18
net in een rekenmodel aan ons voor te leggen en ik wil dan ook mijn waardering uitspreken voor de
snelle en correcte verwerking. De raad is, dacht ik, verantwoordelijk voor dit gespleten denken. U
spreekt in de raadsbrief over concentratie van werkgelegenheid in en nabij de binnenstad. Er is ook te
noemen het winkelen en recreëren. Velen zullen met het eigen vervoer, de auto, naar deze plaats
komen. Maar alvorens te besluiten tot plaatsbepaling van hoofdwegen zullen wij ook moeten vaststel
len of het aanbod geparkeerd kan worden. Ik heb de verschillende verkeerssoorten en de planning
ruimtelijke ordening al even genoemd. Wij zullen zeker gebruik moeten maken van de thans ter be
schikking staande gegevens en ze moeten vertalen in het mogelijke en toelaatbare. Dat het totale
Verkeers- en Vervoersplan wel eens zou kunnen leiden tot een geheel ander uitgangspunt dan wat de
raadsbrief aanmerkt als essentieel acht ik zeer aannemelijk. En daarom vind ik dat er op dit moment
nog geen zaken kunnen worden gedaan.
Ik wil dan nu nog iets zeggen over de aanhef van de direct gerichte inhoud. Het thans voorge
stelde wegenplan wijkt niet af van de getrokken lijnen welke input waren voor het rekenmodel. De
basisweg wordt in dit Verkeers- en Vervoersplan dan ook aangemerkt als het essentiële bestanddeel
van de wegenstructuur. Dat dit het uitgangspunt zal worden verbaast mij niet. Immers, nadat deze lij
nen waren getrokken en deze aan de raad werden voorgelegd om als basis te dienen voor het reken
model stond met deze inbreng de uitkomst voor mij vast, niet de uitkomst van de formidabele belasting,
maar wel de opgeroepen concentratie. Hier heb ik steeds voor gewaarschuwd. Wij hebben thans te oor
delen en te beslissen of deze uitgangspunten juist waren. Dat dit niet eenvoudig is erken ik, maar een
goed beleid moet m.i. gericht zijn op alle op het Verkeers- en Vervoersplan betrekking hebbende de
len voordat een hoofdstructuur kan worden vastgesteld. Ik bied u hiervoor de volgende motie aan:
"De raad, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, behandelend de raadsbrief, volgno. 99, in
houdende Prénota Verkeers- en Vervoersplan, besluit, met dank aan het college van b. en w. voor de
uitgebreide informatie, deel 1 van het Verkeers- en Vervoersplan, geen deelbeslissing van hoofdlijnen
te nemen alvorens inzicht te hebben in de overige verkeerssoorten en ruimtelijke planning en verzoekt
het college met dezelfde voortvarendheid dit te willen bevorderen."
De heer Ten Hoeve: Ik wil graag na deze eerste instantie van de zijde van de raad ook onze mo
ties indienen; het lijkt mij zinvol dat zij naast de andere ingediende moties gelegd worden zodat de
volgorde bekeken kan worden.
De Voorzitter: Dat is inderdaad praktisch. In het vervolg van de discussies kan dan nog altijd een
motie ingetrokken of toegevoegd worden. (De heer Ten Hoeve: Misschien kunt u ook een aantal over
nemen.) Dat is even een ander chapiter. Het is echter inderdaad goed t.a.v. de moties een volgorde
te gaan bepalen.
De Voorzitter schorst, om 21 .20 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21 .40 uur, de vergadering.
De heer Rijpma (weth.): Ik hoop dat de raad mij zal toestaan mijn antwoord wat globaal te houden.
