12 Dan zou je dus moeten zeggen als daar klachten over zijn: Laten wij eens kijken of die reëel zijn. Stel dat er 3 avonden een enorm lawaai is voor de omwonenden. Dat is dan van 10 uur 's avonds tot 2 uur 's nachts, dat zijn 3 avonden van 4 uren is 12 uren. Als wij dat gaan uitrekenen in Kosten-een- heden dan kan je er op rekenen dat, doordat die 12 uren maar een klein deel uitmaken van de 168 uren die een week telt, het aantal Kosten-eenheden bijna niets is. Dan zou je dus kunnen zeggen dat er eigenlijk geen geluidsoverlast is, omdat het ver beneden de grens zit. (De heer Schaafsma: Het zijn avonduren; u hebt de formule niet begrepen.) Ik probeer het u nu echt duidelijk te maken. Het gaat er om dat een aanduiding in Kosten-eenheden als het vliegtuigen betreft eigenlijk alleen maar goed toepasbaar is bij b.v. Schiphol waar veel meer continu gevlogen wordt. Nu ben ik wat geschrokken van het feit dat aan het rapport een klein papiertje is toegevoegd met een aanvulling en met errata, vergissingen dus. En wat zijn die vergissingen? Wel, dat is o.a. dat er staat dat je toch inderdaad wat moet oppassen wat de stad en de gemeente Leeuwarden betreft m.b.t. het beeld dat getekend wordt door de Kosten-eenheden-berekening. Er wordt dan een berekeningetje bij gemaakt wat het voor Leeuwarden eigenlijk betekent en dan worden de decibels er weer bij gehaald en dat is altijd veel gemakkelijker want dat is de hoeveelheid lawaai. Dan blijkt - ik heb dat zelf ook zitten uitrekenen; ik kan er wat naast zitten - dat er toch gebieden zijn in Leeuwarden waar het geluidsvolume in deci bels geweldig hoog is, tot 75 decibels aan toe. Als u dan weet dat de lichamelijke klachten volgens de officiële tabellen al beginnen bij 80 decibels dan zit je daar als Leeuwarden toch wel griezelig dicht tegen aan en dat geeft een wat ander beeld dan dit rapport suggereert. Kortom, ik denk dat er inderdaad - het is goed dat hier te constateren - veel meer geluidshinder in onze gemeente is door de vliegbasis dan dit rapport suggereert en dat er wat dat betreft meer aanleiding is om daar ongerust over te zijn dan uit de raadsbrief blijkt. Ik wil eindigen met een paar concrete vragen naar de wethouder toe. Is hij het eens met de con clusie die ik trok dat het inderdaad niet zo heel erg meevalt in Leeuwarden en is hij bereid om mis schien nog wat duidelijker en scherper dan tot dusver in het overlegorgaan dat er is samen met de andere gemeenten tot uitdrukking te brengen dat ondanks dit rapport wij als Leeuwarden er belang bij hebben dat de overlast op welke manier dan ook verminderd wordt? Mijn tweede vraag is: Is de wethouder niet met mij van mening dat het uitdrukken van geluid en geluidsoverlast in Kosten-een heden een te vertekend beeld geeft van de situatie in Leeuwarden, dat het toch niet een bruikbare wijze van berekenen is? In de derde plaats zou ik hem willen vragen of hij bereid is om een nader onderzoek in onze eigen gemeente te stimuleren naar de concrete geluidshinder die mensen in bepaal de delen van de stad ondervinden. De heer De Greet: Ik zou de conclusies van de heer De Pree wil len onderstrepen. Daarmee zeg ik eigenlijk hetzelfde als hij zegt. Wij vinden dat de conclusie die het college heeft getrokken niet de volle variatie-breedte van het verschijnsel dekt, er zijn meer nuances te maken. Je zou eigenlijk met twee vragen moeten beginnen. De eerste vraag is: Wie bepaalt eigenlijk wanneer er sprake is van geluidshinder? De tweede vraag is: Welke middelen hebben wij überhaupt als gemeentebestuur om lawaai te bestrijden? Wat de eerste vraag betreft zit het ingewikkelder in elkaar dan wij veronder stellen. Wij hebben n.l. subjectieve normen, mensen hebben last van lawaai, maar daar gaan wij niet alleen op af, wij hanteren ook nog andere