17a. Beroep bij de Kroon ter zake van de toepassing artt. 45, 46 O.W.V.O. en 101 W.V.O. met be trekking tot Ged. Keizersgracht 40a en Wissesdwinger 2 (bijlage no. 25). 1 8. Gemeentelijk Muziekinstituut (bijlage no. 9) 19. Instellen Commissie van advies en bijstand voor het Gemeentelijk Muziekinstituut Leeuwarden (bijlage no. 10). 20. Verbouw en inrichten noordelijk deel van het complex Zalen Schaaf (bijlage no. 21). 21. Subsidieverzoek van de Stichting Vrouwen bellen vrouwen Friesland (bijlage no. 11). 22. Elektriciteitstarieven (bijlage no. 24). 23. Wijzigen gemeentebegroting voor het dienstjaar 1974 (bijlage no. 14). 24. Wijzigen van de gemeentebegroting en van de begrotingen van het Woningbedrijf en de Dienst Stadsontwikkeling voor het dienstjaar 1976 (bijlage no. 22). 25. Benoemen van: a. twee leden van het bestuur van de Stichting Het Nieuwe Stadsweeshuis (bijlage no. 4); b. een lid van de Raad voor Jeugdaangelegenheden (bijlage no. 1); c. de léden van de Commissie van advies en bijstand voor het Gemeentelijk Muziekinstituut Leeuwarden (bijlage no. 10). De Voorzitter: Dames en heren, ik wil beginnen met u bijzonder hartelijk welkom te heten op de eerste vergadering van het nieuwe jaar. Het is langzamerhand een traditie geworden dat ik als voor zitter van de raad bij de aanvang van de eerste vergadering in het nieuwe jaar enige algemene aspec ten van de taak waarvoor wij zijn gesteld ter sprake breng. Ik vlei mij met de hoop dat het meer is dan het handhaven van een traditie. De bedoeling is bijzondere aandacht te vragen voor facetten van het gemeentelijk beleid die van meer dan gewone betekenis zijn en perspectieven aan te geven waarin wij dat beleid zullen moeten voeren. Zo bij het begin van een nieuw jaar kan het voorts zinvol zijn een blik terug te werpen en te signaleren wat verwacht wordt in het komende jaar. Allereerst wil ik opmerken dat Leeuwarden gelukkig een gemeente is die behoort tot de categorie van bestuurbare gemeenten. Het lijkt er op dat dat niet meer overal kan worden gezegd. Politieke te genstellingen mogen er zijn; die duidelijk op tafel leggen kan betekenen dat diverse meningen vanuit de samenleving tegen elkaar worden afgewogen alvorens tot beslissingen te komen. Die tegenstellingen moeten niet zodanig uitwerken dat zij zich keren tegen de belangen van de burgers. Zowel de verhou dingen tussen de fracties onderling als tussen raad en college van burgemeester en wethouders zijn hier zodanig dat wij constructief kunnen werken. Ik spreek de wens uit bij het begin van dit nieuwe jaar dat dit ook in 1976 het geval zal mogen zijn. Ik wil niet uitweiden over algemene problemen die in de eerste plaats beoordeeld en beslist moe ten worden in bredere kaders dan die van een gemeentebestuur. Wel meen ik een tweetal, zij het zeer summier, te moeten noemen. Het zijn n.l. zo indringende aangelegenheden dat wij er ook bij het voe ren van een gemeentelijk beleid niet aan voorbij mogen en kunnen gaan. Ook gemeentelijke problemen moeten wij wel steeds trachten te zien in een breder perspectief. Zowel nationaal als internationaal zijn er ontwikkelingen gaande waarbij het gedragspatroon van relatief kleine groepen mensen zich zo danig manifesteert dat dit het gevoel van onveiligheid en onbehagen bij grote groepen doet toenemen. Zowel eigenmachtig en onwettig optreden van kleine groepen als spontane reacties daarop van grote groepen kunnen ons in situaties brengen waar slechts heel weinigen naar verlangen. Het is vluchten voor de realiteit als men zich tracht te verschuilen achter de stelling - en men hoort die hier en daar - dat wij zullen moeten leren leven met zich voordoende extreme uitspattingen omdat wij er plaatse lijk toch niets tegen kunnen uitrichten. Ook het lokale bestuur heeft tot taak er aan mee te werken dat een zodanig totaal-beleid wordt gevoerd dat jong en oud zich vrij en veilig kunnen blijven voelen. Ik ben mij er van bewust dat dit erg vaag klinkt. Het gaat ook niet om één of enkele bepaalde stappen die gezet moeten worden om een keer ten goede te bewerkstelligen. Bij het treffen van allerlei rege lingen en bepalingen moet men mede op de gereleveerde ontwikkelingen bedacht zijn en daar rekening mee houden. In de tweede plaats wil ik nog eens de aandacht vestigen - ik heb dat ook reeds gedaan tijdens de begrotingsdebatten in december van het vorige jaar - op de zorgelijke ontwikkelingen op het ge bied van de werkgelegenheid. Zo wij thans die ontwikkelingen kunnen beoordelen moet er ernstig re kening mee worden gehouden dat ook in de ontwikkelde landen het bieden van werkgelegeneheid aan een ieder wellicht niet meer tot de reële mogelijkheden behoort. Dat legt een zware hypotheek op het 3 te voeren beleid. Wanneer hier inderdaad sprake is van een structureel probleem dan zal dat beleid - stellig op langere termijn - zodanig moeten zijn dat een ieder die kan werken een evenredig aandeel in de werkgelegenheid kan krijgen. Het gaat niet op en het zou m.i. ook tot onheilspellende wantoe standen leiden indien meer of minder grote groepen mensen van het arbeidsproces buitengesloten zou den worden. Wij zullen dan onherroepelijk moeten komen tot een zodanig patroon dat allen zowel op verantwoorde wijze deel hebben aan het