14 Punt 12 (bijlage no. 121 De Voorzitter: Dit voorstel betreft nog een kleine aanvulling op de wat grotere wijziging die wij een tijdje geleden in de raad hebben besproken. Mevr. Brandenburg— Sjoerdsma: Het gaat over de hoogte van gebouwen. Ik heb de vorige keer ter sprake gebracht de hoogte die nu in de Bouwverordening 15 meter is te stellen op 12 meter. In dit raadsvoorstel wordt voorgesteld dat niet te doen. In het verslag van de Commissie Openbare Werken staat dat er in de voltallige commissie - er waren n.l. 3 van de 7 leden afwezig - nog eens op terug gekomen zal worden en dat wij dan altijd nog kunnen zien wat wij doen. Ik zou van die gelegenheid in de commissie graag gebruik willen maken. De heer Rijpma (weth.): Ik dacht dat dit een constatering was die ook in de Commissie Openbare Werken al gedaan is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 13 (bijlage no. 115). Mevr. Visscher—Bouwer: Wij staan positief tegenover het initiatief voortgekomen uit het Oude Stadswijkenoverleg tot de oprichting van een Stadsvernieuwingscorporatie voor de gemeente Leeuwar den. Naast de woningbouwcorporaties en het Gemeentelijk Woningbedrijf zal de Stadsvernieuwings corporatie een goed instrument kunnen zijn bij de stadsvernieuwing op het terrein van het particuliere woningbezit. Gebleken is toch dat spontaan herstel van particuliere woningen niet op grote schaal tot stand komt ondanks de subsidieregelingen en de uitgebreide aandacht die de stadsvernieuwing in de media heeft gehad. Ook in de Transvaalwijk is gebleken dat het verbrokkeld particuliere woningbezit bij de stadsvernieuwing een groot struikelblok is. Daar deze corporatie is voortgekomen uit de wijk- organisaties lijkt ons dit een waarborg voor de gewenste vertrouwensrelatie tussen de bewoner/eigenaar en de stichting. De eigenaar/bewoner zal behoefte hebben aan een technische en financiële voorlich ting en begeleiding bij het vernieuwen van zijn woning waarbij ook het te verwachten herstel van de omgeving van zijn woning een grote rol speelt. Juist daarom is het belangrijk dat de corporatie voort komt uit de bevolking en door hen zelf bestuurd wordt. Immers, nu kunnen de bewoners elkaar motive ren tot deelname aan de vernieuwbouwactiviteiten. In de geschriften rond de in voorbereiding zijnde Wet op de Stadsvernieuwing komt de stadsvernieuwingscorporatie voor als idee en wordt ook daar ge zien als een stedelijk uitvoeringsinstrument t.b.v. de stadsvernieuwing voor het verbrokkeld woningbe zit. Wij zijn dan ook optimistisch over de beslissing die de minister ter zake zal nemen. Eventueel zijn ook wij akkoord met het aanspreken van het Fonds Stadsvernieuwing. Dan heb ik nog een opmerking over het besluit; er staat, dacht ik, een foutje in. In het besluit wordt onder III gesproken over de dekking van de onder II en III genoemde kredieten. Dat moet vol gens mij "de onder I en II genoemde kredieten" zijn. De Voorzitter: U hebt gelijk, die wijziging zullen wij aanbrengen. De heer De Leeuw: Wij zijn het eens met het voorstel vanuit de noodzaak van het weer op gang brengén van de particuliere rehabilitatiebouw om aldus een bijdrage te kunnen leveren aan de stads vernieuwing. Wij hopen dat het deze Stadsvernieuwingscorporatie zal zijn die voor de noodzakelijke stimulering, advisering en begeleiding het bij uitstek geschikte instrument zal blijken te zijn. Wij zul len die activiteit met grote belangstelling en even grote kritische zin volgen. Wij zijn het eens met de beperking dat deze corporatie zelf de woningen niet in exploitatie zal nemen en mijn fractie hecht er aan dat wij ons realiseren dat wij praten over een periode van 1 jaar en dat wij - de corporatie ook - ons eveneens goed moeten realiseren dat, als de minister geen bijdrage zou verlenen, wij de volgende keer niet gemakkelijk nee zullen kunnen zeggen, maar dat dat misschien wel noodzakelijk zal zijn omdat het Fonds Stadsvernieuwing niet uitsluitend hier voor is bestemd. Wij willen deze ontwikkeling echter met belangstelling afwachten. De heer J. de Jong: Ik kan mij wel aansluiten bij de vorige sprekers, maar ik heb nog een vraag. Er staat even voorbij het midden op de eerste pagina van de raadsbrief: "In het bestuur van de Stads vernieuwingscorporatie zullen zitting hebben leden van het Oude Stadswijkenoverleg, leden van de plaatselijke woningcorporaties, leden van de wijkverenigingen in gebieden waar de stadsvernieuwing in uitvoering is of waar de uitvoering pas is voltooid." Ik zou graag op willen merken dat mij ter ore is gekomen - ik weet niet of het helemaal waar is - dat de plaatselijke woningcorporaties geen deel zul len uitmaken van het stichtingsbestuur. Als dat zo is dan zou deze zin gewijzigd moeten worden. De heer Van der Wal: Ik kan mij wel aansluiten bij de vorige sprekers, m.n. bij mevr. Visscher. Ik wil nog wel mijn voldoening uitspreken over het feit dat het mogelijk is gebleken nog zo tijdig met dit voorstel