normen, n.l. de normen die gebaseerd zijn op milieuhygi ëne of argumenten van volksgezondheid. Dat zijn n.l. normen die bepalen wanneer mensen een be paald geluidsniveau niet kunnen verwerken. Wij hebben daarvoor zelfs al een wet, de Hinderwet, die spreekt van 20 Kosten-eenheden als de ondergrens waarbij lawaai hinderlijk is voor mensen. In het rapport echter wordt die grens niet aangehouden, in het rapport ligt die grens hoger, aanzienlijk hoger zelfs, die ligt op 35 Kosten-eenheden en dat is al het eerste verschil dat opvalt in het rapport. Er is ook nog een derde norm en dat zijn de politieke overwegingen. Daaruit blijkt n.l. waar in de beleidskeuze de grens ligt. De heer De Pree zei dat dat geen doorslaggevend argument is. In het rapport wordt duidelijk gemaakt wat daarmee bedoeld wordt en ik zal het citeren omdat ik aanneem dat niet iedereen het rapport heeft gelezen. In het rapport staat: "Duidelijk moet echter worden be seft dat de keuze van de hoogte van de grenswaarde een beleidskeuze is. Het stellen van beleidsnor- men is een politieke wilsdaad. De consequenties, de financiële niet uitgesloten, zullen bij het stel len van die normen een belangrijke rol spelen. Voor de buitenste grenzen van de zones wordt gedacht aan 35 Kosten-eenheden-lijnen. Hierbij zullen de genoemde financiële consequenties een grote rol spelen. Een lijn beneden de 35 Kosten-eenheden ligt niet voor de hand gelet op de te verwachten grote financiële lasten, hoewel deze lijn nog aanmerkelijk uitgaat boven de normstelling van de Hinderwet" Hieruit blijkt dat, als wij de iijn van 35 Kosten-eenheden aanhouden, wij wel zitten op een haalbare lijn wat betreft de financiële vergoedingen, maar dat daarmee het probleem nog niet uit de wereld is. Dan kom je automatisch op de beantwoording van vraag 2, wat kunnen wij nu 13 als gemeentebestuur doen aan de hinder die veroorzaakt wordt aan mensen die in een gebied wonen dat beneden de 35 Kosten-eenheden ligt. Dat gebied is er in Leeuwarden, er wordt een grens getrok ken - dat is op de kaart te zien - waarbij de wijken Bilgaard en Westeinde, de laatste wijk voor een deel, in dat gebied liggen. Eén van de conclusies uit het rapport is dat in zo'n gebied ten minste 8% van de mensen ernstig gedupeerd is; die conclusie staat op pagina 23, aanhangsel. Er staat bij: "Enkele getallen: Bij 20 Kosten-eenheden heeft men ca 8% ernstig gehinderden. "enz. Dat betreft dus Leeuwarden. De vraag is dan: Is dat een aanname of is er onderzoek naar gepleegd waar dat precies zit? Hebben de scholen er last van, is het geconcentreerd in een flat, is het wel in Westeinde en niet in Bilgaard of omgekeerd? Daar is niets van bekend en ik zou graag willen dat wij, voordat wij onze conclusie definitief bepalen, de duidelijkheid scheppen naar ons zelf toe en naar de burgers toe hoe wij ons als gemeente opstellen en welke middelen wij van stal kunnen halen om die geluidsover last te beperken. Ik vind dat belangrijk omdat blijkt dat er van uit wordt gegaan - dat zie je op pag. 9 - dat niet de gemiddelde belasting maar de maximale geluidsproduktie bepalend is. Dus voor dat gebied geldt niet 20 Kosten-eenheden als ondergrens, maar 35 Kosten-eenheden. Ik sluit hiermee aan bij wat de heer De Pree heeft gezegd, juist de geluidssterkte zal daarop van invloed zijn. Een andere zaak die ook nog aan de orde is gesteld en die naar mijn mening m.n. voor Leeuwarden van belang is is vanuit welke optiek de overheid geluidsoverlast benadert en vanuit welke optiek de gemeente dat zou moeten doen. Geconstateerd wordt op pagina 17 dat, als je van een veilig beleid wilt spreken, de invulling van het begrip veilig door rijk en gemeente vanuit volstrekt verschillende stellingname kan plaats vinden; het kan maar het hoeft niet. Veilig voor het rijk is zo weinig