32 5b
de taken heeft over gekregen van de gemeente ontbreekt het aan ruggesteun van de gemeente. Zij heb
ben totaal niet het idee dat de gemeente werkelijk van plan is de Instandhoudingsregeling uit te voe
ren. Als wij werkelijk ernst willen maken met de stadsvernieuwing dan zullen wij toch zeker de steun
van deze wijkcomité's nodig hebben. Ik heb een motie geformuleerd die luidt:
"De gemeenteraad, in vergadering bijeen op 15 december 1975, overwegende de grote waarde die
de z.g. Instandhoudingsregeling kan zijn voor de stadsvernieuwing vooral vanwege de 70% subsidie op
het ongedaan maken van achterstallig onderhoud en verbeteren van het vooroorlogs woningbestand, be
sluit dat er bij het college van b. en w. op wordt aangedrongen de uitvoering van de Instandhoudings
regeling met hernieuwde kracht aan te pakken en er daarbij voor te zorgen dat er voldoende middelen
ter beschikking komen aan de organisaties die zijn of nog worden ingeschakeld bij de uitvoering van
deze regeling, en tevens zo snel mogelijk aan de raad mee te delen welke mogelijkheden en moeilijk
heden zich hierbij voordoen."
Ik dien deze motie hierbij al vast in; hij is mede-ondertekend door de heer De Greef.
De heer Rijpma (weth.)Het is, dacht ik, niet nodig dat ik op de voorgeschiedenis lang inga. Wij
hebben de Instandhoudingsregeling van toepassing verklaard op de Vegelinwijk op een moment dat
wij daar wat betreft onze analyse van de oude woonwijken eigenlijk nog niet aan toe waren. Op het
ogenblik is het zo dat wij met een inventarisatie van het hele gebied van de schil, inclusief de Vege
linwijk, bezig zijn; dat is het rapport over de schil dat wij binnenkort - over een paar maanden, in
ieder geval nog voor de zomervakantie - verwachten. In dat rapport zal ook worden ingegaan op de
situatie in de Vegelinbuurt. Dat betekent dat op dat moment de discussie een reële basis heeft voor
wat betreft de vraag wat er met de Vegelinbuurt zal gaan gebeuren. Dat de wijk niet geïnformeerd
zou zijn is niet juist. Ondergetekende heeft zelf een voorlichtingsbijeenkomst bijgewoond en heeft
daar zelf een toelichting gegeven op het functioneren van de Instandhoudingsregeling. Hij heeft daar
duidelijk gevoeld dat men niet zeker is m.b.t. de bestemming van dat gebied en dat dat één van de
remmen is waarom men niet meer van deze regeling gebruik maakt. Op dit moment kan ik niet zeggen
wat er met de Vegelinbuurt gaat gebeuren. De hele situatie wordt besproken in dat structuurplan voor
de schil. Ondergetekende heeft duidelijk gemaakt dat er de eerste tijd geen veranderingen te verwach
ten zijn en dat, als er in de toekomst in het rehabilitatieproces een pand moet sneuvelen, de aange
brachte verbeteringen niet op de rug komen van de bewoners, maar dat die door de gemeente ingecal
culeerd worden in de overnemingsregeling. Maar de zekerheid "alles gebeurt zo en zo" wil men nu
hebben en die zekerheid heeft men op dit moment nog niet. Wij hebben geprobeerd om zo goed moge
lijk ruggesteun te geven via een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht en via de adviezen van de
afdeling V.O.W. Wij hebben ook met deze wijk gediscussieerd over nog meer assistentie en op het
ogenblik is het zo dat ér overwogen wordt om een technisch man, b.v. een h.t.s.-er, in het kader van
de T.A.P.-regeling een inventarisatie te laten uitvoeren en ook mee te laten werken aan een voorlopi
ge advisering m.b.t. de mogelijkheden van de betrokken woningen. Wanneer het over achterstallig on
derhoud qaat dan moet ik duidelijk stellen dat het ministerie achterstallig onderhoud alleen meeneemt
wanneer het in het kader van de verbeterinq noodzakelijk is. Men stelt wel dat dat in Groninqen en
Amsterdam anders qebeurt dan hier, maar er is een uniforme beleidslijn door hef ministerie vastgesteld
en mij is door verschillende instanties verzekerd dat die in alle plaatsen op dezelfde wijze wordt toe
gepast. Dus puur achterstal liq onderhoud inhalen zonder woninqverbeterinq is niet mogelijk, woning
verbetering kan echter wel gepaard gaan met achtersfalliq onderhoud, als die nuance u duidelijk is.