in de raad te komen. Wij zijn erg benieuwd hoe de stadsvernieuwing gediend zal zijn met deze Stadsvernieuwingscorporatie. Zoals u weet hebben wij nogal wat twijfel gehad over de uitvoering van de stadsvernieuwing. Ik hoop dat hiermee een stap in de goede richting wordt genomen. De heer Heidinga: Ik ben een paar dagen griepig geweest en zodoende kon ik niet de fractieverga dering bijwonen. Nu is het helemaal niet mijn bedoeling om mijn eigen fractievoorzitter af te vallen; dat doe ik nooit. Ik zou echter toch nog wel even een paar opmerkingen willen maken. Ik vraag mij n.l. af of wij er verstandig aan doen om dit nu te doen. Het is zo dat onze eigen projectgroepen aardig van de grond komen, dat ze goed beginnen te werken en dat juist daardoor eigenlijk een behoorlijk begin wordt gemaakt met de stadsvernieuwing; daar hebben de projectgroepen een grote taak in en die doen daar heel veel goed aan. Ik heb destijds - ik weet niet of dat voor uw tijd was, mijnheer de v'oorzitter, maar ik geloof het niet - een plannetje gemaakt van de hele binnenstad. Ik heb daarbij de binnenstad in stukken verdeeld op een kaart. Toen heb ik daarbij aangevoerd dat, als wij die binnen stad goed aan willen pakken, wij hem moeten behandelen volgens het recept van Willem de Zwijger; die zei n.l.: Als je allemaal alleen optreedt tegen de vijand dan vermorzelt hij je, maar als je het ge zamenlijk doet vermorzelt hij je niet; je kunt een hele takkebos niet over de knie breken, maar tak voor tak wel. Kijk, en wij willen tak voor tak breken en daarom zei ik toen dat wij het bij kleine stukken moeten doen. Ik heb het gevoel dat wij nu juist weer de verkeerde kant uitgaan, dat wij, als wij dit overkoepelend orgaan gaan subsidiëren, weer in de grote massa terecht komen' terwijl wij juist zo mooi op gang beginnen te komen met de projectgroepen, hier een stukje, daar een stukje, dat kun nen wij overzien, er valt met de mensen te praten, het blijft een overleg van man tot man. Ik weet echt niet of dit goed is, ik heb echt mijn twijfels of wij op de goede weg zijn. Een tweede punt is: Kunnen wij niet veel beter wachten? Er is nu toch een subsidie-aanvraag de wereld In waarvan wij niet weten of die gehonoreerd wordt. Wij kunnen toch veel beter wachten tot die subsidie-aanvraag werkelijk gehonoreerd is en stel de zaak dan in werking. Want als wij het nu doen en wij gooien die 130.000,er tegen aan uit onze eigen middelen dan komen wij, dacht ik, onherroepelijk voor het feit te staan dat wij het niet kunnen handhaven. En dan hebben wij die zaak in gang gezet, dan heeft die stichting mensen aangenomen die in het werk zitten en dan moet de gemeenteraad zeggen: Het spijt ons wel jongens, maar nu hebben wij geen centen meer. Als ons dat zou overkomen dan is dat een niet verantwoord beleid. (De heer Van der Wal: Dan hebben wij dan onze projectgroepen nog.) Ik vraag mij af of het toch niet beter zou zijn dit niet te doen. De heer Bouma: Het spijt mij, maar ik heb het idee dat de vorige spreker, de heer Heidinga, geen flauwe notie heeft van wat deze Stadsvernieuwingscorporatie wil. (De heer Ten Brug (weth.): Hoor je het ook eens van een andere kant.) (Gelach) Nu is dat niet zo verwonderlijk want hij(De heer Heidinga: Hij zit ook niet in het C.O.L.) heeft in het verleden ook wel eens een verhaal gehouden over opbouwwerk dat nergens op sloeg; ik kan mij dit dus voorstellen. Het gaat hier ook om een ver nieuwingsproces en misschien dat hij dat niet meer bij kan benen. Wat is, heel simpel gezegd, de be doeling? Wij hebben natuurlijk projectgroepen maar die hebben hun eigen taak; die hebben een taak t.a.v. de totale wijk m.b.t. alle problemen die zich voordoen. (De heer Heidinga: U had het toch over de bedoeling? De bedoeling is 130.000,van de gemeenschap los te peuteren.) U zal moeten af wegen of het u dat waard is. Als dit het u niet waard is moet u tegen stemmen. (De Voorzitter: Dat is een waarheid als een koe.) Ik wil mijn verhaal graag even afmaken. Wij hebben in de Transvaalwi jk gezien dat er naast de projectgroep best plaats is voor een stuk initiatief van de bewoners zelf; dat is ook gebeurd in de vorm van een bureau waar technici en mensen van andere disciplines zaten die de bewoners/eigenaars van particuliere woningen hebben bijgestaan, geadviseerd en weet ik wat al niet meer. Nu gaat datzelfde proces zich ook in andere wijken voortzetten, maar in andere wijken moeten dan ook weer van die bureautjes worden gesticht. Nu is het o.a. de bedoeling van de Stadsvernieu wingscorporatie dit te coördineren. Er staat ook in de raadsbrief: "Haar taak moet zijn het stimuleren, adviseren en begeleiden van particuliere woningverbeteringen." Dat doet een projectgroep niet en ik dacht juist dat hier een heel goede taak lag voor deze instelling. Nogmaals, ik heb het idee dat de heer Heidinga geen notie heeft wat de bedoeling is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1976 | | pagina 8