4
dan zullen een aantal grotere werken waaraan dringend behoefte is niet kunnen worden gerealiseerd of
zal ons voorzieningenniveau teruggedraaid moeten worden. Zou dat niet kunnen dan komen wij weer
in de rode cijfers terecht. Voorlopig wil ik als verwachting uitspreken dat zodanige subsidies zullen
worden verkregen dat wij een verantwoord beleid kunnen voeren zonder weer in de artikel 12-situatie
te geraken. Wat het afgelopen jaar betreft mogen wij wat de toegekende subsidies betreft redelijk te
vreden zijn. Daardoor konden wij een aantal belangrijke objecten aanpakken. Ik mag noemen: het
buitenoosttangent tussen Oud Tolhuis en de brug over de Greuns, het tweede overdekte zwembad, het
politiebureau, de eerste fase van de brandweerkazerne, de eerste fase van de Transvaalwijk, de ver
bouw van de Harmonie, het voortzetten van de restauratie van de Grote Kerk. Subsidie voor de twee
de fase van de Transvaalwi jk wordt op korte termijn verwacht. Voorts is enkele dagen geleden bericht
ontvangen van de staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening dat wij bijna
700.000,subsidie zullen krijgen in de kosten van voorbereiding van de stadsvernieuwing in een
20-tal gebieden in onze stad. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft ons kort geleden officieel
bericht dat de tekorten van de Stadsautobusdienst vanaf 1976 onder nader te bepalen voorwaarden voor
rijksrekening komen en op de gemeentelijke begroting geen tekorten uit hoofde van het openbaar ver
voer meer mogen drukken. In 1976 hopen wij nog subsidies toegezegd te krijgen voor onder meer: de
derde sporthal, de tweede fase van de brandweerkazerne, de derde fase van de Transvaal wijk en de
verbouw van Zalen Schaaf.
Op belangrijke onderwerpen zoals de ontwikkeling van de Regio Leeuwarden, de spreiding rijks
diensten en de wegverbindingen met het westen en midden van het land zal ik thans niet nader ingaan.
Wij hebben daaraan de nodige aandacht geschonken tijdens de begrotingsbehandeling in december j.l.
Die onderwerpen blijven de voortdurende aandacht houden van het college van burgemeester en wet
houders, daarvan wil ik nogmaals gaarne de verzekering geven.
Dan iets over het bevolkingsverloop. In de jaren 1972 en 1973 hebben wij een teruggang van de
bevolking in Leeuwarden te zien gekregen van ca 1 .500 per jaar. In laatstgenoemd jaar - dus in
1973 - hebben wij de verwachting uitgesproken - mede naar aanleiding van het te voeren woning
bouwbeleid - dat de teruggang geleidelijk zou kunnen worden verminderd met 500 per jaar om zodoen
de vanaf 1976 een verdere teruggang tot staan te brenqen en daarna wellicht zelfs weer een bescheiden
toeneming te kunnen realiseren. Mede als gevolg van het gevoerde woningbouwbeleid kon de terug
gang van het bevolkingsverloop in 1974 reeds tot ca 500 worden beperkt, terwijl in 1975 een toene
ming mag worden verwacht van rond 700 inwoners; over december zijn op dit ogenblik de cijfers nog
niet exact bekend zodat dit getal nog enigszins kan wijzigen. Aangezien reeds gedurende een periode
van li jaar de bevolking heel geleidelijk een toenemende tendens vertoont mag worden verwacht dat
de daling van het inwonertal van Leeuwarden vooralsnog tot het verleden behoort. Nadat het record
van het aantal gereed gekomen woningen in het jaar 1973 werd bereikt met een aantal van 1 .433 kwa
men in het afgelopen jaar 768 woningen gereed. Dit aantal is hoger dan de beleidsdoelstelling van een
produktie van 500 woningen per jaar; een en ander is het gevolg van reeds op gang gebrachte bouw-
stromen. Ook in 1976 zal, naar het zich thans laat aanzien, nog een hogere produktie worden gerea
liseerd, n.lvan ongeveer 750.
Nu een enkel woord over de werkgelegenheidssituatie. In 1975 hebben zich in Leeuwarden geluk
kig geen belangrijke bedrijfssluitingen voorgedaan. Wel was dit helaas het geval met een tweetal klei
nere ondernemingen met in totaal ca 70 man personeel. Bij een aantal grotere bedrijven moest voorts
voor kortere of langere tijd werktijdverkorting worden toegepast. Gelet op het feit dat in Leeuwarden
wat de industriële werkgelegenheid betreft een belangrijke plaats wordt ingenomen door de agrari
sche en de voedingsmiddelenindustrie en deze bedrijfstakken minder conjunctuurgevoelig zijn dan een
aantal andere takken van industrie is het beeld van bedrijfssluitingen en werktijdverkorting hier rela
tief niet ongunstig. Bovendien wordt een belangrijk aandeel in de werkgelegenheid hier gegeven in de
overheidssector en het bank- en verzekeringswezen, sectoren waarin zich evenmin gemakkelijk schoks
gewijze veranderingen voordoen bij wijzigingen in de economische situatie. Dit structurele patroon
van de werkgelegenheid in Leeuwarden impliceert dat ook de naaste toekomst met enig vertrouwen te
gemoet mag worden gezien. Vanzelfsprekend kunnen zich ook hier in bepaalde bedrijven drastische
wijzigingen in de omvang van de werkgelegenheid voordoen. Relatief is liet beeld van de geregistreer
de arbeidsreserve in Friesland en ook in het gewest Leeuwarden in 1975 ten opzichte van 1974 wel
meer verslechterd dan landelijk het geval is, hetgeen blijkt uit de gegevens over de geregistreerde
arbeidsreserve van mannen in procenten van de overeenkomstige afhankelijke beroepsbevolking. Deze
procenten zijn over 1974 en 1975 gemiddeld de volgende:
5
1974
1975
Nederland
3,7
5,4
1,7
Friesland
5,5
7,5
2
Gewest Leeuwarden
4,7
6,7
2
Hierbij merk ik op dat het voor 1975 voorlopige cijfers betreft daar de gegevens over december nog
niet definitief zijn. Voor het gewest Leeuwarden vloeit de stijging vooral voort uit het feit dat minder
mensen wegtrekken daar ook elders niet zo gemakkelijk emplooi kan worden gevonden als voorheen
het geval was.