Wat de middelen van het wijkcomifé betreft is mij de volgende notitie toeqespeeld. Het Ministerie van
C.R.M. heeft beide wijken inmiddels een voorschot van 6.000,uitbetaald, dus voor de oriëntatie
fase Huizum en voor de Vegelinbuurt. Het wachten is nu nog op het toekennen van een bijzonder rijks
subsidie, voor iedere wijk 4.800,--Hierna mag officieel het gemeentelijk aandeel van 1 .200,
per wijk worden uitbetaald. Voor wat betreft het subsidiëren van de te treffen overqangsvoorzieningen,
groen e.d., kunnen de wijken een plan indienen. Nadat b. en w. deze plannen hebben goedgekeurd
kan het hiervoor geraamde gemeentelijk subsidie van 2.500,per wijk worden uitbetaald. Ik dacht
dat hef in het kader van waf ik nu qezegd heb overbodig is om de motie in stemming te brengen, want
er wordt duidelijk gewerkt aan een achtergrond van de hulp die voor de wijk noodzakelijk is.
De heer Van der Wal: Goed, ik trek de motie in; ik loop dat risico maar.
Hoofdstuk E. Verbetering en Instandhouding.
De heer De Greef: Ik zal niet uitvoerig ingaan op mijn argumentatie, ik zal proberen waf hoofdpun
ten aan te geven. Ik dacht dat ik in de afdelinqsverqaderinq erg duidelijk ben geweest. Het qaat hier
om een verbeteringsregeling die in onze gemeente slechts in beperkte mate wordt toegepast. De ver-
335?
klaring die daarvoor wordt gegeven is dat het deel dat niet van foepassinq wordt verklaard samenhangt
met de interpretatie van het colleqe dat het hier om verfraaiinq zou qaan of om moderniserinq. Er staat
ook bij waarom, n.ldat het college prioriteit legt op de vervanqing van de privaattonnen. Dan zou je
kunnen zeqgen - dat heb ik dan ook maar gedaan - dat in vergelijking tot vervanging van de privaat-
tonnen de inhoud van de woningverbeteringsreqeling, b.v. de verbetering van een keuken, inderdaad
een verfraaiing is, want dat is het meest primitieve uitgangspunt dat je kunt nemen. Wij vinden dat je
het ene kunt doen en moet doen, n.l. de vervanqing van de tonnen, maar dat je het andere niet hoeft
te laten. Wij vinden dat om een aantal redenen. De eerste reden is dat het hier gaat om de man met de
smalle beurs die ook goed wil wonen en die niet zoveel kan betalen. Het qaat om een groot contingent
vooroorlogs woningbezit, want daarop is de regeling van toepassing. Tevens vinden wij dat het logisch
past in het beleid dat wij voeren m.b.t. de stadsvernieuwing. Wij nemen alvast krediet op plannen die
wij nog niet kunnen uitvoeren, waar wij nog niet aan toe zijn. Er is noq een andere reqeling, n.l. de
Insfandhoudingsregeling. Ook dat is een krediet. Waf wij dus van u vragen is om de regeling helemaal
toe te passen. U hebt gevraagd: Kun je, als je dit wilt, de dekking meteen aangeven? Hef gaat hier
om een bedrag van ongeveer 45.000, geraamd in het beleidsplan 1975-1978. In het beleidsplan
1976-1980 lezen wij op pag. 6 dat er een begrotingsoverschot is waarvoor nog geen bestemming is ge
vonden. Wij vinden dat dit overschot zou kunnen worden gebruikt om de integrale invoerinq
(DeVoorzitter: Wilt u dat misschien bewaren voor de tweede instantie; dat is echt beter.) Goed.
