8 schap zou zijn in de stad. Zij hebben ook m.b.t. de gelegenheid waarop en waartijdens hun religieuze bijeenkomsten gehouden zouden moeten worden nooit t.o.v. deze raad heel stringent laten weten of daar in het algemeen een geweldige waarde hunnerzijds aan werd toegekend. Wij zouden ons hebben kunnen denken dat er meer bewogenheid van die kant ook in de voorgeschiedenis zou hebben doorge klonken. Persoonlijk zou ik willen zeggen dat ik een groot deel van de teleurstellingen van de heer Ten Hoeve deel. Wij hebben onze besprekingen in de bestemmingscommissie gehad en m.n. in de laatste bijeenkomst heb ik ook heel sterk de indruk gehad dat ik er eigenlijk maar zo'n beetje bij zat en dat de zaken geregeld waren. Ik heb dat - ik wil dat gewoon zeggen; t.o.v. de wethouder heb ik dat ook al uitgesproken - persoonlijk als een bijzonder onaangename situatie ervaren. Ik hoop van harte dat ik in zo'n soort situatie waarin in feite de beslissingen al genomen zijn en het alleen nog maar een "par- ler pour l'art" is niet meer terecht zal komen. In die zelfde persoonlijke opvatting zou ik ook willen zeggen dat ik in die betere onderverdeling, meer onderverdeling in die ruimte, voor mijzelf meer had gezien. Het advies dat de werkgroep van de Culturele Raad dienaangaande heeft ingediend was ook alleen maar om een richting te wijzen naar duidelijk meer gebruiksmogelijkheden zoals die waarschijn lijk gevonden zouden kunnen worden. Ik heb er begrip voor dat er mensen zijn die zeggen: Had dat dan met wat meer financiële gegevens, exploitatie-overzichten, materiaal e.d. toegerust, dan was misschien de vraag ook van deze raad wat gemakkelijker te beantwoorden geweest of hier al sprake zou zijn van een rendabele investering. Dat materiaal is er niet, dat is ook moeilijk te leveren. Van daar ook dat mijn fractie zegt: Luister eens, zo liggen deze zaken, wij vinden dit een zakelijke en logische afronding. Wij hebben natuurlijk kennis genomen van het ingezonden stuk in de krant van vandaag waarbij wordt gesuggereerd om een Joods museum te maken van de Synagoge. Op zich is deze suggestie natuur lijk aardig, maar ik vrees dat die strandt op dezelfde overwegingen waarop ook nu de raad zal moeten zeggen: Laten wij dit nu doen. Want de hele vraag naar wat omtrent de subsidiëring en de exploitatie ook in die situatie op ons af zou komen zou precies dezelfde zijn als die van dit ogenblik. Mijn frac tie is akkoord, persoonlijk heb ik mijn aarzelingen en die ben ik nu ook kwijt. De heer De Beer: Ook wij hebben ons gebogen over de plannen die in de raadsbrief op ons af zijn gekomen over de inrichting van de Synagoge. Wij vinden het ook een beetje pijnlijk dat de Joden op deze,manier hun erediensten daar niet meer kunnen houden of althans alleen nog in een door schotten afgesloten ruimte. Bij ons komt het n.l. een beetje vreemd over dat er niet een andere oplossing voor zou zijn te vinden. Wij zijn n.l. van mening dat er ergens toch wel een oplossing te vinden zou moe ten zijn om deze Joden hun eigen afzonderlijke ruimten te geven op de daarvoor bij uitstek geschikte plaats. Ik denk b.v. aan de ruimte aan de kant van de Sacramentsstraat onder de galerij. Van Joodse kant is mij verzekerd dat de hoogte daar voldoende is. Het is wat betreft de entree vanuit de Sacra mentsstraat ook gemakkelijk te realiseren. Wanneer zij daar een eigen afgesloten ruimte zouden kun nen krijgen voor hun eredienst - zij zouden die ruimte ook als leslokaal kunnen gebruiken - dan kun nen de ingangen gescheiden worden gehouden, zowel voor hun ruimte als voor de overgebleven ruimte die dan eventueel voor allerlei andere doeleinden zou kunnen worden gebruikt. Wij zijn dan ook