12 gebruikt niet in zakelijke bewoordingen overbrengen zodat ik er wat mee kan. Maar misschien discus siëren wij daar nog wel eens over bij een passende gelegenheid als ik iets ontvankelijker ben voor die zaken. (De heer De Greef: Maar wij moeten nu wel beslissen.) Op zoiets moet je je goed voor kunnen bereiden. Ik heb geen enkel probleem met de Vrouwenadviescommissie. Ik dacht dat wij via de Raad voor de Volkshuisvesting eigenlijk al iemand op het oog hadden die zowel de Raad voor de Volkshuisvesting als de Vrouwenadviescommissie zou kunnen vertegenwoordigen, maar mocht de Vrouwenadviescommis sie tot een beslissing komen dat het een ander moet zijn dan vind ik dat ook goed. Ik wil niet zeggen dat het mij om het even is want ik heb grote waardering voor degene die het zou kunnen doen. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Het ging over het concrete feit dat zij betrokken worden bij het opstellen van de enquêtevragen; dat was wat ik bedoelde.) Er is, dacht ik, al besloten dat dat gebeurt. (De Voorzit ter: l.v.m. dat soort dingen is de Vrouwenadviescommissie ook vertegenwoordigd in de Raad voor de Volkshuisvesting De heer Hoekstra: Ik ben blij te vernemen dat ook de wethouder het noodzakelijk acht dat er na dit woningmarktonderzoek nog doorgegaan wordt met het onderzoek. Hoe dat gebeurt is nog niet be kend maar er zal in ieder geval een aansluiting komen. Ik ben wel benieuwd of hij ons een indicatie kan geven wanneer wij eventueel een voorstel van zijn kant tegemoet mogen zien. Dat is punt één. Punt twee is eigenlijk de kwestie van het huursubsidie. Ik vind dat wij met het gegeven dat wij op dit moment toch rond de 3.800 huursubsidiegevallen in Leeuwarden hebben iets zouden moeten doen. De wethouder stelt wel dat wij in het plan Camminghaburen weinig kans hebben om deze mensen van dienst te zijn, maar dat zie ik helemaal niet. Het is toch niet helemaal zeker dat wij uitgesloten blij ven van lokatiesubsidie en zolang die mogelijkheid nog in de lucht hangt zou je er bij de enquêtering of bij hef onderzoek toch wel rekening mee moeten houden naar mijn mening. De heer De GreefIk zou nog een paar opmerkingen willen maken. In de eerste plaats hebben wij gezegd dat de anonieme groep die ondervraagd wordt niet de juiste groep is. Het gaat ons om de per soonlijk betrokkenen waarbij wij juist een wijk willen nastreven die zo gedifferentieerd mogelijk opge zet is qua bewoners en wij vrezen dat dat niet het geval zal zijn, wij vrezen dat het toch een groep zal zijn die opnieuw zal doorstromen en die wij opnieuw weer kwijt raken. De vraag is dan: Wat wil len wij eigenlijk met zo'n nieuwe wijk? Wat mijn theoretisch verhaal betreft - zo heb ik het tenmin ste van de wethouder begrepen -, als ik naar de enquête kijk die bij de stukken lag en ik zie uit welke alternatieven de mensen kunnen kiezen dan gaat het om L-, Z- of doorzontype. Mij gaaf het niet om dat onderzoek want dat vind ik volkomen onbelangrijk. Mij gaat het er meer om hoe je woonwensen van mensen concreet met een architect vertaalt in een programma van eisen; daar gaat het mij om. Waf die participerende bouw betreft heb ik de indruk dat je in de 10 jaar dat Camminghaburen zal worden gebouwd daarmee ervaring krijgt en ik zou er mee willen beginnen omdat ik daarvan effect en heil verwacht. Ik denk niet dat het gemakkelijker is dan de bouw die wij nu plegen, wat ik de me thode van de industriële bouw zou willen noemen; die is gericht op efficiency. Wij willen menselijke maat en daarom zijn wij op dit moment niet zo blij met de aanzet die nu wordt gemaakt met dit wo ningmarktonderzoek; wij vinden dit een verlengstuk van de industriële bouw. Wij wensen dan ook te worden geacht tegen het voorstel gestemd te hebben. De heer Rijpma (wefh.): Ik dacht dat wij de initiatieven verder mede via de Raad voor de Volks huisvesting zouden kunnen ontwikkelen. In hoeverre wij voor de vakantie nog grote initiatieven kun nen ontwikkelen weef ik niet. Ik weet dat er nog een hele berg werk is te verwachten, maar ik dacht dat wij wel in de loop van dit jaar tot zinvolle gesprekken en zinvolle initiatieven zouden kunnen komen. De heer Hoekstra en ik verschillen wat van mening over de mensen die in Camminghaburen hun tehuis zouden kunnen vinden. Ik dacht dat dit een aanzet tot onderzoek is. Ik heb u duidelijk toege zegd dat wij op de een of andere wijze zullen proberen een voortzetting daarvan te vinden. Dat bete kent dat wij in die periode ook heel duidelijk kunnen discussiëren over andere groepen die misschien - u voelt mijn twijfel - ook in die nieuwe woonwijk een plaats zouden kunnen vinden. Ik zou die dis cussie daar naar toe willen verschuiven. Ik moet wel zeggen dat men niet de illusie moet hebben dat de gemiddelde grondkosten waar wij op het ogenblik voor dit gebied tegen aan kijken van meer dan 20.000,— zo maar gereduceerd zullen zijn tot 7.000,— 8.000, daar komt heel wat voor kijken. Ik geloof in subsidie maar ik geloof ook in de voorwaarden die het Ministerie van Volkshuis vesting en Ruimtelijke Ordening aan dit project zal stellen. Ik hoop dat wij in staat zijn u in de raads zitting van 20 april daarover aanzienlijk meer te vertellen dan waartoe ik op dit moment in staat ben. E r*ur 13 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw E. N.J. Smit en de heren M.H.Gde Greef, J. de Jong, JSchaafsma en P.D. van der Wal wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punt 11 (bijlage no. 48) De heer Van der Wal: Uiteraard gaan wij van harte akkoord met het voorstel om 8.000,ter beschikking te stellen aan de Vegelinbuurt om een T.A.P.