4 zuidtangent aanleggen en pas daarna het noordtangent realiseren, misschien in de hoop dat door be paalde ontwikkelingen - b.v. een sterker accent van het doorgaande verkeer op de zuidkant van de stad - de aanleg niet meer nodig zal z-ijn. Een deel van mijn fractie kan met het voorstel van het col lege meegaan, een ander deel van mijn fractie gaat nog verder en zegt na afweging van allerlei aspecten dat het noordtangent er niet moet komen. Namens dat deel van mijn fractie is er ook een motie; die luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, besluit: dat bij het opstellen van het Verkeers- en Vervoersplan uitgegaan moet worden van het NIET aanleggen van het noordtangent." Het college stelt voor in de toekomst de Groningerstraatweg niet meer aan te sluiten op het Vrij heidsplein, een uitgangspunt dat principieel te verdedigen is. Het vloeit ook logisch voort uit doel stellingen in het structuurplan voor de binnenstad. Toch hebben wij bezwaar tegen deze oplossing. Wij vinden dit een te zware belasting voor de Azaleastraat. Bovendien betekent het ook een extra belasting voor de rondweg. Daarnaast lijken alle mogelijkheden aanwezig het Vrijheidsplein zodanig te recon strueren dat een goede oplossing mogelijk is. De stroom moties gaat voort; de volgende luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, besluit: dat bij het opstellen van het Verkeers- en Vervoersplan er van uitgegaan moet worden dat de Groningerstraatweg blijft aangesloten op het Vrijheidsplein." Dezelfde uitgangspunten als bij het net genoemde voorstel liggen ten grondslag aan de afsluiting van Troelstraweg en Harlingerstraaiweg. Ook deze voorstellen vinden wij principieel juist. Wij vinden echter dat niet eerder tot afsluiting overgegaan mag worden dan nadat is gebleken dat er zich onge wenste ontwikkelingen voordoen, m.n. ontwikkelingen die tot gevolg hebben dat op deze wegen een sterke stroomfunctie ontstaat. Aangezien het hier gaat om bestaande wegen lijkt anticiperen op de ontwikkelingen hier niet zo moeilijk. Ook op dit punt kom ik met een motie; die luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, besluit: dat er bij het opstellen van het Verkeers- en Vervoersplan van uitgegaan moet worden dat de Troelstraweg en de Harlingerstraatweg NIET afgesloten worden dan nadat gebleken is dat deze wegen een te sterke stroomfunctie hebben of dit op andere wegen veroorzaken." Over de oplossing in de noordoosthoek - voor het gemak noem ik het maar het gebied Kalverdijk- je - hebben wij op de informatieve raadsvergadering uitvoerig gesproken. U komt nu met een nieuw voorstel. Dit houdt o.a. in dat in het plan Kal verdijkje grond wordt gereserveerd voor een ontsluitings- weg. Wij vinden dat de ontsluiting van Camminghaburen anders moet geschieden, n.l. via het oost tangent. Het accent van de ontsluiting komt hierdoor meer op het zuiden te liggen. I.v.m. de zwaar belaste Groningerstraatweg is dat een goede zaak en het sportcomplex wordt niet doorsneden door een weg. De aanleg van het sportcomplex hoeft dan ook niet te stagneren. De hierbij behorende motie luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, besluit: dat er bij het opstellen van het Verkeers- en Vervoersplan van uitgegaan moet worden dat de noordelijke ont sluiting van Camminghaburen NIET plaats vindt via het gebied Kal verdijkje." Op velerlei manieren is er gereageerd op de prénota; dikwijls waren het heel begrijpelijke reac ties, maar meestal ook eenzijdig. Buiten beschouwing wil ik laten dat een aantal groepen, waaronder politieke groeperingen, op een demagogische manier bezig zijn geweest. Het nee zeggen tegen iets betekent in veel gevallen ook dat de consequenties van dat nee door anderen gedragen moeten worden, veelal door groepen die zich niet zo gemakkelijk kunnen verweren, niet zo gemakkelijk op de barri caden klimmen. Als je dan toch nee zegt moeten ook de alternatieven worden aangegeven. Het nee zeggen tegen bepaalde verkeersoplossingen in het centrum betekent dat een bepaalde druk, hoe graag wij die ook tot een minimum willen beperken, wordt verplaalsl naar de rand, in de Leeuwarder situa tie naar de rondweg. Daar zullen dan ook maatregelen genomen moeten worden om die druk te ver lichten. Herprofilering van delen van de rondweg is volgens ons beslist noodzakelijk. Wel wil ik hier bij opmerken dat wij niet in de eerste plaats denken aan verdubbeling, maar meer aan maatregelen die het oversteken van en het zich bewegen op de rondweg door fietsers en voetgangers gemakkelijker ma ken. Gedacht kan worden aan een opstelstrook, tunneltjes, verkeerslichten en herprofilering van de ventwegen. Over dit punt hebben wij de volgende motie: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, besluit: dat er bij het opstellen van het Verkeers- en Vervoersplan van uitgegaan moet worden dat voor voetgangers en fietsers het oversteken en het zich bewegen op de rondweg met bijbehorende ventwegen veiliger moet worden gemaakt." In de raadsbrief is bij twee onderdelen sprake van een fasering. Wij vinden het gewenst dat het definitieve Verkeers- en Vervoersplan vergezeld gaat van een totale fasering, een relatieschema. Wij voorzien het gevaar dat in een dergelijk relatieschema een aantal civieltechnische werken vooraan 5 staan. Mijn fractie is van mening dat een dergelijk relatieschema uit moet gaan van de beslissingen die wij