van mening dat wij bij de inrichting moeten trachten tegemoet te komen aan de wensen van de Joden om daar een eigen afgesloten ruimte te krijgen. De heer Buising: Ik hoef niet op de zaak zelf in te gaan omdat collega Ten Hoeve er al over heeft gesproken. Het enige dat ik wil is mij bij hem aansluiten wat betreft de laatste zinnen van zijn betoog. Ook ik wil graag de aantekening dat ik tegen dit voorstel ben. De hear Singelsma: Monuminten hawwe faek in emosionele bining, seit de hear Ten Hoeve, en dat is yndied wier. En dy emosionele bining by de oankeap fan de Synagoge wie wol tige great. Nou is it sa, nou hawwe wy wol in gebou oankocht, mar wy witte net krekt hwat dêrmei dien wurde moat. Ik bin gefoelich foar de argumintaesje fan it kolleezje om net mear jild der tsjin oan to smiten, mar it komt der op del, wy sitte nou aensen mei in gebou hwerfan wy net witte hwat wy der mei dwaen moat- te. De wal keart it skip en de kommisje dy't him bügd hat oer de bistimming fan de Synagoge hat nef- fens myn ynsjoch net folie dwaen kinnen, net folie utrjochtsje kinnen, hwant de saek wie fan to foa- ren al knipt. En in gefoel fan hwat toloarstelIing en fan in sekere bitterheit bikrupt jin as jo de rieds- stikken leze. Mear wol ik der ek net fan sizze. De heer Rijpma (weth.): Er is aan de restauratie van de Synagoge een voorgeschiedenis. Die voor geschiedenis houdt in dat al in het begin van de zeventiger jaren overleg is gepleegd tussen de ge 9 meente en de Joodse gemeente over het behoud van de Synagoge. Op dat moment zijn de onderhande lingen tussen beide betrokkenen afgesprongen omdat de Joodse gemeenschap op dat moment niet bereid was om zonder voorwaarden de Synagoge aan de gemeente ter beschikking te stellen. Toen via de pers bekend werd dat er subsidie beschikbaar was om dit gebouw te herstellen heeft de gemeente het initia tief genomen om met de Joods*; gemeenschap na te gaan of deze Joodse gemeenschap zelf bereid en in staat was om de Synagoge voo haar doeleinden te restaureren of dat zij dat niet zou willen of kunnen. Uit het overleg is gebleken dat de Joodse gemeente niet in staat was om de totale restauratie - niet alleen de overblijvende 10% restauratiekosten, maar ook wat er verder nog aan vast zit - voor haar rekening te nemen; daarvoor v as de Joodse gemeenschap te klein geworden. Het heeft nog vrij veel gesprekken gekost om met betiokkenen op één noemer te komen. Een gedeelte van de Joodse gemeen schap - dat is u bekend - waardeert dit gebouw anders dan een ander gedeelte. In de gesprekken die ondergetekende heeft gehad met beide groepen is gebleken dat een restauratie op een zodanige wijze dat de Joodse gemeenschap, wanneer ze dat wil, incidenteel gebruik kan maken van het gerestaureer de gebouw voor beide groepen aanvaardbaar was. Ik dacht dat ik het op deze wijze heel voorzichtig uitdrukte. Geen enkel deel va de Joodse gemeenschap heeft, zoals verschillende raadsleden hier doen, gevraagd om een afgesloten ruimte die uitsluitend ter beschikking zou staan van de Joodse gemeenschap. (De heer De Beer: Dat is niet waar. Er is mij van de kant van de Joodse gemeente duidelijk verzekerd dat er wel behoefte bestaat aai een afgesloten eigen ruimte. Zij voelen er weinig voor - ik zeg niet dat ze er allemaal zo over denken, maar een groot deel wel - om hun eredienst te houden in een demon tabele toestand.) Eind oktober/begin november is er uitdrukkelijk gevraagd aan beide groepen naar de ze zaak. U moet niet van mij vragen dat ik een schriftelijke bevestiging heb van ieder lid van de Joodse gemeenschap. Evenzo als er in deze raad allerlei nuanceringen zijn en allerlei vormen van be nadering is dat binnen de Joodse