Tot slot wil ik nog een enkel woord wijden aan het vraagstuk van de reorganisatie van het binnen
lands bestuur. Ik kan mij indenken dat deze problematiek de gewone burger weinig aanspreekt. Het be
stuurlijk bestel is immers gecompliceerd en weinig spectaculair voor degenen die er niet dagelijks mee
bezig zijn. Juist door die situatie zou het voor bewindslieden en kamerleden wel eens te gemakkelijk
kunnen worden gemaakt wijzigingen in het bestuurlijk bestel door te voeren die niet in het belang van
de burgers zijn. Het lokale bestuur is de bestuurslaag die de burgers het meest aanspreekt en voor hen
het gemakkelijkst te benaderen is. Daar komt de inspraak van de burger het beste tot zijn recht, daar
ook kan de meeste aandacht worden geschonken aan directe belangen van bepaalde bevolkingsgroepen
en individuele burgers. Het moet dan ook als een directe verzwakking van ons democratisch bestuurs-
bestel worden aangemerkt wanneer bestuurstaken zouden worden overgeheveld van het lokale bestuur
naar centrale instanties. Dat gevaar is momenteel levensgroot aanwezig. Vooral ook in de provincie
Friesland hebben gemeentebestuurders dat niet alleen gesignaleerd, doch zich er duidelijk tegen uit
gesproken. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft dat gelukkig eveneens gedaan in een m.i.
goed gemotiveerd document dat ter kennis van de betrokken bewindslieden en van het parlement is ge
bracht en dat als het goed is op uw tafel ligt. Laten wij het vertrouwen uitspreken dat de hieraan ook
in deze gemeenteraad bestede tijd en energie niet zonder resultaat blijft. Vooral overhaaste en daar
door misschien minder juiste beslissingen moeten voorkomen worden. Herziening van de bestuursstruc
tuur is niet een kwestie van de korte termijn. Dergelijke belangrijke wijzigingen in het bestuurlijk be
stel zullen niet alleen goed doordacht moeten worden, doch ook het vertrouwen moeten hebben bij de
zeer velen die het werk aan de basis moeten doen. Laten wij hopen dat regering en parlement dat niet
alleen zullen onderschrijven doch er ook naar zullen handelen.
Ik meen in deze vergadering ook nog het jammerlijke feit te moeten memoreren dat in de middag
van de 3e januari het bovenste gedeelte van de Bonifatiustoren niet bestand bleek tegen de met orkaan
kracht woedende storm. De raad heeft enkele jaren geleden besloten mee te werken aan het behoud
van dat voor het silhouet van de stad zo imponerende element. Ook het gebouw als zodanig werd van
grote betekenis geacht in ons stadsbeeld. Ik hoop dat de mogelijkheid gevonden zal worden de toren
te herstellen. Ook wij zullen ons er op moeten beraden in hoeverre wij dat kunnen bevorderen. Daar
over zullen wij op korte termijn gaarne overleg plegen met de Stichting Bonifatiustoren die thans eige
naar van het complex is.
Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken, ook tegenover u in het openbaar, dank te
brengen aan alle ambtenaren van de Secretarie en de diensten voor de manier waarop zij allen, ieder
naar beste vermogen, hun taak in het afgelopen jaar hebben vervuld. Onder hen reken ik vanzelfspre
kend ook het onderwijzend personeel en de leden van het Leeuwarder politiekorps.
Leden van de raad, ook vanaf deze plaats wil ik gaarne zowel u persoonlijk als de uwen een qe-
zegend en een in alle opzichten voorspoedig 1976 toewensen.
De heer Heidinga: Het verblijdt mij dat ik namens de raad even kort mag reageren op uw nieuw
jaarsrede die, zoals wij dat van u gewoon zijn, weer bijzonder actueel is. Wij willen gaarne onder
strepen hetgeen u gezegd hebt over het constructief werken dat de raad en het college van b. en w. in
onze gemeente nog altijd kunnen doen. Ook de gemeentelijke overheid dient er van uit te gaan dat
het gezag in deze gemeente daar berust, n.l. bij die gemeentelijke overheid, dat wij daar van moeten
blijven uitgaan en alles doen wat nodig is voor alle inwoners van deze gemeente.
Wij delen uw zorg t.a.v. de werkgelegenheid. Daaraan zitten veel aspecten van menselijkheid,
van zorg voor elkander. Het moge dan zo zijn dat Leeuwarden in deze zeker niet het zwaarst getroffen
is - wij constateren dat met blijdschap -, het neemt niet weg dat wij alles zullen moeten doen wat
mogelijk is om de gevolgen van de werkloosheid voor iedereen zo draaglijk mogelijk te houden. U kunt
hierbij zeker op de medewerking van de raad rekenen.
Wij hebben met u grote waardering voor het bijzonder vele werk dat verricht is om tot de hoger
onderwijsvestiging te komen. Het is zeker te hopen dat de nodige investeringen kunnen worden gedaan