18 tellen waarom. Het zou een groot probleem zijn als de werkloosheid alleen daar was waar het werk kan worden uitgevoerd; een ieder weet echter dat de werkloosheid een algemeen probleem is. Als dit alle maal zeer stringent zou worden toegepast zou het ook weer op ons terug slaan. Dan zou het ook stellig een keer voorkomen dat, als er werk is in West-Groningen, Drente, de kop van Overijssel of de kop van Noord-Holland, daar geen mensen van ons heen kunnen. In het algemeen is het dus wel zo dat men er naar streeft mensen uit de eigen omgeving werk te geven, maar het is niet zo dat het niet an ders mag. Er zijn een aantal elementen ingebouwd om dat zoveel mogelijk te bevorderen en daar wer ken wij ook per se aan mee. De hear Singelsma: Ik twifelje wol ris oan de kontrólle fan de arbeidsburo's. (De Foarsitter: Mar dat is in saek dy't net op us wei leit.) Né, dat is sa. De heer J. de Jong: Mag ik hier nog één vraag over stellen? Er staat in dit raadsstuk dat deze firma de eerste fase heeft gedaan. Nu dacht ik dat het zo was bij A.C.W.-werken dat, ook voor elkaar opvol gende werken, een aantal mensen gevraagd moeten worden, dat er opnieuw aanbesteed moet worden. Het gaat om een apart deel en dat is heel iets anders dan b.v. een fase van een bouwwerk in fasen zoals de Brandweerkazerne waar een deel van de tweede fase wordt meegenomen In de grondwerken. Het nu aan de orde zijnde werk wordt helemaal apart gesubsidieerd, helemaal apart opnieuw begroot, het is een werk op zich. Kunnen wij nu zo maar zeggen: De eerste fase is door deze firma uitgevoerd en uit financieel oog punt lijkt het ons wel een aantrekkelijke zaak om dit onderhands aan te besteden. Dit is dus het onderhands doorgeven van een A.C.W.-werk aan één firma. Ik vind dat persoonlijk in deze tijd niet juist. Ik ben van mening dat wij hier t.a.v. de continuering van de bedrijfsvoering in het algemeen de bedrijven de gelegen heid moeten geven er op in te kunnen schrijven als er een dusdanig groot werk aan de orde komt, dit ook om de gespreidheid van de werkgelegenheid in die bedrijven aan de gang te houden. Daarom maak ik er toch wel enige bezwaren tegen. Misschien kan de wethouder daar nog iets van zeggen. De heer Rijpma (weth.): De gunning van dit werk is in volledige samenspraak met de A.C.W. ge beurd. Er zijn een aantal elementen die er aan mee gewerkt hebben om de voorkeur te geven aan de continuïteit. Er is een stuk ervaring opgedaan, het materiaal is aanwezig, het is zelfs zo geweest dat de continuïteit van dit project de snelheid van het in A.C.W.-verband opnemen van dit werk heeft be vorderd. Verder is de discussie over de gunning in de Commissie Openbare Werken aan de orde ge weest en daar heeft men zich ook verenigd met het feit dat het op deze wijze is gebeurd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder t.a.v. de op- en afritten. Punt 15 (bijlage no. 113). De heer De Leeuw: Wij vinden dat dit zo'n belangrijk project in onze stad is dat wij dit eigenlijk niet zonder meer moeten laten passeren. Wij willen onze voldoening uitspreken over het feit dat u met het college van ged. staten overeenstemming hebt bereikt over een subsidiëring van het tekort op 50-50-basis. Wat nu al zichtbaar is geworden bewijst het belang dat dit project heeft voor onze pro vincie in zijn geheel en misschien wat speels gezegd zouden wij willen opmerken dat wij ons optrekken aan de gedachte dat deze financiële regeling misschien als een voorbeeld zou kunnen gelden wanneer straks het Bonifatiuscomplex aan de orde komt. De Voorzitter: Dat laatste punt is vanavond buiten de orde, dus daar hoeven wij niet op in te gaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 16 (bijlage no. 114). De heer Geerts: Ik zou graag even de punten op een rijtje willen zetten die met dit voorstel te maken hebben. Allereerst is er het punt dat een particulier zekere toezeggingen heeft gekregen toen hij indertijd zaken deed met de gemeente en het punt in hoeverre deze particulier er op vertrouwen kan dat de overheid ook bij zijn gedane toezeggingen blijft staan ja of nee. Daar staan dan tegenover de planologische bezwaren die van verschillende kanten naar voren gebracht zijn o.a. door een groep georganiseerde inwoners van SnakkerburenEr zijn in onze opvatting een aantal veronderstelde en een aantal ware bezwaren naar voren gebracht. Onder de veronderstelde bezwaren zou kunnen vallen: 19 Is het echt zo dat de buurtschap aangetast wordt door het stichten van een klein jachthaventje aldaar? De meerderheid van onze fractie zegt: Dit zien wij niet als een overwegend bezwaar. Iets anders is de ontsluiting, het punt dat zo'n jachthaventje verkeersaantrekkend zou zijn. Nog een ander punt is dat er hijsstellingen en hellingbanen bij dit haventje gemaakt zouden kunnen worden. Alles op een rijtje zettende hebben wij de indruk dat wij het eens kunnen zijn met