- vz3b digen zet hij tussen aanhalingstekens en dat betekent dat je dan geen basis meer hebt om te discussië ren. Ik meen dat het niet zo is dat wij alle oude woningen zouden moeten amoveren. Ik ben persoonlijk niet helemaal tevreden als ik zie dat op dit moment alleen het Woningbedrijf aan renovatie mee doet. De woningbouwcorporaties hebben hun eigen beleid waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Er zijn door een paar woningbouwcorporaties op beperkte schaal een aantal renovatieprojecten uitgevoerd. Ik ken het woningbezit niet zodanig dat ik zeg: Dat zij nu stoppen is fout. Aan de andere kant zou ik mij kunnen voorstellen dat, bij de herwaardering die er toch sinds 1968/1970 is gekomen voor de kwaliteit van bepaalde woningen, het ten behoeve van bepaalde groepen van onze bevolking toch nog wel eens overweging zou verdienen om te bekijken of een aantal woningen niet geschikt zou zijn om toch nog gerenoveerd te worden. Eén van de dingen die wel op ons af komen en waar wij tot dusver te weinig aandacht aan hebben besteed en waar wij ons zo gauw mogelijk in moeten verdiepen - onze fysieke krachten stellen echter beperkingen - is de huisvesting voor alleenstaanden. Daar zijn in Leeuwarden tot op dit moment alleen een aantal initiatieven voor ontwikkeld door een aantal beleggingsmaat schappijen in de buurt van de De Ruyterweg; daar zijn een aantal woningen gepland waarbij van een subsidieregeling van de overheid geprofiteerd zal worden. Wij zullen ons toch ook bij de rehabilitatie van de binnenstad en de renovatie van bepaalde woonwijken moeten afvragen op welke wijze wij in Leeuwarden gestalte kunnen geven aan een beleid t.o.v. alleenstaanden in welke categorieën die al leenstaanden dan ook mogen vallen. Ik ben echter wel van mening dat men de huisvesting van de al leenstaanden niet alleen moet zoeken in de afgekeurde woningen die in een gebied liggen dat door de raad aangewezen is voor een andere bestemming. Ik geloof dat wij een constructievere benadering zul len moeten kiezen dan die methode. Ik weet niet op welke termijn wij in staat zullen zijn om daarop terug te komen, maar ik hoop dat wij in de loop van het eerste halfjaar van 1976 toch wel zo ver zijn gekomen dat wij hiervoor een eerste discussiestuk hebben geproduceerd op basis waarvan wij toch kun nen komen tot een aantal beleidslijnen die uitzicht geven dat ook het probleem van de huisvesting van alleenstaanden in Leeuwarden op middellange en wat langere termijn wat body krijgt. Meer kan ik er op dit moment niet van zeggen, want het denken binnen ons gemeentelijk bestel is op dit punt nog maar pas begonnen. Alle dingen hadden gisteren al moeten beginnen, dit waarschijnlijk ook, maar wij zijn er in ieder geval op verdacht. De Voorzitter schorst, om 21 .10 uur, de vergadering voor de eerste pauze. De Voorzitter heropent, om 21 .30 uur, de vergadering. De heer De Pree heeft inmiddels de vergadering verlaten. De heer De Vries (weth.): De heren Ten Hoeve en Van der Wal hebben beiden een opmerking ge maakt over de jeugdwerkloosheid. Ik wilde daar maar mee beginnen omdat dat een nare en vervelende zaak is. Jonge mensen die net van de schoolbanken komen en/of hun vakopleiding hebben gehad moe ten ontdekken dat zij geen plaats kunnen vinden in het produktieproces en dat is een ontmoedigende ervaring. Zij zijn er helaas en veel te veelDaar spelen allerlei factoren bij die op zichzelf wel ver klaarbaar zijn maar die het toch nodig maken om juist aan dit aspect extra aandacht te schenken. Zo wel Sociale Zaken als de gemeenten proberen dan ook alles in het werk te stellen om van de regelin gen die er zijn zo optimaal mogelijk gebruik te maken. In Leeuwarden hebben wij de situatie dat er in het kader van de Interimregeling