16 De heer Eijgelaar (weth.): Het is inderdaad zoals de heer De Greef zegt, bij 20 Kosten-eenheden is het 8%; bij een overlast tussen de 25 en 35 Kosten-eenheden zal het percentage ongetwijfeld iets hoger zijn. Het maakt wat het lokaliseren van die overlast betreft overigens niets uit hoe hoog dat percentage is. Wij zullen dus vragen wat in dit opzicht mogelijk is. De omvang van de zone is niet voorspelbaar, staat in het rapport. Dat is ook de moeilijkheid. Nu kan je zeggen dat die 20 Kosten- eenheden-grens een wettelijke regeling is, dat bij een grotere overlast de Hinderwetbepalingen gel den enz. en vragen of je dan niet kunt optreden. Maar dat is nu juist het punt. Het gaat hier niet om een fabriek die zich ergens gaat vestigen en waarop dan de Hinderwet van toepassing is. Het gaat hier om een bestaand iets, een vliegbasis waarvan de geluidshinder is toegenomen en waarvan in de omgeving een grens getrokken is waarbij gezegd is dat 35 Kosten-eenheden aanvaardbaar is. Met die frictie blijf je gewoon zitten, maar daar kunnen wij als lokale overheid bijna niets aan doen als de rijksoverheid vaststelt dat rond dat gebied 35 Kosten-eenheden aanvaardbaar is. Dan is het niet meer 20 Kosten-eenheden, maar 35 Kosten-eenheden. Wij kunnen dat vervelend vinden of niet, maar hef is een keihard gegeven waarmee wij moeten werken. Het in een gesprek, via de provincie, met de minister nagaan wat hier aan te doen is is geen enkel probleem, dat doen wij; dat hebben wij in het verleden gedaan en dat zullen wij in de toekomst ook doen: Hoe kunnen wij m.n. in Leeuwarden de geluidsoverlast verder beperken. De heer De Greef kan wel zeggen dat het hier duidelijk om milieu aspecten gaat, maar ik geloof dat onze instemming met dit rapport, dat het aspect van de ruimtelijke ordening betreft, daar niet in directe zin mee te maken heeft. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij na deze discussie aan de conclusie die in de laatste alinea van de raadsbrief staat toevoegen: "wat het aspect van de ruimtelijke ordening betreft. Overigens zullen een aantal opmerkingen die in de raad zijn gemaakt" - daarmee wordt dan m.n. gedoeld op datgene wat de heren De Pree, De Greef en Singelsma hier op tafel hebben gelegd - "aan de orde worden gesteld in de Commissie Geluidsoverlast." Als wij dat aan de conclusie toevoegen dan kun nen wij dat aan de orde stellen op de wijze zoals de wethouder het heeft gesteld. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van b. en w. Punten 15t.e.m. 19 (bijlagen nos. 345 346 366 356 en 355). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 20 (bijlage no. 354). De heer Meijerhof: Bij soortgelijke gevallen heb ik reeds eerder gevraagd om de nodige kredieten op een andere wijze te berekenen, zodat wij bij het nemen van de beslissingen m.b.t. investeringen de financiële consequenties beter kunnen overzien. Blijkt toch in een bepaald stadium van de bouw dat het krediet niet toereikend is dan zal een aanvullend krediet tijdig aangevraagd moeten worden. Ik heb niet de bedoeling de reeds eerder plaats gevonden discussie opnieuw aan de orde te stellen. Het onderhavige geval verleidt mij echter wel tot de vraag waarom nu pas, geruime tijd na in ge- bruikname van het Kooperberghuis, dit raadsvoorstel wordt gedaan. Dat de bouwers hun afrekeningen zo laat hebben ingediend zal wel niet de reden zijn. Speelt hier misschien een rol dat het Kooper berghuis meerdere diensten huisvest? De heer De Vries (weth.): Ik ben het met de heer Meijerhof eens dat de eindafrekening van deze zaak inderdaad lang onderweg is geweest. De reden is dat het lang geduurd heeft voordat men alle rekeningen e.d. van de verschillende aannemers en leveranciers binnen had. Dat is wel de belang rijkste reden. Toen ik anderhalf jaar geleden aantrad konden wij nog niet komen tot de afrekening omdat alle gegevens nog niet binnen waren. Wat daar precies de oorzaak van geweest is kan ik niet overzien. Dan de bijstelling van de kredieten. Wij hebben nog wel een paar projecten onder handen die misschien ook bijstelling nodig zullen hebben i.v.m. de autonome kostenstijgingen, maar ik neem aan dat dat een zaak is die op een andere wijze geregeld zou kunnen worden. Dat kan ik echter op dit moment niet precies overzien. Wij zitten hier in ieder geval voor gedane zaken die geen keer nemen. De kredieten zijn goed bijgehouden en het college wist - dat hebt u ook gezien in de stuk ken - dat wij op een bepaald moment door de kredieten heen waren. Wij hebben echter gezegd: Dit zijn toch voornamelijk autonome kostenstijgingen en wijzigingen in de bouwplannen die naderhand tijdens de bouw zijn opgetreden en dus in ieder geval wel verantwoorde uitgaven. Een verdere moti vering zou ik op dit moment niet kunnen geven. De heer Meijerhof: ,lk had de