gemeenschap ook het geval. Maar representanten van beide groepe- ringen hebben mij verzekerd dat zij - en nu gebruik ik een ander woord - van harte instemmen met de mogelijkheid die in het gebouw aanwezig was via een vaste plaats van de ark en andere mogelijk heden tot het creëren van een bruikbare ruimte. In het overleg met de Rijksgebouwendienst is herhaal delijk gesproken over een verdeling van de binnenruimte in twee gedeelten. O.a. is dat gebeurd op 8 december toen er nadrukkelijk gesteld is dat bij de werkgroep bestemming de gedachte leefde van een meervoudige bestemming waarbij primair gedacht werd aan een terugkeer van de Joodse gemeenschap in het gebouw. Op 7 januari is in het bouwteam, waarin ook Monumentenzorg vertegenwoordigd is, nogmaals nadrukkelijk aan de orde gesteld dat leden van de bestemmingscommissie deze mogelijkheid van restauratie uitdrukkelijk onder ogen willen zien. De architect heeft dan ook opdracht gekregen om zich te beraden op beide mogelijkheden. Wanneer enkelen van u zeggen dat aan de Rijksgebouwen dienst niet meegedeeld is dat de Bijbelwerkplaats zich in dit gebouw zou willen vestigen dan is dat waar. Er is echter in het bouwteam wel nadrukkelijk - wij hadden een afzonderlijke bouwgroep en een afzonderlijke bestemmingsgroep - gesproken over de wens van de bestemmingscommissie om gege vens te krijgen over tweeërlei mogelijkheden van restauratie. De architect heeft op 12 februari de ge specificeerde getallen over de restauratie zonder een scheidingswand bij het college ingediend. Wii hebben er al veel eerder op aangedrongen dat dat zou gebeuren, maar kennelijk zijn er allerlei rede nen geweest waardoor dat in een eerder stadium niet mogelijk was. Op dat moment was er geen begro ting van een restauratie met inbegrip van de scheidingswand. Op ons verzoek is de kostenopgave voor die mogelijkheid binnen 2 dagen ook ter tafel gekomen. U vindt de betreffende getallen in de raads brief verwerkt. Er wordt gezegd dat in een eerder stadium overleg had kunnen plaats vinden met de Rijksgebouwendienst over subsidiëring van een zodanige restauratie dat er een scheidingswand in het gebouw aanwezig zou zijn. Ik heb u net gezegd dat daar herhaaldelijk over gediscussieerd is. De Rijks gebouwendienst heeft echter maar een zeer beperkt bedrag voor de restauratie beschikbaar. In de raadsbrief die u in augustus hebt behandeld is nadrukkelijk gesteld dat het college zich op het stand punt stelt dat in eerste instantie de door de subsidiërende instanties ter beschikking gestelde bedragen maatgevend zijn voor datgene wat wij kunnen doen. In het beleidsplan is geen ruimte voor extra uit gaven ten behoeve van de Synagoge. De opdracht was dan ook nadrukkelijk om met de financiën die ter beschikking waren een zo goed mogelijk restauratieplan te krijgen zodat voor de toekomst het ge bouw in een aanvaardbare toestand veilig zou worden gesteld. Het bedrag dat via Sociale Zaken be schikbaar is gekomen - het is niet zo dat C.R.M. voor deze restauratie geld beschikbaar heeft, het is zo dat C.R.M. de gelegenheid heeft om via Sociale Zaken een bedrag ter beschikking te stellen - is maximaal 500.000, inclusief alle prijsverhogingen die tijdens de restauratie zullen optreden met inbegrip van eventuele onderdelen die nog gemaakt moeten worden ten behoeve van de elektriciteits voorziening en ten behoeve van de verwarming en dergelijke dingen. Dat is dus het maximale bedrag, meer is er via Sociale Zaken niet beschikbaar. Vandaar dat ook in de raadsbrief staat dat, wanneer er een andere wijze van restauratie gekozen wordt, er een aanzienlijk bedrag op de rug van de gemeente

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 5