Jeugdige Werklozen op het ogenblik ongeveer 40 projecten zijn die alle één of meer arbeidsplaatsen geven in de z.g. additionele sfeer voor jongeren. Daarnaast hebben wij via een initiatief vanViet dagelijks bestuur van de regioraad gedaan weten te krijgen dat er een commissie is gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van alle gemeenten die vallen onder de wer kingssfeer van het Gewestelijk Arbeidsbureau Leeuwarden. Deze commissie werkt als subcommissie van de R.C.O.W. en is druk bezig een inventarisatie te maken van projecten die in Noord Friesland opge zet en gestimuleerd kunnen worden teneinde aan een maximaal aantal jongeren de gelegenheid te ge ven via de I.J.W. werk te vinden. Deze interimregeling geldt voor jongeren tot 23 jaar. Wij hebben in middels bericht gehad van Sociale Zaken - informeel - dat de regeling in ieder geval zal gelden tot 1 januari 1977. Wij zullen proberen deze regeling maximaal te benutten ook wat betreft onze gemeen telijke projecten. Wij hebben inmiddels van een van de diensthoofden van de D.S.O. gehoord dat er in ieder geval in de loop van 1976 plaats zal zijn voor een aantal jongeren in het kader van plantsoen werkzaamheden. Behalve de I.J.W. kennen wij ook nog de Tijdelijke Arbeids Plaatsen-regeling die bestemd is voor de wat oudere werklozen; de regeling geldt voor werklozen tot 45 jaar voor de duur van een halfjaar en voor de mensen boven die leeftijd een jaar; voor academici geldt een afwijkende regeling. Tenslotte is er dan nog de E-regeling, eenvoudige objecten. Het is m.n. deze sector die ver moedelijk ook het arbeidsbureau op het ogenblik wel de meeste zorgen baart. Als wij kijken naar de schoolopleiding van de werklozen dan is het vooral in de ongeschoolde categorie dat het aantal werk- X2? lozen vrij drastisch is opgelopen. M.n. voor deze groep is het bijzonder moeilijk om incidentele werk- objecten te vinden; wij doen ons best maar ze liggen bepaald niet voor het oprapen. Daarnaast probe ren wij via de bemoeiingen van de Sociale Dienst in het kader van de Wet Werkloosheidsvoorziening bij heronderzoeken jeugdige mensen te entameren zich nog eens weer te laten testen door het arbeids- I bureau - dat kan uiteraard kosteloos gebeuren - voor een ander beroep of een omscholingscursus op het Centrum voor Vakopleiding van Volwassenen. Zo ligt er dus een pakket van mogelijkheden. Ik geef echter toe dat het lapmiddelen zijn. De situatie zal pas weer wijzigen als de conjunctuur aanzet en de structurele werkloosheid weer andere aspecten gaat vertonen. In dat opzicht deel ik persoonlijk toch wel de mening die de heer Van der Wal gaf. Hij vroeg zich af of er straks nog wel plaats in het arbeids proces is voor iedere werknemer. Ik weet dat niet, de kans is groot dat arbeid inderdaad een dermate schaars artikel gaat worden dat wij t.z.t. zullen moeten overwegen tot distributie hiervan te geraken. De heren Ten Hoeve en De Leeuw hebben beiden gevraagd hoe het staat met de formatieplaatsen bij de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening. Wij hebben op bladzijde 68 van het Verslag van de Commissie van Rapporteurs mededeling gedaan dat wij ons er van bewust zijn dat de in de begroting 1976 geraamde personeelsuitbreiding voor deze stichting wel eens op bezwaren kan stuiten bij C.R.M., maar dat wij hopen, misschien zelfs fasegewijze, toch te komen tot het verkrijgen van deze subsidies. Als u vraagt waar die wijsheid vandaan komt dan kan ik alleen maar meedelen dat wij dit hebben ge steld op basis van het overleg dat wij in de persoonlijke sfeer met het Bureau Friesland van C.R.M. hebben gevoerd. Wij zullen dienaangaande diligent blijven. Het is per saldo zo dat ook wij een goede samenwerking tussen het particulier initiatief en het