22
Ik dacht dat ik met deze opmerkingen maar moest volstaan. Het is onverantwoord om, zoals som
migen van u hebben voorgesteld, nu maar weer aan het onderzoeken te gaan en dan in de toekomst
maar eens te rapporteren. Er zijn een aantal argumenten die daar tegen pleiten; de heer Heidinga
heeft er een aantal van genoemd. Er zitten financieringsproblemen aan o.a. met betrekking tot fiets
paden, wandelpaden, openbaar vervoer en noem maar op. Er zitten ook financieringsproblemen aan
m.b.t. onze stedelijke structuur want wij zijn bezig met rehabilitatie, sanering en reconstructie. Er
zitten dus grote consequenties aan als wij de problemen voor ons uit schuiven. Eén ondeugende ge
dachte kwam bij mij op: Wil je iets niet, vraag dan alle mogelijke ingewikkelde berekeningsmethoden
en opdrachten want dan weet je zeker dat er binnen 5 jaar niets op tafel komt en zijn degenen die dat
voorstellen in ieder geval van de problemen af. Maar het betekent wel dat Leeuwarden een slechte
dienst wordt bewezen. Ik geloof dat het noodzakelijk is dat de raad op dit moment b. en w. richtlijnen
geeft die zij kunnen toespelen aan de medewerkers die zij achter zich hebben staan. Ik heb begrepen
dat de grootste fracties van de raad dat beleid ook volledig ondersteunen. Ik dacht dat in een volgen
de fase beoordeeld kan worden in hoeverre de diverse moties aanleiding geven tot een waardering in
positieve dan wel negatieve zin.
De Voorzitter: Ik zou inderdaad willen voorstellen om u, indien enigszins mogelijk, in de tweede
instantie te beperken tot de algemene filosofie. Na afloop van de tweede instantie stel ik de inge
diende moties allemaal aan de orde. Dat lijkt mij het meest zinvol want dan is er een concrete discus
sie mogelijk. U zult dan moeten uitmaken wat er met de verschillende moties moet gebeuren.
De heer Ten Hoeve: Ik wil beginnen met te zeggen dat wij wat betreft die moties behoefte hebben
aan een schorsing. Wij willen graag gelegenheid hebben de moties naast elkaar te leggen en te bekij
ken wat wij er precies mee willen doen.
De wethouder heeft duidelijk geantwoord m.b.t. een aantal zaken. Ik zal proberen nog kort en
concreet een paar dingen aan te roeren. Uitdrukkelijk is van onze kant gezegd dat wij akkoord kun
nen gaan met een verdere uitwerking van de plannen, maar dat aan bepaalde voorwaarden voldaan
moet worden. Heel positief is de wethouder geweest op het punt van de terugkoppeling. Wanneer wij
vanavond zeggen dat het ons óp dit moment goed lijkt op deze basis verder te werken dan blijft het
mogelijk dat er, wanneer andere plannen over dit plan heen gelegd worden, bijstellingen komen. Dat
willen wij nadrukkelijk en wij zijn tevreden met de toezegging van de wethouder op dit punt. Er komt
een parkeerplan. Daar kan ik dus verder over zwijgen.
Over het beleid t.a.v. de kantoren hebben wij in dit verband nog geen antwoord gekregen; dat is
voor ons een erg essentieel punt. Het loopt ten dele ook parallel met een motie die wij over deze zaak
hebben ingediend. Misschien komt het antwoord van de wethouder wel bij de behandeling van die mo
tie. (De heer Rijpma (weth.): Ik kan bij interruptie zeggen dat wij al een heel eind zijn maar dat wij
nog net niet zo ver waren dat wij het aan u voor konden leggen.) Dat betekent in ieder geval dat ook
die zaak aan de orde komt in de openbare discussie voordat de definitieve vaststelling van het plan
plaats gaat vinden.
Een ander belangrijk punt is het verwervingsbeleid. Wij vinden dat er, voordat er definitieve be
slissingen genomen worden, niet een doem op bepaalde plaatsen in onze stad gelegd mag worden.