mogelijk bouwen uit volksgezondheidsbelang en ter vermijding van hoge saneringslasten, veilig voor de gemeente is geen achteraf overbodig blijkend terughoudend beleid te voeren teneinde financiële stroppen te voorkomen en daarbij kan het overheidsvolksgezondheidsaspect genuanceerd gedacht worden. Ik dacht dat duide lijk is gemaakt door zo'n opmerking in het rapport dat gemeente en rijk hier op verschillende niveaus verschillende belangen hebben. Een andere belangrijke conclusie uit het rapport - die is ook van belang voor de manier waarop wij het probleem kunnen oplossen - is dat m.n. in de preventieve sfeer maatregelen worden voorgesteld, terwijl wij hier zitten met wijken die al zijn volgebouwd en wij toch de mensen die in die gebieden wonen - willen wonen kennelijk - moeten helpen om dat geluidsoverlastniveau wat terug te brengen. Wat ik eigenlijk wil voorstellen is dat wij de conclusie die het college heeft voorgesteld wat nuanceren naar zowel de provincie als naar het rijk toe. Ik zou van de wethouder graag een antwoord willen hebben op de vraag of hij het met mij eens is dat wij zowel naar de provincie als naar het rijk toe moeten zeggen dat de maatregelen die worden voorge steld en de onopgehelderde zaken die ook in het rapport aan de orde komen voor ons een sein zijn om te zeggen dat m.n. in de curatieve sfeer - n.l. voor de mensen die er al wonen en die last hebben van het geluid - met het vaststellen van een 35 Kosten-eenheden-lijn het probleem niet uit de wereld is en dat wij duidelijk moeten maken dat wij zitten met een onopgelost probleem als wij de 35 Kosten- eenheden-lijn aanhouden. In de tweede plaats zou ik een nader onderzoek willen naar de 8%. Wat is dat voor een getal, wat moeten wij daarmee, is het hoger, is het lager, wie zijn de gedupeerden en wat zouden wij er eventueel aan kunnen doen? Afhankelijk van het antwoord op deze twee vragen zal ik al dan niet een motie indienen. De hear Singelsma: Ik haw mei bilangstelling harke nei de forhalen fan de forskillende sprekkers. Ik krij ek sterk de yndruk dat men in rapport skreaun hat hwer't de ütkomst feitlik al fan fêst stie, dat de lijnen - frij eigenwillige lijnen fan 35 Kosten-eenheden - moai om Ljouwert hinne rounen. Wy sitte fansels mei it probleem fan it fleanfjild en wy sille mei dat probleem leare moatte to libjen. Wy kinne dér in hiel lyts bytsje oan dwaen, wy kinne mei lüdsisolaesje wurkje. It hat planologyske kon- sekwinsjes foar de provinsje foar alle gemeenten om it fleanfjild hinne. Der is mar ien mooglikheit om it probleem echt op to lossen en dy is: It fleanfjild moat hjir wei. As men dat net wol en men seit dat wy in fleanfjild nedich hawwe, dat wy in definsje nedich hawwe, dan moat men leare der mei to libjen. Mar, der is fansels wol in oplossing. Salang eltse steat fêst haldt oan de trije definsive taken fan it leger, float, loftmacht en lanmacht, salang men dus op dat stanpunt stean bliuwt sille wy mei dit probleem to meitsjen hawwe en sille wy dus tastean moatte dat der yn drok bifolke gebieten fleanfjilden lizze. Mar der is in nije untjowing oan de gong en it gemeentebistjur soe fan underen op der efter stean kinne. Dütslan is dwaende m.b.t. de Noardséfloat foarsichtichwei to ynformearjen by de NATO oft oare lannen dy biskermjende taek ek oernimme kinne hwerby Dütslan him dan ta- leit op de fordigening fan de eastgrins. It soe dus in posityf ding wêze kinne as men seit: Yn N ATO- forban kin men ta in taekfordieling komme. Dy lannen fan Europa dy't geskikt binne foar de sémacht - dêr heart Nederlan by - soene de definsive taken op dat gebiet oernimme kinne en lannen dy't minder ticht bifolke binne soene de fleanderij forsoargje kinne. Dat binne dingen dy't har op't heden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 7