veronderstelling uitgesproken dat het te laat indienen van de afreke ningen niet de oorzaak zou zijn geweest, maar de wethouder geeft in zijn antwoord aan dat daar dus ook een probleem zat. Dat doet een beetje vreemd aan; ik had gedacht dat iedereen geldgebrek had en dus wel zo snel mogelijk zijn centen zou willen innen. Een ander punt dat de wethouder nog even naar voren haalt is dat het uitgaven zijn die terecht zijn gedaan. Het is, dacht ik, vanavond aan de raad om dat te beoordelen. Zoals de situatie nu ligt en ook even de woorden van de wethouder cite rend "gedane zaken nemen geen keer" is natuurlijk de behandeling van zo'n voorstel in feite een schertsvertoning, want wat moeten wij anders dan akkoord gaan. Als wij tegen zouden stemmen dan gaat de linkerhand van het college naar de borstzak en de rechterhand naar de achterkant van het lichaam en dat is een situatie(De Voorzitter: Van dezelfde persoon?) Het hele college, u hebt twee handen, een rechter- en een linkerhand. Omdat gedane zaken geen keer nemen zou ik het college toch wel willen adviseren om voor projecten die nog onder handen zijn - de wethouder heeft daar ook over gesproken - toch beter de vinger aan de pols te houden en in een eerder stadium de raad te informeren en ook eerder te vragen om aanvullende kredieten. De heer Heidinga: Ik wil hier toch wel graag iets van zeggen. Het is in Nederland zo dat de mate riaalstijgingen worden vastgesteld door een rijkscommissie. Die geeft dus op bepaalde tijden norm bladen uit waarin staat: Over het tijdvak van die tot die datum is beton met zoveel gestegen, hout met zoveel gestegen, koper met zoveel gestegen enz. Het tijdstip waarop je kunt verrekenen hangt dus af van het verschijnen van de rijksgegevens, want wanneer wij een dergelijk werk aanbesteden dan nemen wij in het bestek op dat is de raad allemaal bekend, want het bestek ligt ter inzage - dat het verrekend wordt aan de hand van de rijksregeling. En nu is het een tijd zo geweest - het is op het ogenblik weer wat beter - dat de verschijning van die gegevens bijzonder ver achter liep, er is een tijd geweest dat ze li jaar achter liepen; men kon het in die commissie gewoon niet bijsloffen omdat er zoveel prijsverschillen e.d. waren. Die afrekeningen konden dus doodgewoon niet gemaakt worden. Dat kan het college niet worden verweten, dat kan ook de architect of de aannemer niet worden verweten, ik verwijt het ook die rijkscommissie niet, maar het bestek zegt: Het wordt verre kend volgens de ri jksgegevens. En daar heb je maar op te wachten. Nu is het op het ogenblik wat beter, maar zelfs nu lopen ze nog meer dan een halfjaar, ik dacht zelfs 8a 9 maanden achter. Dat is dus de verklaring van het feit dat dergelijke dingen zich kunnen voordoen; daar kunnen wij niets aan doen, want wij moeten het volgens die gegevens verrekenen want die zijn vast. (De Voorzitter: Dank u voor deze deskundige informatie.) De heer Meijerhof: De heer Heidinga heeft uiteraard gelijk, maar het gaat hier, dacht ik, ook nog om een bepaald bedrag dat veroorzaakt wordt doordat de bouwcommissie, nadat het college akkoord is gegaan, bepaalde voorzieningen heeft gewijzigd. Het gaat dus niet alleen om de kosten die ver oorzaakt worden door de materie die de heer Heidinga nu aanstipt. De heer Ten Brug (weth.): Om eerst even op het eerste punt van de heer Meijerhof terug te komen, wij hebben indertijd toegezegd dat wij bij de begroting zullen ramen op het jaar waarin wij menen dat het werk zal worden uitgevoerd. Wij krijgen dan telkenkere weer een nieuwe prijspeilsituatie. Dat neemt echter niet weg dat de werkelijke situatie een situatie is die de heer Heidinga noemt, maar het verschil zoals wij dat vroeger hadden tussen de begïnraming en de eindraming zal dan lager zijn. De wijzigingen die er nog 'in de bouw zijn aangebracht hielden verband met het feit dat - dat is de raad ook bekend - in een laat stadium besloten is - daar zijn wel kredieten voor geraamd maar dat is wat hals over kop gegaan - dat er een toren gebouwd zou worden waarin de S.A.D. zou wor den gehuisvest waarvan aanvankelijk was gedacht dat die gehuisvest zou worden in het pand waarin nu de Giro zit. Tijdens de bouw bleek - omdat alles zo hals over kop was gegaan - dat er een aan tal voorzieningen moesten komen i.v.m. de S.A.D.; het ging daarbij voornamelijk om verplaatsbare wanden e.d. In de stukken staat ook dat dat meerkosten opgeleverd heeft. De Voorzitter: De heer Meijerhof is voldoende geïnformeerd? (De heer Meijerhof: Ik hoop dat u duidelijk is geworden dat ik graag wil dat het bij komende projecten anders gaat.) Ja, dat is wel duidelijk geworden. (De heer Meijerhof: Als u daar ja op zegt, zeg ik ook ja, en dan gaan wij ver der.) Goed, dan zijn wij het eens. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 9