Daardoor kunnen er ontwikkelingen gaan optreden; dat mag niet. Daar mogen wij zelf ook niet aan
meewerken door nu al met verwerving en met bepaalde andere stedebouwkundige plannen bezig te
gaan. Dat zal moeten wachten op de definitieve vaststelling van het plan. (De Voorzitter: Tenzij de
raad op onderdelen inmiddels op grond van een voorstel een beslissing neemt.) Ja, dan komt u natuur
lijk met een deugdelijke argumentatie waarom het in dat speciale geval wel zou moeten.
Ik ben het met de wethouder eens als hij zegt dat wij al veel informatie hebben en dat wij zijn
begonnen met een structuurplan voor de hele gemeente en daarna met een structuurplan voor de bin
nenstad. Daarin zaten ook wegenstructuren die afgewogen zijn t.a.v. allerlei andere factoren. Maar nu
m.n. deze twee plannen op elkaar afgestemd worden blijken er conflictsituaties te zijn; dat blijkt dui
delijk omdat wij nu ook komen met andere voorstellen t.a.v. wegen. Dat houdt ook weer in dat er op
stedebouwkundig terrein maar ook op andere terreinen andere ontwikkelingen dan in de structuurplan
nen zijn vastgelegd kunnen en zullen gaan optreden. Daarom zal ook bij de definitieve vaststelling
een aantal gegevens voor handen moeten zijn over deze zaken. Wij moeten dan inzicht hebben in de
stedebouwkundige, economische, sociale en financiële gevolgen van de gewijzigde plannen; dat moet
er bij zitten.
Een ander punt, niet vastgelegd in een motie, is het punt van de spitsuurintensiteit. Ik zou nog
wel graag van de kant van het college willen horen hoe daar over gedacht wordt. Over het selectief
gebruik van de auto heeft de wethouder een aantal opmerkingen gemaakt. Van onze kant is, dacht ik,
23
ook duidelijk gesteld wat onze visie op dit terrein is. Ik dacht dat ik daar op dit moment niet verder
op in hoefde te gaan.
T.a.v. het punt inspraak is de toezegging gekomen dat de burgers op een goede manier bij de ver
dere gang van zaken betrokken zullen worden; dat heeft onze instemming.
De ontsluiting van Camminghaburen heb ik in eerste instantie niet aangeroerd. In de informatieve
vergadering heb ik wel uitdrukkelijk gevraagd om snel te komen met een standpuntbepaling t.a.v. de
ze zaak. In de raadsbrief hebt u geschreven dat dat zeer binnenkort komt; daar zijn wij tevreden mee.
Ik wil nu echter wel, misschien ten overvloede, zeggen dat onze voorkeur uitgaat naar een tracé
langs de De Merodestraat.
De heer Schaafsma heeft even gesproken over zaken die de raad in het verleden heeft verworpen.
Hij zegt dat dat voor een groot deel goede zaken zijn geweest die verworpen zijn. Hij ging m.n. even
in op de Oostergoweg die zijn vervolg niet vindt. Dat zijn wij uitdrukkelijk niet met hem eens. Het
aanleggen van de Oostergoweg en het doortrekken daarvan betekent het geven van een grote stroom
functie aan het binnenstadstangent. Wij willen die stroomfunctie daar niet. Het verkeer dat daar op
die manier zou komen behoort zich langs een andere weg af te wikkelen.
Verbaasd was ik door een aantal uitspraken van de heer Van der Wal. Hij pleit voor onderzoek
en inspraak maar verbindt daar niet de consequenties aan, want meteen, verwerpt hij alternatieven
die uit zo'n onderzoek en uit de inspraak naar voren zouden kunnen komen door nu al bepaalde uit
spraken hier vast te willen leggen. Daarmee worden het onderzoek en de inspraak niet gehonoreerd.
