij gelijk. Er ligt inderdaad een brief van hef bestuur van
dit instituut bij de beheerscommissie van Triotel waarin gevraagd is in hoeverre de beheerscommissie
bereid is om na te gaan of een dergelijke voorziening ook realiseerbaar zou zijn op de terreinen van
Triotel. De beheerscommissie heeft daartoe inmiddels stappen gedaan bij de D.S.O. met het verzoek
om hierover op korte termijn te rapporteren en in overleg met de directie van Triotel te komen tot
uitsluitsel op de concrete vraag die ik hier net noemde. Wanneer het inderdaad zo is dat deze uit
breiding van de koba Itinsta I latie gerealiseerd zou worden bij het Diakonessenhuis dan ligt het voor
de hand dat dat bepaalde consequenties zou kunnen hebben t.a.v. de verdere duur van de onderhan
delingen. Het is ons dus formeel niet bekend welke condities de staatssecretaris heeft gesteld aan de
bouw van het behandelhuis en op welke termijn hij denkt aan de vervanging van het gehele Diako
nessenhuis.
Aan het adres van de heer Schaafsma zou ik willen bevestigen dat het inderdaad juist is dat het
Diakonessenhuis - dat hebben wij ook als gemeente gestipuleerd 2i jaar geleden - behoefte heeft
aan bepaalde voorzieningen. Als wij dat noodvoorzieningen noemen dan weef ik niet precies of dat
inderdaad moet leiden tot het ontwerp zoals dat nu is ingediend dan wel dat er toch nog andere al
ternatieven zouden zijn. Daarin zijn wij niet gekend en daarvan weten wij officieel niets.
Wat zeker is is dat het rapport Kijlstra binnen afzienbare tijd verwacht mag worden. Wat ik de
raad ook toe kan zeggen is dat het college so wie so bereid is om met de staatssecretaris te gaan pra
ten over de vraag op welke termijn hij denkt aan de verwezenlijking van de voornemens en de plan
nen zoals die worden voorbereid in de voorbereidingscommissie. Ik neem aan - ik durf het wel haast
voorzeker aan te nemen - dat ook de besturen van de 3 ziekenhuizen bereid zijn om, zodra dit
rapport op tafel ligt, zich tot de staatssecretaris te wenden om na te gaan of datgene wat zij zich
ten doel stellen ook inderdaad binnen redelijke tijd realiseerbaar is.
De heer Geerts: Ik moet u zeggen dat ik het standpunt en de verontwaardiging van de heer Schaaf
sma niet helemaal begrijp. De gemeente is eerder bij grondtransacties betrokken geweest en die heb
ben wij wel eens vaker gebruikt om voor ons ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Ik denk dan
b.v. - dat zal de heer Schaafsma ook nog wel vers in het geheugen liggen - aan hef weigeren grond
te verkopen voor het vestigen van benzinepompen aan de Willem Lodewijkstraat; dat vonden wij dom
weg een ongewenste ontwikkeling en daarom hebben wij gezegd: Wij kunnen die grond daarom niet
verkopen. Ik herinner mij niet dat de heer Schaafsma of iemand anders van de V.V.D .-fractie toen
verontwaardigd is opgestaan en woorden heeft gebruikt van: nu wordt de macht verkeerd gebruikt.
(De heer Ten Brug (weth.): Dat was vóór de universiteit.) Ja. Ik heb in eerste instantie overigens ge
zegd dat de gemeente inderdaad reeds een aantal besluiten genomen heeft. Maar nu is dit punt aan de
orde. Na de vorige beslissing hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan. Dat zijn dan die
geruchten over de Stichting Kankerinstituut Friesland m.b.t. een vestiging in het Diakonessenhuis, de
brief van de staatssecretaris - wat staat daar in over termijnen, over financiële gevolgen en over
de realisatiemogelijkheid van de bouw op lokatie-zuid - en de vraag naar de bevindingen van de com
missie onder leiding van dokter Kijlstra; zo zijn er een aantal dingen die op dit moment nog niet be
antwoord zijn, maar die wel degelijk mee zouden moeten spelen in de beslissing die wij vanavond
moeten nemen. Wij moeten goed beseffen dat dit behandelhuis een noodvoorziening betreft, echter
wel een noodvoorziening die de integratie van de 3 ziekenhuizen m.i. zeer waarschijnlijk zal be
moeilijken omdat de situatie daartoe dwingt. Het moet de heer Schaafsma toch ook, dacht ik, gezien
het standpunt dat de V.V.D. over het algemeen inneemt t.a.v. bezuiniging en verkwisting, aanspre
ken dat een uitgave van 8 miljoen kritisch getoetst wordt, gezien de eigen verantwoordelijkheid die
de raad ook voor de volksgezondheid heeft. Daarom zijn het voor mij wat krokodilletranen die de
heer Schaafsma geplengd heeft. Overigens, wij hebben i.v.m. deze punten die voor ons nog open
staan toch wel het idee dat dit punt vanavond niet ter beslissing aan de raad kan worden voorgelegd.
Daarom hebben wij een motie opgesteld die als volgt luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag, 8 december 1975,