overheidsmaatschappelijk werk gaarne willen sti muleren. Wanneer wij zien dat de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening vrij fors bezig is om zich te ontwikkelen naar een stuk wijkvoorziening - daar maakt men op het ogenblik studie van -, als wij zien hoe zij in deze sfeer zoeken om contacten met de medische wereld dan is dat een bewijs dat er expansiedrift is, maar die expansiedrift kan alleen maar de juiste vorm vinden wanneer ook de Gemeentelijke Sociale Dienst met al haar mogelijkheden daarbij ingeschakeld wordt om tot een afge ronde hulpverleningssituatie te geraken. De heren De Leeuw en Schaafsma hebben nog eens even de aandacht gevestigd op de problematiek rondom de integratie van de 3 ziekenhuizen. Wij hebben hierover juist de vorige week een debat ge voerd. Ik geloof niet dat wij dit op dit moment behoeven te herhalen. Ik zou graag nadrukkelijk wil len stipuleren dat ook het college op het standpunt staat dat de integratie een belangrijke en dringen de aangelegenheid is en dat wij voor wat ons aandeel daarin betreft gaarne ons uiterste best zullen doen om dit naar vermogen te ondersteunen. De heer Schaafsma blijkt al een bestemming te hebben ge vonden voor het nieuwe gebouw van het Diakonessenhuis. Wij nemen dat voor kennisgeving aan en wij zullen zien wat de tijd op dat stuk van zaken aan mogelijkheden schept. Ik hoef, dacht ik, op dit moment niet in te gaan op de opmerkingen die diverse sprekers hebben ge maakt over de psycho-geriatrische bedden in Leeuwarden. Op de lijst van onderwerpen heeft de heer Jansma de situatie van De Hofwijck geclaimd en ik zou graag willen afspreken dat wij op deze zaken morgen nader terug komen wanneer wij aan dat betreffende hoofdstuk toe zijn. (De Voorzitter: Of van avond!) Als wij zo ver komen vanavond. (De hear Jansma: Dan moat it al hurder gean.) De heer Ten Hoeve heeft de aandacht gevestigd op het functioneren van de Stichting Open Bejaar- denwerk die als overkoepeling van de dienstencentra die wij hier kennen straks van start kan gaan om het vrijwilligerswerk te coó'rdineren en verder uit te bouwen. Dit is in onze situatie in Leeuwarden een bijzonder belangrijk gebeuren en wij zullen waar mogelijk deze stichting - wij doen dat in de prak tijk ook al - met hand- en spandiensten ter zijde staan om de start zo optimaal mogelijk te laten ver lopen. Ook de Bejaardenraad is in dit opzicht volledig "bij" en probeert het werk van deze stichting zo goed mogelijk met advisering en verdere morele hulp van start te helpen. Ik geloof dat ik op dit moment dan nog kan volstaan met aan het adres van de heer Van der Wal mee te delen dat de kwestie van de subsidie-aanvraag van Vrouwen bellen vrouwen een dezer dagen in het college aan de orde komt. Deze zaak zal waarschijnlijk op 5 januari a.s. in de raad aan u ter beslis sing worden voorgelegd. Ik dacht dat wij ons op dit moment zouden kunnen onthouden van een reactie m.b.t. deze zaak. (De heer Heidinga: Komt er een vrouw in het college, zegt u?) Ik zou dat wel willen, maar dat zal niet zo maar gaan. U hebt mij vermoedelijk verkeerd verstaan. Het gaat om de kwestie van de subsidie-aanvraag van Vrouwen bellen vrouwen. Ik neem aan dat de heer Heidinga een grapje heeft gemaakt. (De heer Ten Brug (weth.): Of althans een poging daartoe.) (Gelach) De heer Weide (weth.): Ik zal proberen de raadsleden te beantwoorden in de volgorde waarin zij vragen aan mijn adres hebben gesteld. Ik kom dan allereerst bij het jeugd- en jongerenwerk waar de heren Ten Hoeve en Van der Wal een aantal vragen over hebben gesteld. De commissie ad hoe voor het jeugd- en jongerenwerk is inmiddels geïnstalleerd, er is een werkplan opgesteld en de commissie stelt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 19