Het twijfelachtige in deze zaken wordt ook heel duidelijk ge i* I lustreerd door het punt basisweg-Oos-
tergoweg. Axies is tegen beide. Als je de moties leest zou je zeggen: Daar zou ook Sinterklaas boven
kunnen staan, want een groep ergens roept: Het kan niet, en Axies roept: Daar zijn wij het mee eens.
Het wordt prachtig geïllustreerd door het voorstel Huizum-Bornia. Ik heb - dat wil ik met nadruk zeg
gen - waardering voor wat deze groep heeft gedaan. Die heeft geprobeerd een alternatief aan te
dragen. Dat alternatief - dat zien wij op veel plaatsen - betekent een keuze, dat betekent: geen
overlast op de ene plaats maar het verschuiven van die overlast naar een andere plaats. Het niet aan
leggen van de Oostergoweg betekent niet de ontlasting van de Schrans die wij zo graag willen. Het
alternatief van Huizum-Bornia betekent wel dat er een verbinding moet komen die moet lopen over de
Potmarge door het groengebied van Achter de Hoven naar de wijk Vegelin. Ik vind dat ook een heel
zware consequentie. Maar het alternatief van Huizum-Bornia houdt zeer nadrukkelijk in het wel aan
leggen van de basisweg, daar is het helemaal op gebaseerd. Wanneer je dan èn Oostergoweg èn basis
weg verwerpt dan zie ik er geen lijn meer in.
De heer Heidinga: Ik heb maar enkele opmerkingen. Ik vind dat de wethouder ons heel knap be
antwoord heeft. Het is zo dat de raadsleden de laagste dagen hier en daar nogal eens wordt toegevoegd
dat de burgerij hier te weinig inspraak heeft, dat wij dus als het ware met klompen en schoenen over
de burgerij heen lopen. Ik wil nog eens onderstrepen dat wij vinden dat dat niet het geval is. Hetgeen
nu aan de orde is is een deel van het geheel van de vaststelling van de structuurplannen, de wegen
nota enz. Het past allemaal bij elkaar aan en het gebeurt allemaal in volledige openbaarheid. Er zijn
tal van hoorzittingen aan gewijd. Ik weet wel dat daar meer aan de orde was maar daar was deze ver-
keersstructuur in principe ook al aan de orde. Wij vinden dus dat de burgerij nu ook volkomen gekre
gen heeft wat hem toekomt en dat straks natuurlijk ook zal krijgen bij de voortgaande ontwikkeling
van dit plan. Dat is zo logisch als wat, dat is gewoon een axioma waar wij van uitgaan. Ik verwerp
dus dat verwijt.
De heer Schaafsma: Ik dacht dal de wethouder een uitstekend betoog had gehouden. Ik zou willen
beginnen met wat hij gezegd heeft over de inspraak. Inspraak in dit stadium - dit is een tussenfase -
heeft weinig zin. Aan de andere kant is het zo dat, als je consequent vasthoudt aan de beslissingen
van de raad die in het verleden gevallen zijn, er weinig alternatieven zijn want dan ligt de zaak
vast. Als dat niet zo was dan waren wij echt wel met een alternatief gekomen, dan hadden wij het
echt wel opnieuw geprobeerd.
Ik wil de heer Ten Hoeve beantwoorden m.b.t. het tracé Oostergoweg-verbrede Kanaalstraat-
Oosterkade. Ik hoop dat de heer Ten Hoeve begrijpt dat het niet de bedoeling van onze fractie is om
terug te komen op datgene wat bij raadsmeerderheid is besloten; dat is zeker niet de bedoeling. Wij
vormen uiteindelijk gezamenlijk de raad en dat betekent dat, als er eenmaal een beslissing ligt, wij
ons conformeren aan die beslissing. Maar als er een F.N.P.-nota ligt waar duidelijk een boel werk in
zit en ten aanzien waarvan je met de klompen aan kunt voelen dat er een motie in die richting komt
dat zaken weer open gebroken worden in een richting die de raadsmeerderheid in het verleden heeft
verworpen, dan is het mijn goed recht om te zorgen dat het deel dat wij hebben ingebracht niet ver-