De heer Rijpma (weth.): Als plaatsvervanqer van de heer Eijqelaar zou ik het volgende willen op
merken. Wij hebben indertijd de individuele woningverbeteringsregeling een zekere beperking opge
legd. Dat hebben wij moeten doen uit hef ooqpunf van de sanerinq van onze financiën. Dat hebben wij
niet met plezier gedaan, maar wij hebben hier en daar het snoeimes moeten hanteren en hier is dus
ook een takje van de boom af gesneden. Het afsnijden van dat takje van de boom is niet helemaal qe-
beurd, want wij hebben voor een aantal zaken duidelijk nog bedragen in hef beleidsplan ingecalcu
leerd. Wij hebben b.v. de keukenverbetering niet helemaal afgeschaft, maar in plaats van zoals het
rijk adviseert tot 2.250,te gaan, gaan wij maar tot 900,Zo zijn er een aantal beperkingen
aangebracht, omdat onze middelen niet verder reikten. Nu is het zo dat er inmiddels voor rehabilita-
tiegebieden een wijziging in het beleid van het ministerie is opgetreden. Daarvoor moesten wi j tot dus
ver uit onze gemeentelijke middelen ook bijdragen, maar de minister heeft die bijdrage van de ge
meente voor zijn rekening genomen. Dat betekent dat er in die sector minder gemeentelijke middelen
nodig zijn dan wij in hef beleidsplan verondersteld hebben. Wij zijn op het ogenblik beziq te analyse
ren hoeveel middelen ons dat oplevert en wij zijn beziq dat af te wegen tegen de mogelijkheid om de
individuele woningverbeteringsregeling weer integraal toe te passen. Wij zullen dan echter een prog
nose moeten hebben op hoeveel gevallen wij denken dat de regeling van toepassing is, want wij kun
nen ons niet permitteren dat de regeling uit de hand loopt. Niet omdat wij het de burger niet gunnen
om zijn huis te verbeteren, maar die verbetering zit duidelijk ingebed in de mogelijkheden die wij
hebben. Wij zouden u dan ook willen adviseren om noq een aantal weken geduld te hebben totdat wij
met de analyse klaar zijn en met een voorstel bij u kunnen komen.
De heer De Greef: Akkoord.
De heer Janssen heeft inmiddels de verqaderinq verlaten.
De heer Schaafsma: Het is twaalf uur geweest en ik stel voor dat wij er nu mee ophouden, tenminste
als ik medestanders vind.
De Voorzitter: Ik zou toch liever proberen die laatste paar puntjes noq even af te werken. De stem
ming over de laatste punten vergt noq geen minuut. Is hef nu zo'n probleem om noq even een kwar
tiertje door te gaan. Tenzij die twee laatste claims erg veel tijd zouden kosten maar ik heb de indruk
dat die nauwelijks tijd vragen.
De heer Schaafsma: Neemt u mij niet kwalijk, maar ik wil liever stoppen. De heer Ten Hoeve heeft
al eerder het voorstel gedaan er mee te kappen en morgenavond verder te gaan. Toen hebt u gezegd
dat wij een poging zouden moeten wagen om 12 uur klaar te zijn. Het is nu 12 uur geweest en de moe
dige poging heeft schipbreuk geleden. Ik zou zeqgen: wij hebben het nu wel qezien.
De Voorzitter: Moeten wij werkelijk zo formeel doen om 10 minuten. Er zijn twee punten die noq
aan de orde moeten komen. De stemminqen die daarna nog volgen zijn m.ieen formaliteit. De heer
Jansma heeft hef punt van De Hofwijck geclaimd en de heer Buisinq de faserinq van de reqeling voor
amateuristische kunstbeoefening.
De hear Jansma: Ik wol dochs wol it rjocht hawwe it ien en oar oer it troch my oanhalden punt to
sizzen. Ik haw lykwols net mear nedich as in pear minuten.