Ik dacht dat dat verantwoord was. Wij hebben over deze problematiek een en andermaal van gedach
ten gewisseld. De raad heeft in eigen kring en in sommige gevallen bijgestaan door eigen deskundigen
de zaak bestudeerd; de raad heeft contact gehad met een deel van de bevolking van Leeuwarden. Dat
betekent dat de standpunten van de raad in fasen gerijpt te voorschijn zijn gekomen. Het is te veel ge
vraagd van een wethouder, van een college om in enkele zinnen als antwoord daarop een zodanige
bestrijding of weergave te geven dat de raad, als dat nodig zou zijn - van onze kant bezien dan -,
van gedachten verandert. Vandaar dat ik hoop dat u mij wilt toestaan om enkele algemene opmerkin
gen te maken. Wanneer de moties aan de orde komen dan kan per motie nog wel een korte motivering
gegeven worden hoe het college die motie ervaart.
Verschillende sprekers hebben gezegd: U bent begonnen met een autoplan. Ik zou daar een op
merking over willen maken in deze zin dat wij in 1974 het Structuurplan van Leeuwarden hebben vast
gesteld. In het Structuurplan van Leeuwarden wordt aangegeven welke gebieden wij voor het wonen
willen bestemmen, welke gebieden wij voor de industrie willen bestemmen, welke gebieden wij voor de
dienstensector willen bestemmen en ga zo maar door. Dat is in 1974 door de vorige raad in de laatste
maand van zijn bestaan in deze zaal vastgesteld. Deze verkeersnota is gestoeld op dat structuurplan.
De raad heeft in 1974 eveneens het Structuurplan voor de Binnenstad vastgesteld. Over dat plan is
uitvoerig van gedachten gewisseld; daarna heeft de raad vastgesteld wat hij van die binnenstad ver
wacht. Daarna is het college gekomen met een aanzet tot een verkeersplan dat moet passen bij het
19
structuurplan en bij het binnenstadsplan die door de raad zijn vastgesteld.
Verschillende sprekers hebben opgemerkt dat wij op het ogenblik aan het discussiëren zijn over
het Verkeers- en Vervoersplan en dat wij daarover o.a. met de bevolking van gedachten hadden moe
ten wisselen. Maar wij hebben nog geen Verkeers- en Vervoersplan. Wij hebben in het begin van deze
raadsperiode geld uitgetrokken voor het maken van een verkeers- en vervoersplan en de raad heeft
daarbij nadrukkelijk vastgesteld dat hij van tijd tot tijd op de hoogte wilde worden gesteld van de ge
vorderde berekeningen en dat hij over die berekeningen een mening wilde geven alvorens het bureau
probeert om op grond van alle gegevens tot een volwaardig Verkeers- en Vervoersplan voor Leeuwar
den te komen. Wat er gebeurd is is dat er allerlei tellingen zijn gedaan en dat er allerlei veronder
stellingen geopperd zijn. Daarbij wil ik nadrukkelijk zeggen dat alle veronderstellingen die geopperd
zijn en die ten grondslag liggen aan het rekenmodel niet door het I.B.V. gemaakt zijn maar komen uit
onze eigen koker. Daar hebben verschillende mensen aan meegewerkt, daar heeft ons eigen sociogra
fisch bureau aan meegewerkt, daar heeft het E.T.I.F. aan meegewerkt, daar hebben verschillende in
stanties van rijk en provincie op ons verzoek aan meegewerkt. De resultaten zijn neergelegd in een
boekwerk dat ter discussie geweest is in verschillende groepen die enig zicht hebben op deze materie.
