12 Dan nog iets over het wegbestemmen van de bebouwing waar de heer Van der Wal opnieuw over heeft gesproken met de vraag of niet met een kleiner terrein volstaan kan worden. Ik moet u verwijzen naar het overleg ex artikel 8 van 26 september 1975. Daar refereert de commissie aan een aantal ge sprekken die er geweest zijn. Bij deze gesprekken is duidelijk naar voren gekomen dat de medewerking van de commissie te verwachten is wanneer t.a.v. de bebouwing de maatregelen genomen worden zoals die nu in het bestemmingsplan zijn aangegeven. Ik dacht dat dat t.o.v. de te verwachten vestigingen ook noodzakelijk was, dus niet alleen uit een oogpunt van stedebouwkundige overwegingen maar ook uit een oogpunt van de ruimte die beschikbaar moet zijn om toekomstige vestigingen redelijk en goed te kunnen huisvesten. Wat de economische uitvoerbaarheid betreft is het zo dat op dit moment niet exact te bekijken is wat alle schadeloosstellingen en verplaatsingen met zich mee zullen brengen. Er zijn geen harde toe zeggingen van het rijk maar in het overleg dat gevoerd is is wel naar voren gekomen dat de bereidheid van de instanties om de economische haalbaarheid te verzekeren aanwezig is. Dat heb ik straks ook proberen te illustreren. Wij hebben al voor een paar gevallen duidelijk de medewerking van het rijk gehad om bepaalde mogelijkheden te krijgen. In dit geval verwachten wij die mogelijkheden ook te zullen krijgen. Een verder hard maken van dit gegeven kan ik in dit stadium niet; het rijk gaat n.l pas met ons praten als het bestemmingsplan is vastgesteld. Dat is precies zo gebeurd met de Lijempf, daar moest eerst het bestemmingsplan worden vastgesteld voordat het rijk harde toezeggingen wilde doen. Zij werken niet in de omgekeerde volgorde van eerst toezeggingen doen en dan een bestemmings plan. Het rijk verwacht van ons de vaststelling van het bestemmingsplan en na de vaststelling kan er gepraat worden over de economische en financiële gevolgen die dat voor dat gebied heeft. Wij zullen dus zo snel mogelijk bij de minister aan de bel trekken om de realisering van dit gebied mogelijk te maken. Dat betekent tevens dat wij ook door dat zo snel mogelijk te doen de bedrijven niet langer in onzekerheid laten dan ook maar enigszins noodzakelijk is. Men zal er echter begrip voor moeten heb ben dat de problemen niet altijd binnen een termijn van weken op te lossen zijn, maar dat er soms een langere tijd mee heen gaat en dat het dus soms maanden zal vergen. Het is zeker niet de bedoeling om een termijn van jaren te noemen. Wij kunnen nog wel verder discussiëren maar ik geloof niet dat dat nog nieuwe gezichtspunten op zou kunnen leveren. Daarom dacht ik dat ik het hier maar bij zou moeten laten. De Voorzitter: Wij gaan met exacte voorstellen binnen het kader van het bestemmingsplan naar Den Haag. Dat hebben wij ook in andere gevallen gedaan. Ik breng nu de voorstellen in stemming. Na de pauze krijgt u nog de informatie die de heer Sin- gelsma gevraagd heeft. Dat voorbehoud wordt nog even gemaakt t.a.v. het bestemmingsplan Camstra- buren-noord. Ik breng allereerst het bestemmingsplan Camstraburen-noord (bijlage no. 110) in stemming. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van het door de voorzitter genoemde voorbehoud. De Voorzitter: Dan breng ik nu het bestemmingsplan Camstraburen-zuid (bijlage no. Ill) in stemming. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 11 (bijlage no. 125). De heer Buising: Het is vrij onverwacht dat ik er toe genoodzaakt ben over deze raadsbrief het woord te vragen, ik ben ook niet van plan het lang te doen. Ik kan u namens mijn fractie meedelen dat wij het in het algemeen eens zijn met de inhoud van de raadsbrief en dat wij het ook eens zijn met de argumenten die u aanvoert om op een vlotte termijn met de verbouwing en uitbreiding van de panden hier schuin tegenover te beginnen. Wij zijn het ook wel eens met, zoals dat wordt genoemd, de procedure inzake de kredietverlening waarover de Stadhuiscommissie het ook eens is. Wij hebben wel bezwaar tegen de zinsnede ongeveer in het midden van blz. 1 dat de gevel van de nieuwbouw aan de Sint Anthonystraat naar uw oordeel zou passen in dat deel van de binnenstad; dat zijn wij tot onze spijt niet met u eens. Ik zou graag willen dat u aan de raad nu de toezegging zou kunnen doen dat dit betreffende punt, de gevel in de Sint Anthonystraat, nog eens opnieuw onderwerp van gesprek zal worden in de Stadhuiscommissie. De heer Van der Wal: Ik kan mij wel aansluiten bij wat de heer Buising heeft gezegd, m.n. bij de opmerking die hij gemaakt heeft over die gevel. Wij kunnen het ook niet eens zijn met de zinsnede 13 dat die gevel past in dat deel van de binnenstad. Ik wil graag het verzoek ondersteunen om de uitwer king van