het voorstel, zij het dat wij toch wel zo groot mogelijke garanties zouden willen hebben dat de ontsluitingsbezwaren die inderdaad reëel zijn zo gering mogelijk worden gehouden. Wij zouden ook graag zien dat er toch wel een bepaalde garantie ingebouwd wordt dat de hijsstellingen en de hellingbanen daar niet zullen voorkomen. Ik dacht dat wij achter elk initiatief zouden kunnen staan dat daartoe genomen zou worden. De heer J. de Jong: De heer Geerts heeft al het een en ander gezegd over de planologie van dit geval. Ik ben in beginsel in de Commissie R.O. niet zo erg enthousiast geweest over de ontgronding van dit deel. Aan de andere kant is het zo dat de wijze waarop de dingen nu worden voorgedragen en het feit dat er over en weer over is gesproken maken dat de aanleg van dit jachthaventje toch niet zo bezwaarlijk moet worden geacht als dit aan bepalingen wordt gebonden. T.a.v. de voorwaarden a en b die u stelt op pag. 4 van de raadsbrief wil ik opmerken dat ik toch wel een andere tekst zou willen hebben. Ik zou voorwaarde a willen vervangen door: "het te maken jachthaventje mag uitsluitend wor den ingericht als ligplaats voor maximaal 20 pleziervaartuigen; aan de oostzijde mogen - ook in eigen water - geen steigerwerken worden aangelegd;". Voorwaarde b zou ik willen vervangen door: "in of nabij het jachthaventje mogen permanent noch tijdelijk hijsstellingen, hellingbanen of andere werktuigen of middelen voor de reparatie of verplaatsing van vaartuigen worden aangebracht;". Ik wil deze wijzi gingen nog wel even motiveren. Het is overal in en buiten de provincie waar je dit soort zaken ziet ver rijzen een levendige zaak. Maar dit bedrijf is nu eenmaal aan de overkant gevestigd en wij kennen de bezwaren van de betrokken bewoners; ik dacht dat je daar ook rekening mee zou moeten houden. Wij weten allemaal hoe het gaat met dit soort dingen, je begint met ontgronding, je legt er een 20-tal bootjes neer, je bent 2 jaar verder en het is te klein, men gaat daar zelf knutselen en binnen de kortste keren is het een soort werf. Dat moeten wij, dacht ik, tegen gaan. Het bedrijf is gevestigd aan de over zijde, het heeft te weinig ligruimte en daaraan wordt nu tegemoet gekomen aan deze zijde. Ik stel u voor om in de voorwaarden de door mij genoemde wijzigingen aan te brengen. De heer C. de Jong: Deze zaak is besproken in de Commissie R.O. maar nu wij de raadsbrief voor ons hebben zien wij duidelijk wat de bedoelingen zijn. De heer J. de Jong heeft al gezegd dat het per se niet de bedoeling is om daar hijsstellingen en takelinstallaties aan te brengen, te meer daar er praktisch niet meer ruimte is dan voor de aanleg van 20 bootjes nodig is. Het gaat om een stukje van 60 bij 25 meter; het hangt dan natuurlijk wel af van de grootte van de boten maar normaal gesproken houdt het met ligplaats voor 20 boten wel op. Gezien de voorwaarden die in de raadsbrief staan, even tueel aangevuld met de door de heer J. de Jong genoemde wijzigingen, hebben wij als fractie geen enkel bezwaar tegen deze ontgronding. Wij menen dat door de beperkende bepalingen a t.e.m. d aan de bezwaren van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg voor een groot deel wordt tegemoet gekomen. Wij willen dus graag akkoord gaan met uw preadvies. De hear Singelsma: It is net de gemeente dy't oer de untgrouning bislist sa't de hear De Jong mient, dat is de provinsje fansels. Ik leau, wy hawwe forplichtings tsjinoer dizze mynhear Hofstra yn forban mei de grounruil en diz- ze man soe fêst skeaforgoeding freegje op groun fan artikel 49 as hy yn de ütoefening fan syn birop bi- hindere wurdt. Middels oanlizforgunningen "niet bouwwerken zijnde" hawwe wy dizze saek neffens my foldwaende yn'e macht; artikel 14 jowt der düdlik utslach oer. Ik leau net dat jo sa'n man hielen dal biheine moatte yn de ütoefening fan syn birop. Ik fyn dus net dat der noch mear bipalingen opnom- men wurde moatte as hjir al steane. Ik leau, dit is foldwaende, der binne genóch bitingsten oanwêzich om de saek to biheinen. De heer Van der Wal: Na hetgeen de vorige sprekers hebben gezegd wil ik mij beperken tot de be zwaren die uit Snakkerburen zijn gekomen. Het eerste bezwaar is dat het jachthaventje zich niet ver draagt met het karakter van Snakkerburen; het zou de rehabilitatie kunnen schaden. Hiermee in ver band staat ook nog de eventuele vermindering van het uitzicht. En dan is er nog de verkeersoverlast die het jachthaventje zou veroorzaken. Dat zijn eigenlijk de 2 hoofdbezwaren. Het eerste bezwaar kunnen wij niet helemaal delen. Wij kunnen ons niet voorstellen dat een haventje met 20 bootjes de rehabilitatie van Snakkerburen kan schaden. Dan het punt van de verkeersaantrekkendheid van dit ha ventje. Dat gevaar zien wij wel, m.n. als dat verkeer door een nieuw aan te leggen woonstraatje moet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 10