arbeidsproces als zich kunnen ontplooien in een grotere span ne vrije tijd. Dit laatste zal dan wel op zinvolle wijze besteed moeten kunnen worden. Zowel het na tionale als het lokale bestuur zullen hier belangrijke taken hebben te vervullen. Voor velen liggen er ongekende perspectieven op het terrein van studie, cultuur, sport, recreatie e.d. De daarvoor te tref fen voorzieningen lijken dan ook investeringen die zeker rendement zullen opleveren, een rendement dat niet direct in geld is te meten doch wel in levensvreugde. Dat laatste wordt misschien nog niet al tijd in voldoende mate beseft. Afgezien van deze meer algemene problemen zullen ook diverse meer direct waarneembare zaken het komende jaar weer veel aandacht opeisen van de raad, van het college van burgemeester en wet houders, van de verschillende raden en commissies en vooral ook van onze medewerkers. Ik zal geen enkele poging doen een min of meer volledige opsomming te geven van de problemen waarmee wij zul len worden geconfronteerd. Enkele daarvan wil ik wel graag noemen, vooral omdat zij m.i. erg belang rijk zijn, zonder andere daarmee als van mindere importantie te willen aanmerken. De ontwikkelingen m.b.t. het hoger onderwijs hebben zich in een trager tempo voltrokken dan ik bij het begin van het vorige jaar als verwachting heb uitgesproken Verwacht mag nu echter worden dat inderdaad op 1 september van het komende jaar in de Friese hoofdstad gestart zal kunnen worden met wetenschappelijk onderwijs, een experimentele studierichting van de sociale faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met de Agogische Akademie Friesland. Herhaaldelijk heeft het er gedurende het afgelopen jaar op geleken dat die mijlpaal niet zou worden bereikt. Het ene pro bleem na het andere doemde op. Met meer of minder grote moeite en in een soms nogal gespannen sfeer werden steeds weer oplossingen gevonden, oplossingen - dat moeten wij ons wel bewust zijn - die niet steeds voor een ieder even acceptabel waren. Ik wil al degenen die aan dit resultaat en aan het vinden van oplossingen hebben meegewerkt daarvoor graag vanaf deze plaats hartelijk dank zeggen, vooral degenen die blijk gaven van een taaie vastberadenheid, doch tijdig net zoveel water bij de wijn wisten te doen dat het einddoel kon worden bereikt. Ik doe niemand tekort wanneer ik daarbij een woord van grote hulde breng aan professor Snijders; hij heeft wel een bijzonder belangrijke bijdrage geleverd om het doel te bereiken dat wij ons voor ogen hadden gesteld, n.l. de start per 1 september 1976. Als het startschot heeft geklonken liggen wij in de baan. Het zal geen rit worden die ons linea recta in recordtijd naar de eindstreep leidt. Het lijkt meer de tocht te worden van iemand die zoekend en tastend, met vallen en opstaan zijn weg zal moeten vinden naar die eindstreep. Maar als alle be trokkenen zich achter het gestelde doel blijven stellen en waar mogelijk stimuleren dan ben ik er van overtuigd dat degenen die de kar moeten trekken deze in het spoor zullen weten te houden en ook op de eindbestemming zullen brengen. Ik wil ook nog gaarne mijn erkentelijkheid betuigen aan staatsse cretaris Klein. Het nemen van de nodige beslissingen heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. Van zeer nabij heb ik evenwel ervaren dat deze bewindsman er naar heeft gestreefd het wetenschappelijk onderwijs in samenwerking met het hoger beroepsonderwijs in Leeuwarden gestalte te geven, zij het binnen het kader van de algemene beleidslijnen die te dien opzichte zijn en worden getrokken. Dat wij in onderling overleg oplossingen hebben kunnen vinden voor gerezen moeilijkheden is in niet ge ringe mate te danken aan genoemde staatssecretaris. Het komende jaar zal begonnen moeten worden met de bouw voor de Sociale Faculteit, voor de Agogische Akademie en voor Ubbo Emmius. Het ligt in de bedoeling dat zal worden gestart aan de Dammelaan op het terrein waar aanvankelijk de Rijks scholengemeenschap zou bouwen. Ook aan het streven naar die oplossing hebben velen, zij het soms met grote pijn en moeite, meegewerkt. Daarvoor is een woord van dank eveneens op zijn plaats. Er zal echter in en rondom het gebied tussen Dammelaan en Spanjaardslaan nog heel wat moeten gebeuren. Gaarne spreek ik de verwachting uit dat de medewerking van alle hierbij betrokkenen verkregen zal worden. Voor 1976 heeft de raad weer een sluitende begroting kunnen opstellen, zelfs in het perspectief dat dit een aantal jaren daarna eveneens mogelijk lijkt te zijn. Dit alles moet ons niet in een hoera- stemming brengen, want daarvoor is nog heel weinig reden. Een sluitende begroting nu en in de komen de jaren zal n.l. slechts realiteit kunnen worden indien en voor zover wij aanmerkelijke subsidies krij gen voor in grote projecten te investeren bedragen. Helaas spelen de nogal onzekere A.C.W.-subsidies daarbij de grootste rol, maar ook subsidies van de Ministeries van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or dening, van Verkeer en Waterstaat, van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en ook van Eco nomische Zaken zullen van grote betekenis zijn. Zouden subsidies van behoorlijke omvang uitblijven

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 2