t.a.v. de binnenstad hebben genomen. Daar moet de ontwikkeling nu op gang komen. Van daaruit moet verder gewerkt worden. Een motie over dit punt luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, besluit: dat het Verkeers- en Vervoersplan in moet houden een relatieschema voor maatregelen en aanpassingswerken op het gebied van het verkeer, uitgaande van de door de raad genomen besluiten over de binnenstad." De door ons voorgestane oost-west verbinding heeft als uitgangspunt het reguleren van het verkeer en hoeft niet noodzakelijk in te houden het concentreren van werkgelegenheid. Autonome ontwikke lingen in die zin mogen niet plaats vinden. Als gemeente moeten wij de gewenste ontwikkelingen sti muleren. Daarom zullen wij voor het bedoelde gebied bestemmingsplannen moeten ontwikkelen. De motie die hierover gaai luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 maart 1976, besluit: dat de ge wenste ontwikkelingen langs de oost-west verbindingen dienen te worden geregeld in bestemmings plannen De aangekondigde moties hebben als uitgangspunt het bijstellen van de prénota. De basis waarop verder gewerkt kan worden is voor ons zo meer aanvaardbaar. Maar ik herhaal dat, los van de in de moties aangesneden zaken, er voor ons aan een aantal andere belangrijke zaken voldaan moet worden voor wij tot definitieve vaststelling over willen gaan. Ik heb die voorwaarden genoemd, op één na. Tot nu toe is de bevolking in onvoldoende mate door het gemeentebestuur bij het verkeersplan betrok ken. Wij zijn van mening dat bij het vervolg van de procedure de inspraak van de bevolking op een goede manier moet worden geregeld en gewaarborgd. De heer Heidinga: De raad staat vanavond voor een bijzonder belangrijke beslissing. In vele toon aarden en op velerlei wijzen wordt dat de raad voorgehouden. In de kranten zijn er ettelijke kolom men aan gewijd. In de dorpen en in de wijken geeft men ons vele reacties en raadgevingen. Groepen van burgers duiken in deze materie en delen ons mee hoe het niet en soms ook hoe het wel moet. Er zijn nogal wat reacties die tot de slotsom komen dat de gemeenteraad er verstandig aan zou doen nu geen beslissing te nemen doch die nog maar wat uit te stellen, komt tijd, komt raad. Zou dat nou de beste oplossing zijn? Mijn fractie is van mening dat een raad die zichzelf respecteert dit niet kan doen zonder zich als het ware onmondig te verklaren. Immers, het is de raad bekend dat er voor deze gemeente een verkeers- en vervoersplan moet zijn als de gemeente aanspraak wil maken op gelden uit de rijkskas t.b.v. de aanleg van wegen in deze gemeente. Maar het is niet zo dat dit plan er slechts behoeft te zijn, het moet bovendien geïntegreerd zijn met de ruimtelijke plannen in casu de bestemmingsplannen in de gemeente. Bovendien is het aanwezig zijn van dit plan voorwaarde voor de volledige dekking van de exploitatietekorten van het openbaar vervoer - de stadsbussen dus - in de ze gemeente. Het is, dacht ik, duidelijk dat uitstellen en afwachten dermate grote financiële conse quenties voor de gemeente heeft dat wij ons dit zonder meer niet kunnen veroorloven. Bijzonder in structief is hetgeen hierover in de kort geleden verschenen Verstedelijkingsnota van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op blz. 216 en volgende wordt opgemerkt; dit is niet alleen instructief voor de raad maar ook zeker voor het college van b. en w. en ook voor het I.B.V. Het zou teveel tijd vragen om alles voor te lezen wat hierover wordt gezegd en tenslotte kan iedereen het thuis ook wel even nalezen. Ik neem er daarom slechts iets uit dat ik bijzonder belangrijk vind en dat is dit: "Wil een verkeers- en vervoersplan werkelijk operationeel zijn dan moeten aan de inventari satie en evaluatie hoge eisen worden gesteld en mogen een uitvoerings- en financieringsschema niet ontbreken." En even verder staat: "Het plan heeft betrekking op een termijn van 5 jaar." Als men wat ik tot nu toe gezegd heb even overweegt moet men tot de conclusie komen dat b.v. de heer Evenhuis die in de Leeuwarder Courant van donderdag, 11 maart j.l. deze zaak besprak en daarbij tot de con clusie kwam dat er geen haast bij is om het plan vast te stellen toch heel duidelijk de plank mis slaat. Bij de meeste reacties zowel in de bladen als van de diverse groeperingen maakt men gebruik van zeer overdreven formuleringen en voorstellingen om een bepaald doel te bereiken. Ik noem er zo maar een paar: "Leeuwarden in tweeën? Nooit!", "Geen snelweg dwars door de stad!", "De basiswei in bar rière!" (Frans-Fries). (De hear Singelsma: Jo prate net iens Frysk.) (Laitsjen) Mar ik kin it wol. (De hear Singelsma: Jo doarre it net.) Dat koe dy noch wol ris óffalle, aide! (Laitsjen) Dat wij een ver keersplan nodig hebben en ook op korte termijn nodig hebben is buiten kijf. Wij hebben het, zoals gezegd, nodig om onze financiën in orde te houden, wij hebben het ook nodig om inzicht te hebben in de ontwikkeling op langere termijn en om ongewenste ontwikkelingen zoveel mogelijk tegen te gaan om de gemeente in de toekomst ook zoveel mogelijk voor betaling van schadevergoedingen te behoeden. En dat is helemaal geen ongezond streven. Bovendien is het duidelijk dat het vaststellen van enkele hoofdlijnen voor eer verkeers- en vervoersplan niet zulke geweldige consequenties heeft.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 3