die gevel nog eens in de commissie ter sprake te brengen. Dan de financiering. Wij lopen dus vooruit op een bedrag van 130.000,dat wij nog moeten zien te dekken in het beleidsplan 1976-1980. Wij hopen dat dat lukt, maar het gaat natuurlijk wel ten koste van andere dingen. Wij kunnen de zaken pas tegen elkaar afwegen als wij de herziening hier integraal aan de orde krijgen. Nu nemen wij eigenlijk al de beslissing om vast een voorschotje van 130.000,te nemen. Ik zie eerlijk gezegd ook geen andere mogelijkheid. Nog wel een punt is misschien de verkoop van het pand waar V.O.W. nu in gehuisvest is. Dat zal vrij komen en ik neem aan dat wij het gaan verkopen. Het zal toch zeker wel tussen li ton en 2 ton opleveren, iets in die geest zal het wel zijn. (De heer Heidinga: Een half miljoen.) U bent optimistischer dan ik. Dat zal toch ook nog wel in de financiële opzet meegenomen kunnen worden, lijkt mij. Maar dat hoor ik nog wel. De heer Rijpma (weth.): De hoofdopmerking van de heer Buising betreft de gevel van de nieuw bouw aan de Sint Anthonystraat. Ik weet dat de architect nog steeds met de oplossing aan het worste len is. In hoeverre er duidelijk andere versies van dit geval gegeven kunnen worden kan ik op dit mo ment ook niet zeggen. Het overleg in de commissie wordt voortgezet en uiteraard zal ook over deze gevel gesproken worden. Deze commissie is echter niet de meest deskundige en meest representatieve commissie om te zeggen: Dat is wel een mooie gevel en dat is geen mooie gevel. De benadering van elk individueel lid van de commissie is een andere en het is dus de vraag aan welke visie het ontwerp gerelateerd zou moeten worden. Ik moet er wel bij zeggen dat wij op dit moment met het project voort moeten gaan willen wij op een redelijke termijn tot zaken kunnen komen. Over de gevel kan nog gesproken worden, maar, nogmaals, het is een heel zwak kader om dat af te wegen. Ik dacht dat ook het welstandstoezicht dat hiervoor ingesteld is op zijn wijze met dit object mee zal moeten spelen. Een toezegging dat in overeenstemming met de commissie een gevel ontwikkeld zal wórden kan ik niet doen, want ik weet dat ook in die commissie de meningen over de gevel duidelijk verschillen. De Voorzitter: Maar uit uw woorden mag geconcludeerd worden dat het in ieder geval nog wel in de commissie ter sprake zal komen? (De heer Rijpma (weth.): Ja, maar ik wil er voor waarschuwen dat er dan uit die commissie waarschijnlijk geen eensluidend advies komt.) Het komt dus wel ter sprake, maar dan onder het voorbehoud zoals de wethouder dat heeft genoemd. Ook moet er een advies van de Welstandsadviescommissie komen; dat is duidelijk. Daar kan men meer of minder vertrouwen in hebben, maar dat advies komt er. Op de vragen naar de financiële kant van de zaak heeft de heer Van der Wal zelf al het antwoord gegeven; daar hoeven wij dus niet verder op in te gaan. (De heer Van der Wal: Maar ik zou nog wel wat willen horen over de verkoop van het pand waarin V.O.W. nu zit.) Daar krijgen wij natuurlijk geld voor. Ik kan u echter zeggen dat er nog meer dingen gerealiseerd moeten worden. Als voorbeeld wat wij nog niet hebben opgenomen in deze plannen noem ik een politiepost. Er zal aan die school het een en ander moeten gebeuren voordat de politiepost er in kan en dat kost ook geld. Dat wordt een volgend voorstel aan de raad. Dat kan dan gedekt worden uit de opbrengst van dat pand. (De heer Ten Brug (wetn.): Dat lijkt mij wel wat een te vlugge conclusie.) (Gelach) Onder meer dan. Maar het wordt ingecalculeerd. Ik zou de heer Van der Wal willen aanraden dit aan te houden tot de volgende vergadering want dan komt een aanpassing van het beleidsplan aan de orde. De heer Van der Wal: Ik wil toch nog wel even de gelegenheid hebben in tweede instantie te rea geren. Het gaat hier om gemeentekantoren en de gemeenteraad is de opdrachtgever voor de verbouw. Ik dacht dat in eerste instantie de opdrachtgever te beslissen heeft wat hij wil bouwen. Dat is de ge meenteraad en die heeft een Stadhuiscommissie. Ik dacht dat dan die commissie(De Voorzit ter: Nee, het is een adviescommissie van b. en w.; u moet het zuiver stellen.) O.k., maar de bouw plannen komen uiteindelijk terug bij de raad en de raad geeft de opdracht. (De Voorzitter: Nee, ze komen in b. en w.) (De heer Rijpma (weth.): De bouwplannen komen niet terug in de raad.) Blijft het feit dat ik wel vind dat de commissie competent is om advies te geven over de eventuele gevelwand. Ik zie niet (De Voorzitter: De wethouder heeft toch gezegd dat het in de commissie besproken zal worden.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder m.b.t. de bespreking van de gevel aan de Sint Anthonystraat in de Stadhuis commissie

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 7