Op basis daarvan is volgens onze opdracht het I.B.V. gaan rekenen. Voor het rekenmodel moest een
zeker schema aanwezig zijn en dat schema hebt u in een vorige raadsvergadering vastgesteld. Op ba
sis van dat schema is gerekend. Wat u op dit moment voor u hebt is een groep van cijfers die gegroe
peerd zijn langs tracé's, langs routes die in deze raad zijn vastgesteld. Op dat moment was niet be
kend wat daar voor aangenaams of onaangenaams uit zou komen. Er is afgesproken dat wij op het mo
ment dat al die aangename en onaangename dingen zichtbaar zouden worden zouden rapporteren naar
de raad en dat de raad zou vaststellen op welke wijze het model verder zou worden uitgewerkt en om
gewerkt tot een volwaardig Verkeers- en Vervoersplan. Dat betekent dat u vandaag aanwijzingen
geeft, via het college aan de deskundigen, om op een bepaalde wijze te werk te gaan. Het resultaat
dat volgens uw aanwijzingen tot stand komt zal in de eindfase opnieuw door u getoetst moeten worden
om te zien of het dan een zodanig geheel is dat u als raad er de volle verantwoordelijkheid voor wilt
nemen. In dat plan zitten fietsroutes en in dat plan zit het openbaar vervoer. Ik moet er wel bij zeg
gen dat wij al een uitgangspunt voor ons openbaar vervoer hebben gekozen want in 1974 - dat is een
jaar geweest waarin kennelijk op dit terrein veel tot stand is gekomen - heeft de raad een Iijnennet
voor het openbaar vervoer vastgesteld en de raad heeft in het beleidsplan een bedrag van ongeveer
10 miljoen laten opnemen met de bedoeling om fasegewijs dat bedrag straks bij de minister aan te
melden voor subsidiëring op basis van een door de raad goedgekeurd verkeerscirculatieplan. Dus ook
op het gebied van het openbaar vervoer staan wij niet helemaal blanco. Wij gaan niet opnieuw begin
nen met alles te veronderstellen, wij zullen proberen om een door de raad vast te stellen plan voor
het openbaar vervoer te enten op net reeds vastgestelde Iijnennet. Wanneer ergens conflictsituaties
ontstaan tussen het openbaar vervoer en het autolijnennet zoals u dat straks zult aangeven dan zal ge
probeerd moeten worden om die conflictsituaties tot een oplossing te brengen. Dat zou kunnen beteke
nen dat u op dat moment in het verkeersplan niet één oplossing ter goedkeuring wordt aangeboden
maar twee of misschien drie mogelijkheden om voor een bepaald knelpunt tot een afweging te kunnen
komen. U kunt dan op dat moment kiezen wat de meest zinvolle oplossing is. Ik heb zopas het fiets
padenplan al even genoemd; het is niet zo dat aan dat plan nog niets gedaan is, want door de dienst
is een zekere structuur voorbereid die gelegd zou kunnen worden op de lijnen die u vandaag gaat vast
leggen. Het kan best zijn dat er ook daar knelpunten ontstaan en dan zal moeten worden getracht om
door het verschuiven van het ene of door het verschuiven van het andere tot een goede oplossing te
komen. Dat betekent dat het naar mijn gevoel niet mogelijk is om elke lijn van de tracé's die op het
ogenblik ter discussie staan zo hard te maken dat een verschuiving over een aantal meters, misschien
over een aantal tientallen meters, misschien zelfs wel over een aantal honderden meters niet meer mo
gelijk kan zijn; dat moet uit de te verrichten studies blijken. Bij het Verkeers- en Vervoersplan dat u
in de toekomst aangeboden krijgt zal uiteraard een parkeerplan moeten zijn. Ik geloof dat het een on
juiste volgorde is om eerst een parkeernota te produceren en het dan te ijken op deze lijnen. Ik ge
loof dat hier het verband tussen autogebruik en autostalling een heel nauwe relatie is waarbij je in de
eerste plaats moet uitgaan van de aanvoerlijnen en dan moet kijken of er ruimte is om die aanvoer
lijnen op een geschikte plaats over te doen gaan in een parkeersituatie. U moet niet denken dat er
geen gedachten geformuleerd zijn over dat parkeren. Een voorlopige aanzet m.b.t. het parkeren, een
zekere denkrichting zal waarschijnlijk al heel gauw aan u worden voorgelegd; uiteraard met het
beeld van de lijnen in het achterhoofd is er wel een zekere voorstudie gemaakt die straks redelijker
wijs ingepast zal moeten worden in het lijnenschema dat u aangeeft. Ik dacht dat dat ook nog eens
een keer nadrukkelijk gesteld werd in de raadsbrief die u heeft bereikt. In de raadsbrief wordt met
wat nadruk gezegd dat op dit lijnenspel andere elementen aangehaakt zullen worden omdat kennelijk