-medewerker in dienst te nemen voor het be geleiden van bouwkundige verbeteringen in de wijk. Dit bedrag zal worden gedekt uit een bedrag van 38.000,— dat wij in 1974 van hef rijk hebben gekregen voor de voorbereidingskosten woningverbe teringsplannen. Uit de ter inzage gelegde stukken blijkt dat tot nu toe - 1976 - 1.500,van dat bedrag gebruikt is. Op zich geeft dat natuurlijk te denken en ik denk er dan ook wel het mijne van. Er wordt nu dus 8.000,besteed voor deze bouwkundige begeleiding. Een eenvoudig rekensommetje wijst uit dat er nog 28.500,over blijft voor voorbereidingskosten woningverbeteringsplannen op voet van de Instandhoudingsregeling. Mijn vraag is wat wij met die 28.500,gaan doen, te meer ook omdat in de ter inzage gelegde stukken ergens staat dat hiermee al het mogelijke is gedaan. Daar ben ik het niet mee eens, ik vraag ook aan de wethouder of hij die zinsnede uit de stukken overneemt; die zinsnede staat overigens niet in de raadsbrief. Uit de ter inzage gelegde stukken blijkt ook dat er niet een optimale voorlichting is. Nu wordt er dus wel iets aan de bouwkundige begeleiding gedaan en daar ben ik blij om, maar er is nog 28.500,— over, er blijkt geen optimale voorlichting te wezen, dus financiële mogelijkheden om daar nog wat aan te doen zijn er op het eerste gezicht ruimschoots. Ik zou dan ook willen vragen of het in de bedoeling ligt het geld daarvoor te gebruiken. Zo niet, moeten wij dat geld straks ook terug betalen als wij dat niet kunnen verantwoorden of gaat het misschien in hef fonds voor stadsvernieuwing? Kan dat allemaal? Bij mij blijft er bevreemding bestaan dat er in 1974 een bedrag van 38.000,beschikbaar is gekomen en dat daarvan in 1976 nog maar 1.500,— uitgegeven is; ik vind het vreemd dat er nog maar zo'n klein deel van dat geld is uitgegeven terwijl de Instandhoudingsregeling al 2 jaar draait en nu toch ook allerwege(De Voorzitter: Dit zijn allemaal vragen die niet op dit voorstel betrekking hebben.) Ja zeker, dat heeft er wel mee te maken. Ik haal dit allemaal uit de stukken die ter inzage lagen. (De Voorzitter: Uw vragen hebben niet betrek king op ons voorstel, maar u bent het wel eens met ons voorstel.) Jawel, maar ik stel een aantal vra gen n.a.v. uw voorstel. Ik ben benieuwd naar het antwoord op die vragen. De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen dat de wethouder niet op deze punten ingaat; die moet de heer Van der Wal toch echt bewaren tot een andere gelegenheid want die hebben niet betrekking op dit voorstel. Met het voorstel als zodanig gaat hij wel akkoord. De heer Van der Wal: Voer ik nu het woord in tweede instantie? (De Voorzitter: Er waren in de eerste instantie geen vragen voor de wethouder.) Natuurlijk wel. Het gaaf om de verbetering van de werking van de Instandhoudingsregeling. (De heer Rijpma (weth.): Daar doen wij toch waf aan?) Daar doen wij inderdaad waf aan, maar wij hebben veel meer middelen om er waf aan te doen dan wij nu gebruiken. Mijn vraag is daarom wat wij met die meerdere middelen gaan doen, m.n. omdat er in de stukken(De Voorzitter: Wij hebben die vragen heel goed begrepen. De enige opmerking die ik maak is dat die vragen op dit moment niet aan de orde zijn. Wij leggen u een bepaald voorstel voor en daar stemt u van harte mee in. U noemt daarbij dan nog een aantal punten die bij een daartoe geschik te gelegenheid wel aan de orde kunnen komen, maar ik heb gewoon enige twijfel of wij daar nu op in moeten gaan, want dat is nu echt niet aan de orde.) Ik ben het niet met u eens. De heer Rijpma (weth.): Ik zal niet op de vragen van de heer Van der Wal ingaan. Wij hebben bij de begrotingsbehandeling duidelijk gediscussieerd over de Vegelinbuurt. De heer Van der Wal heeft op dat moment allerlei toezeggingen van mij gekregen, de ene op het gebied van de maatschappelijke assistentie, de andere op hef terrein van de technische begeleiding en dit is de eerste stap n.a.v. de discussie van toen. Ik acht het niet juist om nu in een gewone raadszitting bij een voorstel waarin uit voering wordt gegeven aan iets dat aangekondigd is opnieuw te gaan discussiëren over die punten waarover de heer Van der Wal indertijd volledig is ingelicht. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 12 (bijlage no. 50). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 7